nieuw boek
In het volgende boek vind je 11 voorbeelden uit mijn eigen praktijk uitgebreid beschreven:
NU OOK ALS E-BOOK: mijn boek 'Zorgenkinderen: Omgaan met opvoedingsproblemen" (Amsterdam: Ambo): LINK
Het is een vreemde zaak dat de invloed van de ouders in het ontstaan van probleemgedrag van hun kinderen sterk wordt benadrukt, terwijl de invloed van de hulpverlener vaak vergeten wordt. Hardvochtig en inconsistent disciplineren, gebrek aan toezicht of beperkte persoonlijke betrokkenheid komen vaak voor bij ouders van probleemkinderen. Maar ook de hulpverlener kan hardvochtig en inconsistent zijn. Als hij slechts één keer per veertien dag langskomt, kunnen we niet spreken van voldoende toezicht en is hij zo betrokken bij zijn cliënten dat hij zijn vrije tijd voor hen desnoods wil opofferen?
Neem nu eens de jongeren die van de ene naar de andere hulpverlener worden doorgeschoven. In mijn praktijk gaat het dan bijvoorbeeld over allochtone, recidiverende delinquenten die nog nauwelijks naar school gaan, meestal terecht zijn gekomen in het buitengewoon onderwijs, veel overlast veroorzaken, het liefst in groep opereren en laffe overvallen op bejaarden niet schuwen. Die jongeren zitten vol haat. Ze haten de hele wereld. Dat zou wel eens het gevolg kunnen zijn van hoe leerkrachten, hulpverleners en andere volwassenen in hun omgeving met deze jongeren omgaan.
Het gaat hier niet om de discussie tussen repressie of een softe aanpak. Wie de wet overtreedt, moet gestraft worden. Probleem is echter dat de straf de status van deze jongeren binnen hun groep vergroot. Ze komen als helden uit de jeugdgevangenis terug. Bovendien: als je delinquente jongeren gedurende een jaar samenbrengt in een gesloten instelling, dan is de (negatieve) invloed van deze jongeren op elkaar natuurlijk veel groter dan wat de beste therapeut kan bereiken. Dit wordt keihard bevestigd door het wetenschappelijk onderzoek: 90% van de jongeren die in de gevangenis werden geplaatst recidiveert binnen de vijf jaar.
Zo lang ze in detentie verblijven kunnen zij geen misdrijven plegen. Dat is mooi meegenomen, maar er moet meer gebeuren om recidive te voorkomen. Hoe kunnen we hun haat doen afnemen en hoe kan hun toekomstperspectief verbeterd worden? Om dit te bereiken pleit ik voor het volgende algemene principe dat in de hulpverlening in het algemeen toegepast kan worden:
DE BEHANDELING MOET EEN SUCCESVOLLE ERVARING ZIJN, WAARIN DE JONGERE WORDT AANGESPROKEN OP ZIJN TALENTEN EN WAARBIJ MENSEN UIT ZIJN EIGEN OMGEVING WORDEN GEMOBILISEERD EN ONDERSTEUND OM WELWILLEND ZORG TE DRAGEN VOOR DE JONGERE.
Die allochtonen waarover ik hierboven had, zijn niet dommer dan andere kinderen. Het is de school die voor hen niet geschikt is. Ze worden niet aangesproken op hun talenten. Daar begint dus alle ellende. Wil je als hulpverlener hier iets aan doen, dan zal je er zorg voor moeten dragen dat deze jongeren in hun buurt, op school, bij een werkgever of in een sportclub op een of andere manier waardering kunnen krijgen, zodat bij hen het gevoel ontstaat dat de mensen om hen geven. Hoe dit kan lees je in mijn laatste boek 'Jeugdzorg en reclassering'. Werk je met mindere moeilijke cliënten, dan kan ik verwijzen naar de adviezen in mijn boek: 'Gezinsproblemen oplossen' (praktische adviezen bij gedragsproblemen van kinderen tussen 4 en 18 jaar oud)
'Jeugdzorg en reclassering' wordt gebruikt als handleiding tijdens de trainingen voor hulpverleners in de jeugdzorg (meer informatie). In deze trainingen begin ik steeds met een aantal basisvoorwaarden waarmee hulpverleners rekening moeten houden. Het gaat om de BASISHOUDING van de hulpverlener, de principes van een EFFECTIEVE HULPVERLENING en de ORGANISATORISCHE VOORWAARDEN om effectief te kunnen werken.
