Beleid en interventie m.b.t. overlast en criminaliteit bij minderjarigen met een niet-westerse achtergrond
oktober 2009 (advies voor stadsdeelwijk Amsterdam-Slotervaart)
prof.dr. Juliaan van Acker , emeritus hoogleraar Radbouduniversiteit Nijmegen ===============================================================
Acker, J.C.A. van (2010). . Antwerpen: www.ministrando.org (INFO en BESTELLEN) 2de herziene druk, januari 2013 (met nieuwe casussen en evaluatie-onderzoek)
Jeugdzorg en reclassering: harde kern jongeren en Marokkaanse relschoppers
NU OOK ALS E-BOOK: mijn boek 'Zorgenkinderen: Omgaan met opvoedingsproblemen" (Amsterdam: Ambo): LINK
Bedoeling
deze tekst is niet bedoeld om het zoveelste project voor de aanpak van overlast en criminaliteit voor te stellen. Het gaat om de vraag hoe in het stadsdeel Amsterdam-Slotervaart alle initiatieven gecoördineerd en gestuurd kunnen worden op basis van gedegen wetenschappelijke inzichten en van klinische ervaring, zodat de beste resultaten bekomen kunnen worden.
Probleemstelling
- waarom zorgen precies Marokkaanse jongeren voor zoveel overlast? In een zeer multiculturele stad als Antwerpen bijvoorbeeld zijn ook veel Aziatische jongeren en Joodse jongeren en bij hen komt criminaliteit nauwelijks of helemaal niet voor.
- waarom is in Amsterdam-Slotervaart, ondanks enorme inspanningen, subsidie en talloze initiatieven, na twintig jaar geen verbetering opgetreden, integendeel?
- wat werkt niet en wat werkt wel?
Inzichten
- ondanks alle negatieve berichtgeving in de media gedraagt een meerderheid van de Marokkaanse jongeren zich conform de normen; een meerderheid doet het goed op school en verwerft een plek in de samenleving. Als op 10.000 Marokkaanse jongeren er 300 zich misdragen, dan kan elke dag in de krant over deze overlast geschreven worden. Zo ontstaat een beeld dat geen weerspiegeling is van hoe de meesten geïntegreerd zijn in de samenleving.
- veel Marokkaanse kinderen groeien op in gezinnen met analfabete, niet-opgeleide en/of werkloze ouders waardoor ze met een enorme intellectuele ontwikkelingsachterstand (onder andere een beperkte woordenschat, ook in de eigen taal) beginnen aan het basisonderwijs. Voor velen is die achterstand nooit meer in te halen.
-hun schoolcarrière wordt daardoor gekenmerkt door dagelijkse ervaringen van mislukking en gezichtsverlies. Gedragsproblemen en vroegtijdig spijbelen zijn hiervan het gevolg, waardoor de schoolresultaten nog verder aangetast worden. Op straat ontmoeten zij lotgenoten en ze nemen van oudere jongens de straatcultuur snel over.
- onder invloed van leeftijdgenoten beginnen ze met kattenkwaad; dit kan heel snel evolueren tot delinquent gedrag. De reacties vanuit de omgeving geven hen het gevoel door allen geminacht te worden. Op den duur haten zij de hele wereld.
- deze ouders, en met name de vaders, laten het afweten omdat ze zelf geen binding hebben met de westerse samenleving en nauwelijks geïntegreerd zijn. Dit laatste wordt in de hand gewerkt doordat zij in een getto leven waar ze in hun eigen taal kunnen communiceren en waar de normen van het land van herkomst doorslaggevend zijn (normen die trouwens in Marokko ondertussen sterk geëvolueerd zijn).
Wat werkt en wat niet?
- alleen vroegtijdige preventie is op den duur effectief. Bij deze interventie moeten de ouders betrokken worden en moet hen de middelen gegeven worden om de intellectuele ontwikkeling van hun kinderen te stimuleren (taalontwikkeling, aangepast speelgoed, elementaire cognitieve vaardigheden stimuleren). Bij deze preventieve activiteiten moeten toekomstige ouders voorbereid worden op hun taak. Deze ouders moeten ook leren normen en waarden over te dragen die voor integratie in onze samenleving cruciaal zijn (hierbij is het de vraag hoe zij hun eigen identiteit kunnen behouden).
- als de jongeren 12 jaar of ouder zijn en er is tot dan toe niks gebeurd, dan lijkt niemand in staat hun leerachterstand te doen inhalen, hen een toekomstperspectief te geven en ervoor te zorgen dat ze geaccepteerd worden in de samenleving. Alleen repressie blijft over, maar dit kan slechts van beperkte duur zijn. Daarna vervallen zij opnieuw in criminaliteit of als ze ouder worden raken ze depressief en passief.
Alle initiatieven gericht op jonge, recidiverende criminelen zijn gedoemd te mislukken als ze niet ingebed zijn in een bredere, contextuele aanpak (zie verder). De recidive na een verblijf in de jeugdgevangenis ligt tussen de 60 en 90 procent.
- interventies die gericht zijn op het individu hebben geen effect. Dit geldt ook voor groep-interventies. De problemen moeten worden aangepakt waar ze zijn ontstaan. Zonder medewerking van de ouders, van de leerkrachten en van andere belangrijke identificatiefiguren in hun eigen omgeving worden geen duurzame resultaten behaald.
- behandelingen gericht op sociale en emotionele vaardigheden (bijv. sociale vaardigheidstrainingen, agressiebeheersingstrainingen, empathie aanleren, en dergelijke) hebben op zichzelf geen effect. De jongeren leren dit zelden toe te passen in hun eigen natuurlijke omgeving.
