De gerespecteerde  leerkracht

Uittreksel: hoofdstuk 9 "De gerespecteerde leerkracht: Probleemgedrag professioneel aanpakken" (2014, 2de oplage). ISBN 9789082021301. 17,90 euro, e-book 4,95 euro (LINK)

 9. Een milde vorm van agressie

Monique komt woedend de klas binnen, stevent naar haar plaats en duwt een andere leerling ruw opzij. Die leerling valt op de grond en bezeerd lichtjes haar arm. De leerkracht ziet dit voor haar ogen gebeuren en schreeuwt: ‘Monique! Dat is onacceptabel. Kom hier!’. Monique zegt :’Nee. Hebt u het weer op mij gemunt?’.

De leerkracht antwoordt hierop dat zij het helemaal niet op haar heeft gemunt en voegt eraan toe: ‘Jij doet gemeen’. ‘Ontplof jij!’ roept Monique en gaat op haar plaats zitten. ‘Ik weet al lang dat je geen manieren hebt. Naar buiten!’ schreeuwt de leerkracht op bevelende toon. Monique stormt de klas uit. De leerkracht verwittigt de directeur. Monique wordt drie dagen geschorst. 

Tijdens dit hele gebeuren zit de rest van de klas er gespannen bij. Nadat Monique naar buiten is gelopen, slaagt de leerkracht slechts na geruime tijd erin om de leerlingen aandachtig te krijgen.

Agressief gedrag kan zeer snel escaleren

In dit voorbeeld zien we hoe een leerling die al opgewonden en woedend binnenkomt, bij de minste opmerking ontploft. Omdat we de oorzaak van haar woede niet weten, kunnen we ook de prikkel niet wegnemen om escalatie te voorkomen. Als we de gedragsketen analyseren dan zien we dat de leerkracht onmiddellijk dreigend en bevelend reageert. Een leerling die al gespannen is, wordt dan vrijwel altijd nog veel brutaler. Er is dan geen oplossing of overleg meer mogelijk. Praten helpt hier niet, want elk woord van de leerkracht zal door deze leerling als bedreigend worden geïnterpreteerd. Als praten niet meer mogelijk is en de leerkracht niets meer kan doen om de leerling te kalmeren, dan kan alleen nog gestraft worden.

Monique wordt drie dagen geschorst. Daarmee is het probleem niet opgelost. Waarom was Monique zo woedend? Buiten de klas is er misschien iets gebeurd wat haar diep heeft gekwetst. Zij werd misschien gepest of ze werd bestolen. Dit is geen argument om haar gedrag goed te praten, maar zoals het incident nu is afgelopen is er geen greintje begrip geweest voor haar woede. De oplossing van dit incident ligt in de manier waarop de leerkracht op de naar binnen stormende Monique reageert en in de algemene houding van de leerkracht. Uit die houding moet blijken dat Monique in de klas begrip kan verwachten voor haar probleem. In de volgende paragraaf geven we een voorbeeld van hoe het gedrag van Monique het best aangepakt kan worden.

Agressief gedrag zo snel mogelijk onder controle krijgen

Monique komt woedend de klas binnen, stevent naar haar plaats en duwt een andere leerling opzij. Die leerling valt op de grond en bezeerd lichtjes haar arm. De leerkracht ziet dit gebeuren en zegt op kalme, maar gedecideerde toon: ‘Monique! We komen rustig naar binnen en laten de anderen met rust. Kom even naar buiten met mij a.u.b.’,

Monique: ‘Nee! Hebt u het weer op mij gemunt?’.

Leerkracht: ‘Monique, je hebt de keuze, ofwel kom je nu direct naar buiten om met mij erover te praten, of ik roep de leerlingenbegeleider om je voor vandaag te verwijderen uit de lessen. Wat kies je?’.

Monique kan niet winnen. Zij volgt de leerkracht naar buiten.