BASISHOUDING: Uit mijn eigen onderzoek blijkt dat een van de belangrijkste factoren voor goede resultaten op de lange termijn te maken heeft met de basishouding van de hulpverlener die vanaf het eerste contact tot uiting moet komen:
- een relatie van gelijkwaardige samenwerking waarbij de hulpverlener vooral kan luisteren om samen doelen vast te stellen en methoden te bedenken om die doelen te bereiken;
- niet beschuldigend, maar constructief: de sterke kanten en talenten van de ander op de voorgrond plaatsen;
- gericht op succesvolle ervaringen, door haalbare doelen die in kleine stapjes worden nagestreefd en op een heel concreet niveau. De hulpverlening moet voor de cliënt een succesvolle ervaring zijn en niet de zoveelste mislukking of teleurstelling;
- de jongere en zijn ouders laten aanvoelen dat je om hen geeft, dat je je onvoorwaardelijk voor hen wil inzetten, dat je hen ondersteunt en aanmoedigt.
Maar je moet je ook opstellen als de expert: die weet hoe gedrag kan veranderen, hoe de attitude van de jongere beïnvloed kan worden en die vooral beseft dat duurzame veranderingen slechts tot stand komen als de omgeving van de jongere meewerkt: dit wil zeggen dat vanaf het begin van de behandeling volwassenen uit de eigen omgeving van de jongere erbij betrokken moeten worden en zij moeten leren zich even constructief en positief op te stellen als de hulpverlener.
Je moet je dus als hulpverlener weten “overbodig” te maken. Dit kan op twee manieren:
1. de jongere leert zelf hoe zijn gedrag verbeterd kan worden;
2. volwassenen in zijn omgeving nemen de ondersteunende rol van de hulpverlener over.
Vandaar dat coöperatie het sleutelwoord is bij succesvolle behandelingen. Dit betekent ook dat de hulpverlener heel open is over zijn strategieën, veel uitleg geeft, zo concreet mogelijk de doelen definieert, heel concreet aanwijst hoe die doelen bereikt kunnen worden en vooral heel duidelijke afspraken kan maken die ook gecontroleerd kunnen worden.
PRINCIPES VAN EFFECTIEVE HULPVERLENING:
Onderzoek over honderden projecten in binnen- en buitenland levert een duidelijk beeld op van wat bij de groep van jonge, recidiverende en gewelddadige delinquenten effectieve programma’s zijn. De volgende kenmerken worden het meest genoemd:
1, tijdig, in een vroeg stadium verstrekt;
2. multicomponent, multitargeted (veel methoden tegelijkertijd toepassen en je richten op meerdere doelen). Het is naïef om te veronderstellen dat door aan één vermeende oorzaak te werken, het gedrag van de cliënt kan veranderen. Gedrag wordt meestal door een veelheid van factoren bepaald;
3. voldoende intensief;
4. probleemoplossend, doelgericht. Als je geen duidelijk doel hebt, dan weet je ook niet welke stappen moeten worden ondernomen om het probleem op te lossen. Formuleer het doel vooral positief;
5, gericht op het gezin, ontwikkeling van ondersteuning;
6. gestructureerd, planmatig, met gebruik van consistente methoden;
7. brengt mensen samen, met alle relevante systemen wordt samengewerkt;
8. gericht op de ecologie van het probleem en op de oplossing ervan. Het probleem wordt het best opgelost in de omgeving waar het is ontstaan (vooral als je de medewerking bevordert van de mensen met wie de cliënt een band heeft);
9. door goed getrainde hulpverleners met sterke casus supervisie en passende caseloads;
10. regelmatige discussies over de casus, vaardigheden verder ontwikkelen, arbeidsvreugde onder de medewerkers;
11. intensiteit van de hulpverlening afhankelijk stellen van de behoeften van de casus en niet van de noden en mogelijkheden van de organisatie (noodzaak van een flexibele organisatie).
We weten dus eigenlijk wat werkt bij zeer problematische jongeren, maar deze principes toepassen is een ander verhaal. Recent Amerikaans onderzoek heeft aangetoond dat slechts in vijf procent (!) van de instellingen voor jeugdzorg evidence-based, dat is volgens wat wetenschappelijk als effectief is aangetoond, wordt gewerkt. Hoe dat komt heeft alles te maken met de organisatorische voorwaarden (zie volgende paragraaf).
Het zou onrechtvaardig zijn de werkers in de jeugdzorg de schuld te geven van het falen van de behandeling. Zij kunnen simpelweg niet de hulp verstrekken die minimaal nodig is:
- een ernstig gedragsgestoord kind kan slechts geholpen worden als gedurende gemiddeld acht maanden het gezin twee à drie keer per week wordt bezocht, de ouders nieuwe opvoedingsvaardigheden worden aangeleerd, afspraken worden gemaakt met de leerkracht, het kind zelf geleerd wordt met zijn impulsiviteit om te gaan, etc...
