de doelgroep precies afbakenen

Een medicijn dat goed is voor iemand met borstkanker, is daarom niet geschikt voor een diabetes-patiënt. Hetzelfde geldt in de geestelijke gezondheidszorg: behandelingsmethoden die hun waarde hebben bewezen bij bijvoorbeeld drukke kinderen, zijn daarom niet per se geschikt voor kinderen die delicten plegen of voor kinderen die van huis weglopen.

Vooraleer we het hebben over waardevolle of effectieve interventieprogramma’s moeten we precies afbakenen over welke groep jongeren we het hebben. Daarna kunnen we vaststellen welke interventie voor deze groep geschikt is.

Bij deze training gaat het om chronische jeugdige delinquenten en jongeren die geweldsdelicten plegen. Het gaat om een kleine groep. Hooguit 0,5 procent van de minderjarigen pleegt geweldsdelicten. Slechts 5 procent van de gearresteerde jongeren is recidivist, maar die kleine groep is wel verantwoordelijk voor meer dan 60 procent van de misdrijven. Wil je de criminaliteit in een wijk en het onveiligheidsgevoel van de burgers verminderen, dan is de aanpak van deze beperkte groepen zeer effectief.

De jongeren die tot deze groepen behoren hebben meestal al veel meegemaakt. Kinderen die werden mishandeld, misbruikt of verwaarloosd lopen 25 procent meer kans op crimineel gedrag (noteer dat er een forse stijging wordt gemeld van het aantal kindermishandelingen). Groeien de kinderen op in een omgeving met veel risicofactoren, dan is er 5 tot 20 keer meer kans om later zware, gewelddadige criminelen te worden. Een kind bijvoorbeeld dat tijdens de geboorte een neurologisch trauma heeft opgelopen, een moeilijk temperament heeft en opgroeit bij een alleenstaande jonge moeder die depressief is en drugsverslaafd, heeft een grote kans crimineel te worden.

We moeten dus oog hebben voor de risicofactoren. Bekende risicofactoren zijn:

behoren tot de lagere sociale klasse, al op jonge leeftijd eerste delicten gepleegd, gebrekkige opvoedingsvaardigheden ouders, lage opleiding moeder, mishandeling en verwaarlozing, geplaatst in het speciaal onderwijs, een voorgeschiedenis van gedragsproblemen

Betekent dit nu dat we de interventies moeten richten op de risicofactoren? Sommige risicofactoren zoals de lage sociale klasse en het opleidingsniveau van de moeder zijn niet te veranderen. Andere vereisen gezinsinterventies in een zeer vroeg stadium. Daarom is preventie zeer belangrijk, maar bij jongeren die al delinquent zijn moeten we ook kijken naar factoren die hen kunnen weerhouden van crimineel gedrag. De meeste kinderen die in een omgeving wonen met veel risico’s, die bijvoorbeeld opgroeien in een achterstandswijk met veel criminaliteit, plegen geen delicten. Zij hebben bepaalde eigenschappen die hen weerhouden crimineel te worden. Die positieve eigenschappen zijn de volgende:

- externe invloeden: positieve ervaringen met personen en instellingen, zoals positieve relaties met volwassenen, ondersteuning binnen het gezin, zorgzaam optreden vanuit de school en de buurt.

- interne invloeden: integriteit, eerlijkheid, kunnen plannen en beslissingen nemen, zijn huiswerk maken.

Een en ander vinden we terug in de omschrijving van de doelgroep van een project waar de training zal starten:

 De doelgroep  bestaat uit jongeren van 15 tot 23 jaar met complexe, meervoudige problematiek en een grote afstand tot de reguliere hulpverlening. Het overgrote deel van de jongeren heeft geen dagbesteding (school of werk) en heeft schulden. Veel jongeren zijn bovendien bekend bij de politie omdat ze overlast veroorzaken of delicten plegen, maar hebben geen maatregel voor jeugdreclassering opgelegd gekregen (bijvoorbeeld wegens gebrek aan bewijs). Bij de jongeren die wél een reclasseringsmaatregel hebben, blijkt deze maatregel niet of nauwelijks effect te hebben op het gedrag van de jongere. Ons project wordt dan ingezet om een veel intensievere aanpak te kunnen garanderen.  

De jongeren zijn afkomstig uit problematische gezinssituaties en hebben vaak geen (geschikte) plek om te wonen. Ze hebben moeite met het aangaan van relaties en de communicatie met volwassenen. Daarnaast is er bij een groot deel van de jongeren sprake van psychosociale of psychiatrische problematiek. Het gaat dan bijvoorbeeld om gedragsproblemen, ervaren trauma’s, verwaarlozing en mishandeling, eetstoornissen en angststoornissen, hardnekkige verslaving aan softdrugs etc. 


Zowel een jongen met gedragsproblemen die thuis niet meer hanteerbaar is, een jonge tienermoeder zonder inkomen en huisvesting, als een notoire schoolverzuimer kunnen bij ons terecht komen. Kenmerkend voor al deze jongeren is dat ze het vertrouwen in de buitenwereld zijn verloren en een grote weerstand vertonen tegen de hulpverlening”.


HOE WORD IK EEN GOED HULPVERLENER?

WAT WEERHOUDT JONGEREN VAN PROBLEEMGEDRAG EN CRIMINALITEIT

HOME