Tijdens een kort gesprekje zegt de leerkracht dat ze zag hoe kwaad Monique was. Ze stelt voor er tijdens de pauze met haar over te praten. Zij voegt hieraan toe dat ze niet kan accepteren dat zij andere leerlingen pijn doet. Ze vraagt Monique terug naar binnen te gaan, even haar excuses aan te bieden aan de leerling die een duw kreeg en dan verder goed op te letten.


In dit goede voorbeeld zien we dat de leerkracht heel snel controle over het agressieve gedrag van de leerling kan krijgen, ondanks het feit dat de oorzaak van de agressie buiten de klas ligt en dat de agressie al vooraf behoorlijk geëscaleerd is. De enige mogelijkheid die voor de leerkracht rest is zodanig te reageren dat het probleemgedrag afneemt en wenselijk gedrag toeneemt. De analyse van de gedragsketen in dit voorbeeld maakt onmiddellijk duidelijk  hoe een leerkracht in dergelijke omstandigheden het best kan reageren. De leerkracht blijft kalm, maar zegt gedecideerd welk gedrag ze van Monique verwacht. Ze gaat niet in op verwijten en brutaal gedrag, maar biedt simpelweg een keuze aan. Monique weet dat zij aan de negatieve gevolgen van haar gedrag kan ontsnappen. Ze is wellicht geschrokken van die leerling die viel en zij weet dat ze het nu kan goedmaken. 

Een goede strategie van de leerkracht was om buiten de klas een gesprekje te hebben met de leerling. Hierdoor hoeft de leerling geen gezichtsverlies te lijden en er is geen mogelijkheid dat de aanwezigheid van andere leerlingen haar prikkelt om nog brutaler te gaan reageren. Tijdens het gesprekje toont de leerkracht empathie en begrip voor haar woede, maar om geen tijd te verliezen spreekt ze met de leerling af dat na de les ze verder kunnen praten.


Richtlijnen om milde vormen van agressie onder controle te krijgen

1. reageer zo snel mogelijk bij het eerste agressieve gedrag of houding

2. blijf altijd beleefd

3. vermijd confrontatie door de aandacht op iets ander te richten, door van onderwerp te veranderen, uitstel te bieden, de leerling de kans te geven om te ‘winnen’ of zelf de situatie te ontvluchten

4. reageer met je hoofd en niet emotioneel. Zeg bijvoorbeeld bij jezelf:Het gaat niet goed hier, maar ik geraak niet in paniek. Het is niet mijn fout. Ik moet eerst en vooral kalm blijven. Dan zal ik een waarschuwing geven. Als dit niet werkt, dan moet ik hem een straf geven, ... 

5. gebruik de techniek van doordringend aankijken

6. gebruik non-verbale signalen

7. houdt uw stem onder controle

8. gebruik herhalingen

9. geef het onderwijzen een persoonlijke noot door de leerlingen met de voornaam aan te spreken, een persoonlijk praatje te maken, rekening te houden met individuele eigenschappen

10. weet wanneer je flexibel moet zijn. Dat hoeft niet tegenstrijdig te zijn met consequent optreden

11. stel grenzen

12. stel doelen voor de leerlingen. Bijvoorbeeld: ‘Nu gaan we allemaal eens rustig binnen komen’ of ‘De volgende twintig minuten werk je goed samen met Jan’

13. laat hen ‘de keuze’ en formuleer die keuze zodanig dat zij het kunnen ontsnappen aan de sanctie

14. verwijder het probleem. De leerling wordt even verwijderd of het voorwerp waarover ruzie wordt gemaakt wordt tijdelijk in beslag genomen.

Mogen leerlingen worden gestraft?

Bij storend gedrag is de normale reactie een strenge aanpak. We kunnen het niet hebben dat de les danig wordt verstoord door een of een paar leerlingen. Onze kerntaak is goed lesgeven en alle leerlingen hebben recht op goed onderwijs in optimale omstandigheden.