- plaatsing in de jeugdgevangenis heeft geen enkele zin als niet vanaf het begin van de detentie de ouders bij de behandeling worden betrokken en als daarna geen intensieve nazorg volgt.
Ik pleit er daarom voor om de jeugdzorg te reserveren voor kinderen en adolescenten die intensieve hulp behoeven. Het enige wat ik zou kunnen verwijten aan de jeugdhulpverleners is dat ze het liefst of vooral werken met kinderen bij wie de problemen ook vanzelf zouden overgaan.
ORGANISATORISCHE VOORWAARDEN:
Op grond van 40 jaar ervaring in de jeugdbescherming en in het onderwijs moet ik helaas concluderen dat de organisaties en de systemen die aan de werkers worden opgedrongen, hen belemmeren om zich enthousiast en geëngageerd in te zetten. De ambtenaren en de vakbonden hebben het werkklimaat totaal verziekt. Europa raakt hopeloos achterop door een krankzinnige bureaucratie en door de onmogelijkheid een intelligent personeelsbeleid te voeren (ik word dit jaar 70 en ik ga door met werken om de strijd tegen deze onzin te blijven voeren).
Het probleem van de jeugdzorg is dat diegenen die het hoogst zijn opgeleid en van wie verwacht mag worden dat zij zich tijdens hun opleiding klinische vaardigheden grondig hebben kunnen eigen maken (wat zelden het geval is. Ik ben 21 jaar hoogleraar orthopedagogiek geweest en kon er maar niet in slagen een echte klinische opleiding op te zetten in een universiteit waar voor elke docent er drie ambtenaren zijn...), meestal zelf geen rechtstreeks contact hebben met de jongeren en hun gezinnen. Zij 'managen", geven supervisie en vergaderen veel. Het voetvolk, dat zijn de maatschappelijk werkers en andere welzijnswerkers, doet het echte werk, maar zij hebben een te hoge caseload om die intensieve hulp te geven die deze gezinnen nodig hebben en zij hebben tijdens hun opleiding ook niet die dingen geleerd die tot duurzame gedragsveranderingen leiden.
Deze problematiek kan worden opgelost door alle vergadercircuits simpelweg af te schaffen en met zijn allen samen te werken: orthopedagogen, klinisch psychologen, maatschappelijke werkers en welzijnswerkers verdelen onder elkaar de aangemelde gezinnen en ze werken het liefst in koppels van universitair geschoold en niet-universitair geschoold. Alle behandelingen worden goed gerapporteerd en met elkaar besproken. Op die manier leren we van elkaar. De behandelingen worden ook geëvalueerd, zodat we leren wat werkt en wat niet werkt. Door de evaluaties kritisch te bespreken worden we verplicht steeds te zoeken naar wat werkt bij deze specifieke cliënt. In een organisatie die op deze manier werkt, worden de werkers voortdurend bijgeschoold en door het wetenschappelijk proces- en evaluatie-onderzoek worden effectieve behandelingsmethoden ter plekke ontwikkeld (dus haal het niet uit Amerika, maar wees trots op jezelf).
Bij aanmelding van nieuwe cliënten doen we niet moeilijk: iedereen is welkom en we zien wel wat we voor hen kunnen betekenen. Wachtlijsten zijn uit den boze, want als ouders een kind aanmelden hebben ze meestal al veel te lang gewacht en hebben ze een moeilijke drempel moeten overschrijden. We maken desnoods, tegen de CAO's in, extra lange werkdagen om iedereen te helpen die in nood zit.
Hulpverlening is geen kantoorwerk. Je moet je volledig inzetten voor de cliënt. Hij moet het gevoel hebben dat je echt om hem geeft. De organisatie kan niemand verplichten meer te werken dan vereist, of om de vrije tijd op te offeren. Maar als je vind dat dit nodig is voor het gezin, dan moet je daar de vrijheid voor hebben. Als er een periode komt, waar het wat rustiger is, dan neem je vrij zonder vakantiedagen op te moeten nemen (als directeur van een instelling voerde ik dit beleid en dat werd heel erg geapprecieerd).
JUIST AFBAKENING VAN DE DOELGROEP: in deze tekst wordt het belang uiteengezet van een precieze definiëring van de doelgroep, want wat werkt voor de ene groep is misschien niet geschikt voor anderen.
WAT WEERHOUDT JONGEREN VAN PROBLEEMGEDRAG EN VAN CRIMINALITEIT?: veel oorzaken van probleemgedrag kunnen we niet terugdraaien of zijn niet te veranderen. We kunnen echter ook kijken naar factoren die jongeren ervan weerhouden.