- projecten waarbij deze jongeren hun taal- en rekenvaardigheid verbeteren, waarbij zij huiswerkbegeleiding krijgen en naschoolse opvang, kunnen als resultaat hebben dat ze successen behalen op school, zodat de school voor hen eindelijk ook een positieve ervaring wordt. Praktische hulp om beter mee te kunnen in de samenleving is effectiever dan therapeutische interventies.
- het beleid staat of valt met het verbeteren van het toekomstperspectief voor deze jongeren uit achterstandswijken. Hierbij moet rekening worden gehouden met een niet meer in te halen schoolachterstand en een gebrek aan motivatie voor het onderwijs. Om deze jongeren toch aan een baan te helpen moeten zij kunnen deelnemen aan kortdurende (zes tot twaalf maanden), zeer praktijkgerichte opleidingen waarmee ze direct aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt (bijv. opleiding tot lasser, bouwvakker, loodgieter, schilder, bakker, verzorgende beroepen, enz.). Nazorg in de vorm van toeleiding naar werk en verdere begeleiding is hierbij belangrijk.
- er moet geëxperimenteerd worden met ‘netwerken van solidariteit’ in de wijk. In deze netwerken zijn het vooral mensen uit de eigen etnische groep die als beroepskracht of als vrijwilliger meewerken om bijvoorbeeld werkgelegenheidsprojecten in de wijk op touw te zetten in samenwerking met kleine bedrijven en de plaatselijke onderwijsvoorzieningen (zoals de ROC’s).
Beleidsadviezen
Een goed beleid wordt gekenmerkt door een plan voor de korte, de middellange en de lange termijn vanuit een wetenschappelijk goed onderbouwde visie.
Een doorbraak in de oplossing van de problematiek van Marokkaanse jongeren zal pas mogelijk zijn als alle verantwoordelijken in de wijk besluiten om solidair samen te werken vanuit een duidelijke visie. Dit betekent dat de lokale onderwijsinstellingen, kinderdagverblijven, het maatschappelijk werk, de gezins- en jeugdzorg, de politie, het buurwerk en allerlei verenigingen zich samen willen inzetten om deze jongeren op het juiste pad te houden en hun toekomstperspectieven te verbeteren. Op die manier zullen beroepskrachten samenwerken met vrijwilligers zodat intensieve en langdurige begeleiding van deze jongeren en hun ouders mogelijk wordt.
De start aan dit samenwerkingsverband zou gegeven kunnen worden tijdens een studiedag waarbij de visie en de aanpak worden gepresenteerd. Daarna kunnen de deelnemers in kleine groepen hierover discussiëren. Na deze dag wordt een website gemaakt vanuit de visie en waarin informatie wordt gegeven over de lopende initiatieven. Via deze website kunnen de beroepskrachten en de vrijwilligers met elkaar in contact komen (zie bijvoorbeeld de succesvolle Britse website voor het vrijwilligerswerk: www.youthnet.org).
Om die samenwerking tussen de voorzieningen te stimuleren, kan de subsidie of extra subsidie afhankelijk gesteld worden van hun medewerking.
We moeten ook de juiste doelgroep bereiken: dit is de groep van recidiverende delinquenten die al op zeer jonge leeftijd problematisch van gedrag zijn en op school mislukt zijn. De wijkagenten en de leerkrachten kunnen deze groep het best identificeren. De jeugdhulpverlening zou in de scholen van Slotervaart gevestigd moeten worden: dit heeft het voordeel dat probleemkinderen direct aangemeld kunnen worden, dat de hulpverleners samenwerken met de leerkrachten en dat zij de ouders erbij kunnen betrekken.
Op de korte termijn moet de kleine groep van notoire relschoppers hard worden aangepakt. Voortdurende controle en toezicht is hier noodzakelijk. De ouders moeten hierop worden aangesproken en meewerken. Eventueel wordt de kinderbijslag of een deel van de uitkering ingetrokken (dat kan worden terugverdiend bij medewerking). Tegelijkertijd wordt de ouders een aanbod gedaan voor praktische en psychosociale ondersteuning.
Op de middellange termijn is het belangrijk dat schooluitval wordt vermeden en dat voor diegenen die hun opleiding hebben afgebroken alternatieven worden geboden. Huiswerkbegeleiding, naschoolse opvang, werkgelegenheid creëren in de eigen wijk met voorbereidende training en begeleiding en alle zeer praktische vormen van interventies zijn effectiever dan het traditionele hulpverleningsaanbod.
Voor duurzame verbetering op de lange termijn moet een 'netwerk van solidariteit' in de wijk worden gecreëerd met als doel het samenbrengen van beroepskrachten en alle mensen in de wijk die bereid zijn zich voor de jeugd in te zetten. Vooral mensen uit de eigen etnische groep worden gezocht als beroepskrachten en als vrijwilligers. In dit netwerk werken kinderdagverblijven, scholen, diensten voor gezins- en jeugdzorg, sportclubs, politie en anderen samen, zodat intensieve en langdurige begeleiding van de probleemgezinnen en de probleemjongeren mogelijk wordt.
Acker, J.C.A. van (2010). Jeugdzorg en reclassering: harde kern jongeren en Marokkaanse relschoppers. Antwerpen: www.ministrando.org (INFO en BESTELLEN) 2de herziene druk, januari 2013 (met nieuwe casussen en evaluatie-onderzoek)