Ik ben het er daarom mee eens dat een leerling die herhaaldelijk de lessen verstoort of zijn medeleerlingen angstig maakt, van de school verwijderd moet worden als niets heeft geholpen. Het belang van de groep leerlingen en van de leerkracht staat voorop. Waar het hier om gaat is dat de grens om een leerling te verwijderen misschien iets verlegd kan worden. Ook al wordt gezegd dat ‘alles al is geprobeerd’, dan is dit misschien niet helemaal correct.  

Er zijn natuurlijk grenzen aan onze mogelijkheden. De leerkracht moet weten dat hij niet de schuld moet krijgen. Hij moet alle mogelijke ondersteuning krijgen om goed les te kunnen geven.

Een belangrijk aandachtspunt bij de aanpak van die heel lastige leerlingen is de manier waarop we streng zijn. Een strenge aanpak kan juist ongewenste effecten hebben, waardoor die leerling nog agressiever wordt. Er zijn twee manieren om streng te zijn:

(1) door het toekennen van straf, door te schreeuwen, te berispen, ...

(2) door het onthouden van een beloning.

Bijvoorbeeld als een leerling andere leerlingen slaat. In het eerste geval schreeuwt de leerkracht, hij scheldt de leerling uit, de leerling wordt uit de klas verwijderd, tijdelijk geschorst, zijn ouders worden opgebeld, hij krijgt een flinke berisping van de directeur, hij moet nablijven.

Hier is de leerkracht zelf een model van een agressief persoon, er ontstaat een negatief sfeer in de klas, het zelfbeeld van de leerling wordt aangetast, hij zal misschien thuis klappen krijgen, de leerling mist een deel van de lessen waardoor hij de volgende keer niet zal kunnen volgen en opnieuw lastig zal zijn. 


Bij al deze straffen leert deze leerling nog niet hoe hij zich wel moet gedragen. 


Bij de tweede mogelijkheid om te straffen, namelijk het onthouden van een beloning, maakt de leerkracht vooraf een afspraak met de leerling: als hij vriendelijk is tegenover andere leerlingen en op een leuke manier met hen samenwerkt of speelt, dan zal de leerkracht op een zijn agenda daar een aantekening over maken. Als deze leerling een vooraf afgesproken aantal aantekeningen heeft gekregen, mag hij een extra uur internetten, of de leerkracht zal de ouders het positieve nieuws laten weten, of hij krijgt een leuke taak bij het sporten.


Streng zijn betekent in dit tweede geval dat de leerkracht zich heel consequent houdt aan de afspraak. De leerling krijgt in geen geval de privilegies als hij zijn aantekeningen niet heeft gehaald.


Een goed gebruik van sancties 

Sommige leerlingen laten zich moeilijk beïnvloeden door sancties en beloningen. Dat kan het gevolg zijn van de gezinsopvoeding. Als zij bijvoorbeeld thuis niet gewend zijn om beloond of aangemoedigd te worden of omdat zij door hun ouders op een onrechtvaardige en hardvochtige wijze worden gestraft.

Het is niet eenvoudig om sancties op de juiste wijze te gebruiken. In principe moet straf volgen als de schoolregels niet worden gevolgd. Flexibiliteit is echter het sleutelwoord; dit wil zeggen dat de straf moet passen bij de leerling en bij de klas en aangepast aan de specifieke situatie. Het is de kunst om tegelijkertijd flexibel te kunnen zijn en consequent.

Probleemleerlingen uit laagopgeleide milieus en uit bepaalde etnische groepen verwachten dat de leerkracht stevig ingrijpt als het te ver gaat. Dat zijn ze thuis zo gewend. Doet de leerkracht dat niet, dan denken zij dat het misschien niet mag, maar wel kan. Hen aanspreken op hun gedrag heeft niet veel effect: ofwel stijgt daardoor hun status bij de andere kinderen, of dat aanspreken is een vorm van aandacht geven die ze juist fijn vinden. of de leerling gaat denken dat de leerkracht de pik op hem heeft. 

