De gevangenis van de toekomst


In de samenvatting van het volgende boek dat in januari 2012 verscheen, komt het beeld naar voren van de gevangenis van de toekomst.

Podmore, J. (2012). Out of sight, out of mind: Why Britain’s prisons are failing. London: Biteback Publishing.

(Samengevat door Juliaan van Acker, januari 2012)


John Podmore heeft 25 jaar voor het Britse gevangeniswezen gewerkt. Driemaal als directeur van een gevangenis, daarna als inspecteur. Zijn conclusie is duidelijk: ‘Prison simply doesn’t work’. Dit betekent geenszins dat gevaarlijke criminelen niet uit de samenleving verwijderd moeten worden, maar die groep is slechts een minderheid van de 85.000 gevangenen in het Verenigd Koninkrijk. De gehele organisatie maakt het moeilijk tot onmogelijk om delinquenten terug op het rechte pad te krijgen: dit laatste gaat via het hebben van een vaste verblijfplaats, het voltooien van een opleiding, het vinden van werk, het hebben van positieve relaties en de juiste houding tegenover belangrijke maatschappelijke waarden. Nu doet het systeem er onbedoeld alles aan om die buffers tegen crimineel gedrag te dwarsbomen.


Volgens Podmore zou een gevangenis juist nieuwe kansen moeten bieden om zich te integreren in de samenleving, maar dit wordt verhinderd door de vooroordelen onder de bevolking, de dogma’s van politici en de hypes in de sensatiepers. Het resultaat hiervan is dat er geen echt debat is, dat het probleem steeds erger wordt en dat men dit het liefst negeert. Dit boek is dan ook een poging om de knelpunten onverbloemd bloot te leggen en om aan te geven hoe het beter zou kunnen.


De auteur begint zijn boek met twee citaten, van Dostojevski en Churchill, waarin wordt gezegd dat de beschaving van een land afgemeten kan worden aan de manier waarop met gevangenen wordt omgegaan. Het publiek vraagt echter om steeds strengere straffen, politici zijn als de dood om afgeschilderd te worden als soft ten aanzien van criminaliteit en de media gaan gretig in op extreme incidenten die in feite zeer uitzonderlijk zijn. Ondertussen bestaat de gevangenispopulatie voornamelijk uit mensen uit de laagste sociale klassen en bepaalde etnische minderheden. Van de velen die door hun hebzucht en fraude verantwoordelijk zijn voor de financiële crisis is over de gehele wereld slechts één, een zekere Madoff, gevangen gezet (dit laatste staat niet in het boek, maar Podmore vertelde dit tijdens de presentatie van zijn boek in de Royal Society for the encouragement of Arts, Manufactures and Commerce in London).


De kwaliteit van een gevangenis wordt vooral bepaald door de relaties tussen de staf en de gevangenen. Met dwang kan een gevangenis niet worden gerund. Een goed beleid is vooral een kwestie van coöperatie. De gevangenen moeten zich veilig voelen, met respect behandeld en de kans krijgen om zinvol werk te doen. De meeste gevangenen willen niets liever dan te werken. Zij worden echter zelden gehoord en inspraak is ver te zoeken. 


Podmore verzet zich ook tegen het idee dat een rijksinrichting minder goed zou zijn dan een gevangenis die door een commercieel bedrijf wordt gerund. Er zijn gevangenissen van de staat die heel goed zijn en er zijn private gevangenissen die slecht zijn. 


Er wordt veel te vaak beroep gedaan op externe deskundigen, bijvoorbeeld om allerlei trainingsprogramma’s op te zetten. Alles moet ‘evidence-based’ zijn, maar waar halen de psychologen de evidentie? Meestal in kleine, laboratoriumachtige experimenten. Bovendien worden de gevangenen die dit soort trainingen het meest nodig hebben uitgesloten omdat ze te moeilijk zijn, slechts een korte gevangenisstraf hebben of niet willen meewerken. De psychologen zijn vaak nogal naïef: een psychologe vroeg bijvoorbeeld tijdens een sociale vaardigheidstraining aan een gevangene hoe hij zou reageren als zijn buurman de muziek te hard aanzet. Het juiste antwoord is om beleefd te gaan vragen of het wat minder luid kan. Die gevangene zei dat in de buurt waar hij vandaan kwam hij in zo’n geval gewoon zou binnenstappen en meedoen met het feest. Na een aantal van dit soort antwoorden mocht deze man niet meer meedoen omdat hij te kritisch was.