Voor deze leerlingen is het veel beter om vooraf de regels heel duidelijk te stellen. Bij elke misdraging, hoe klein ook, volgt één vriendelijke en daarna nog één dringende waarschuwing. Helpt dat niet dat volgt een heel vervelende maatregel, bijvoorbeeld vijftig keer opschrijven wat er mis is gegaan.

In moeilijke klassen kan het heel effectief zijn om bij de minste overtreding meteen te reageren. De beste reactie is: aanvankelijk duidelijk stellen wat wordt verwacht en welke sanctie eventueel zal volgen. Dit wordt echter geen tweede keer herhaald. Wordt dan nog steeds niet gedaan wat wordt gevraagd, dan volgt de sanctie. Er wordt echter een mogelijkheid geboden om alsnog aan de sanctie te ontsnappen.

Om confrontaties en conflicten te vermijden als we sancties toekennen moet vooraf duidelijk zijn wat gestraft zal worden, welke straf gegeven zal worden. Als een sanctie wordt gegeven dat is het essentieel dat hij volledig wordt uitgevoerd. Dit kan erg tijdrovend zijn, bijvoorbeeld als de leerling weigert naar  buiten te gaan of niet komt opdagen in de strafstudie.

Te veel sancties die te strikt worden toegepast creëren een negatief klimaat. In een moeilijke klas of school kan het daarom beter zijn de nadruk te leggen op het belonen van wenselijk gedrag.


Soorten straffen

In scholen gebruikt men meestal dezelfde sancties, dit zijn: schreeuwen naar de leerling, strafstudie, uit de klas zetten, contact opnemen met de ouders, privilegies verliezen, sancties voor de gehele klas en definitieve schorsing.

Schreeuwen naar de leerling is de meest gebruikte sanctie omdat dit een onmiddellijk  effect heeft en de spanning een uitlaatklep geeft.  Bij erg moeilijke leerlingen is schreeuwen echter contraproductief omdat het toch niet helpt. In dit geval is het beter slechts eenmaal te duidelijk en gedecideerd te zeggen wat je verwacht op een moment dat je zelf nog niet kwaad bent. Je moet de moeilijke leerling laten voelen dat jij jouw emoties de baas bent en dat je op heel bewuste wijze hem wilt terechtwijzen.

Als een leerling uit de klas wordt gezet of naar de strafstudie moet, dan moet duidelijk zijn wat die leerling daar moet doen. Oudere leerlingen moeten bijvoorbeeld een formulier invullen waarin zij het incident beschrijven. Daarin geven ze de oorzaken aan, wat zijn aandeel in het conflict is, hoe anderen hebben gereageerd en wat zij zullen doen om herhaling te voorkomen. Wat zij doen moet het effect van de straf verhogen, bijvoorbeeld door hen dingen te laten doen die zij vervelend vinden.

Voor veel leerlingen is het informeren van de ouders over hun wangedrag een heel effectieve sanctie. De leerkracht moet echter iets afweten van de gezinssituatie. Vooral heel moeilijke leerlingen hebben vaak ouders die onverschillig staan tegenover wat er op school gebeurt. Andere ouders zouden hun kinderen zwaar kunnen mishandelen.

Bij jonge leerlingen is het vertellen van een verhaal in het laatste lesuur een belangrijk privilegie. Dit kan gebruikt worden als lokmiddel om zich in de loop van de dag als klas goed te gedragen. Er wordt hiermee een duidelijk verband gelegd tussen goed gedrag en de beloning.

Straffen voor de gehele klas wordt meestal als onrechtvaardig ervaren. Daarom is het van belang bij een dergelijke straf altijd een mogelijkheid te creëren om er van af te komen. Bijvoorbeeld als ze nu een half uur goed opletten en als er niet meer gepraat wordt in de klas, dan wordt de straf opgeheven.

De mogelijkheid om een zeer moeilijke leerling definitief te verwijderen verschaft een gevoel van veiligheid. Met deze sanctie mag echter niet te veel gedreigd worden. Het moet gezien worden als een laatste middel.

In de mate van het mogelijke moeten straffen op een niet-confronterende wijze worden toegekend. Eerst worden een aantal waarschuwingen gegeven waarbij de leerling wordt duidelijk gemaakt dat als hij niet doet wat wordt gevraagd, je verplicht bent hem een sanctie te geven. Je legt hierbij de nadruk op het gedrag dat ongewenst is; het gaat niet om de persoon van de leerling. 

Straffen moeten op een rustige manier worden toegekend om zoveel mogelijk te vermijden dat de gehele klas er getuige van is. De ordeverstoorder verliest aldus zijn ‘publiek’. Als deze richtlijnen worden gevolgd is het kans klein dat het incident uitloopt op een regelrechte confrontatie of verder escaleert.


Enkele richtlijnen bij het geven van straffen

1. Geef de straf zonder dat de andere leerlingen het horen. Zeg het stilletjes, neem de leerling even apart of ga met hem buiten de klas staan.

2. Maak heel duidelijk waarom je straft. Geef waarschuwingen waarin je duidelijk maakt welk gedrag niet acceptabel is en welke straf dan moet volgen.

3. Maak jouw gevoelens kenbaar.  Zeg de leerling wat zijn gedrag bij jou teweegbrengt, hoe het de les verstoort, hoe het de andere leerlingen stoort. Op die manier wordt die leerling zich bewust van het effect van zijn gedrag op anderen. Dit laatste is een belangrijke sociale vaardigheid.

4. Geef uitleg waarom het gedrag niet acceptabel is. Leerlingen voelen zich vaak onrechtvaardig behandeld. Door het goed uit te leggen, bewijs je dat je rechtvaardig bent en de leerling leert op een meer rationele wijze naar zijn eigen gedrag te kijken.

5. Geef een positief alternatief. Door aan de leerling voor te stellen wat hij moet doen, zal hij het misschien accepteren en dan is het probleem opgelost.

6. Herhaling is belangrijk. Er moet altijd vooraf een paar keer gewaarschuwd worden en de leerling wordt bij zijn naam aangesproken om zijn aandacht te trekken.

7. Niet vragen, maar gewoon zeggen wat wordt verwacht. Het bevel wordt in positieve zin geformuleerd; dus liever zeggen: ‘ik wil dat je ...’ dan vragen: ‘Kan je dit of dat ...?’.  En zeg precies wat je wilt.

8. Als waarschuwingen niet helpen, zeg dan nog een laatste keer expliciet welke sanctie zal volgen. De leerling krijgt dus nog een kans om zich te herpakken.

9. Bestraf het gedrag en niet de leerling.  Speel niet op de persoon. Maak duidelijk dat de straf geen persoonlijke aanval is op de leerling, maar een logisch en consequent gevolg op zijn gedrag.

10. Geef hem de keus, zo leg je de verantwoordelijkheid bij de leerling: ‘ofwel stop je met dit gedrag, ofwel verplicht je mij die of die straf te geven ...’.

11. Blijf rustig en ontspannen. Ga niet direct in de verdediging. Zeg op een rustige wijze welk gedrag je van de leerling verwacht. Ga daarom niet onmiddellijk over naar het dreigen met straf.

12. Begin met de lichtste straf. Dreig niet bij het minste probleemgedrag met de strengste straf. Liever straffen op de juiste manier doseren.

13. Blijf beleefd en zoek de confrontatie niet op, ook al is de spanning zo opgelopen dat je stoom wilt afblazen. De leerling krijgt op die manier niet de kans zich verder op te winden.

14. Laat blijken dat je het jammer vindt te moeten straffen: ‘Ik vind het heel jammer dat ik je dan zal moeten straffen”.

15. Geef altijd een kans om alsnog aan de straf te ontsnappen. Zeg bijvoorbeeld dat als hij nu de straf accepteert en zich verder goed zal gedragen tijdens de les, dat je het daarna opnieuw wilt bespreken.

HOME