Dit boek is ook informatief voor de gevangenen. In de gevangenis kan je namelijk makkelijk een handeltje opzetten, zodat je in een paar jaar tijd 40.000 tot 100.000 euro opzij kan zetten, uiteraard bij een kennis buiten de gevangenis. Volgens een ‘ervaren’ gevangene zijn vier op de tien van de laag opgeleide en slecht betaalde cipiers om te kopen. Dit doe je als volgt: met een medegevangene spreek je af dat hij zich tegenover een bepaalde cipier agressief gedraagt. Dan kom je tussen om het conflict te sussen. Na een paar keer heb je op die manier het vertrouwen gewonnen van die cipier en ontstaat een vriendschapsrelatie. Nou, een vriendendienst ligt dan voor de hand. Een handlanger buiten de gevangenis zal 2000 euro cash overhandigen met verzoek een pakketje met mobiele telefoons en cocaïne in de gevangenis te smokkelen. Als je echter ziet dat die cipier ook met andere gevangenen een dergelijke deal heeft gesloten, moet je onmiddellijk stoppen, want dan komt het zeker uit. Een andere methode is aan de cipier tijdens het luchten te vragen even de andere kant op te kijken. Via de mobiele telefoon wordt de buitenwacht gewaarschuwd en de pakketjes vliegen dan over de muur. In een oogwenk is alles verdeeld.


Het aantal illegale mobiele telefoons en de hoeveelheid cocaïne die in de gevangenissen wordt binnengesmokkeld is onvoorstelbaar. Wil je voorkomen dat een test op druggebruik positief is, dan zorg je dat je een teebuiltje bij je hebt, zodat het water dat je uit het toilet schept lijkt op urine. Het kan best zijn dat het gevangenispersoneel dit spelletje meespeelt want hoe minder druggebruik wordt ontdekt, hoe beter de evaluatie door de inspectiedienst. Cocaïne verschaft gevangenen een moment van hemels geluk. Het gevolg hiervan is dat jonge criminelen die slechts een korte straf hebben gekregen, soms compleet verslaafd buiten komen, tot verbijstering van hun familie.


Wie zit er nu eigenlijk in de gevangenis? Van de 85.000 Britse gevangenen zijn er slechts 24.000 die langer dan vier jaar zitten. Elk jaar komen er 80.000 vrij en komen er 80.000 binnen. Het is dus een komen en gaan van gevangenen: tussen de gevangenis en de samenleving is het dus ook een komen en gaan. Het gaat meestal om mensen die reeds als kind in ongunstige omstandigheden opgroeiden. De helft is bijvoorbeeld als kind weggelopen van huis, tweede derden staan voor rekenen en taal op het niveau van een elfjarige, twee derden waren werkloos voorafgaand aan de gevangenisstraf en zeventig procent lijdt aan een psychische stoornis. Als recidive ooit voorkomen moet worden, dan moet aan deze tekorten en achterstanden iets worden gedaan. Nog beter is om tijdig te voorkomen dat kinderen zo ernstig ‘at risk’ zijn.


Twaalf procent van de gevangenen zit in voorarrest, 21 procent van hen zal worden vrijgesproken en 30 procent zal geen gevangenisstraf worden opgelegd. De kosten van dit voorarrest zijn enorm, maar ook voor de betrokkenen zelf die riskeren hun baan en hun vrienden te verliezen, hun auto, hun huisdieren en soms hun woning. Compensatie wordt zelden gegeven. Er worden zelfs geen maatregelen genomen om te voorkomen dat de boetes voor hun geparkeerde auto’s torenhoog oplopen. 47 procent van alle zelfmoorden in de gevangenissen komt op rekening van diegenen die in voorarrest zitten. Na de rellen vorig jaar in het Verenigd Koninkrijk zijn veel minderjarigen langdurig in voorarrest geplaatst zonder dat ze ooit eerder met justitie in aanraking waren gekomen. Dit is tegen de conventie van de Verenigde Naties die bepaalt dat voorarrest slechts een laatste middel mag zijn. Verder staat in deze conventie: ‘We believe that society needs to understand the deeper causes behind the involvement of children, not simply blame them’.


Door de roep om meer veiligheid in de samenleving wordt voorwaardelijke vrijstelling voor criminelen steeds langer uitgesteld, terwijl dit juist een maatregel is om de terugkeer voor te bereiden. Het gevolg hiervan is dat velen van de ene op de andere dag hun weg moeten weten te vinden in de samenleving. Voor diegenen die voordat zij in de gevangenis terecht zijn gekomen dakloos en werkloos waren, leidt zo’n onvoorbereide terugkeer zeer snel tot recidive.


Een ander groot probleem is het gebrek aan zinvol werk in de gevangenissen. Gemiddeld wordt 12 uur per week gewerkt. Het werk is geestdodend en weinig relevant voor de buitenwereld. Gemiddeld wordt 7 euro per week verdiend. Het hebben van werk is nochtans cruciaal om recidive te voorkomen. Wie na de detentie werkloos is, loopt 74 procent kans om te recidiveren.


De derde weg


Gevangenisstraf werkt niet, maar kan het wel ooit werkzaam zijn? De oorzaak van het mislukken ligt in het falen om wezenlijke doelen te halen: namelijk dat de gevangene een baan zal hebben, een hecht gezin of goede bindingen, voldoende opleiding en de juiste attitude ten aanzien van onze normen en waarden. De detentie moet voorkomen dat de gevangene zijn verantwoordelijkheden ontvlucht. Elk jaar komen er tienduizenden gevangenen vrij; velen van hen staan voor een onzekere toekomst. We falen vooral in de overgang van de detentie naar integratie in de samenleving.


Wat kan bijvoorbeeld worden gedaan om de familiebanden te onderhouden? Uit onderzoek blijkt dat gevangenen die vaak familiebezoek kregen, later tweemaal vaker werk vinden en drie keer meer kans hebben op een vaste verblijfplaats. Ook voor hun kinderen is het beter: als er veel contact is, dan zijn er bij hen ook minder problemen. Uiteraard ligt het wat anders als de gevangene veroordeeld is voor incest of mishandeling, maar dit geldt slechts voor een minderheid.


Als het gezin een deel van de oplossing is, waarom maakt de gevangenis er niet beter gebruik van? Kunnen de gedetineerden vaak en goedkoop bellen? Kunnen zij ook gebruik maken van internet, facebook, videocalling? Worden de gevangenen niet te ver van hun familie geplaatst? Wie zich niet goed gedraagt in de gevangenis krijgt minder gelegenheid om met de familie en vrienden contact te hebben; maar juist die groep kan het best geholpen worden met veel contact.


De meeste gevangenen willen graag werken. Hoe kunnen zij tijdens de detentie vaardigheden aanleren en ervaring opdoen? Recidive wordt met de helft verminderd als de gevangene na zijn vrijlating werk heeft. Waarom niet alles op alles zetten om gevangenen aan het werk te krijgen, ook na hun vrijlating? Een strafblad maakt het meestal heel moeilijk om een baan te vinden. Het duurt jaren vooraleer men van dat strafblad af kan komen. Natuurlijk moet de samenleving beschermd worden tegen seksuele delinquenten en fraudeurs, maar dat betekent niet dat alle andere gevangenen jarenlang achtervolgd moeten worden met een strafblad.


Het schools verleden was voor veel gedetineerden een ramp. Veertig tot vijftig procent werd definitief uit school verwijderd. Zoals hierboven al aangegeven is hun taal- en rekenachterstand enorm. Sommigen kunnen zelfs niet een formulier invullen om te solliciteren. Ondanks de vele opleidingen die worden ingehuurd, ontbreekt een consistent en efficiënt curriculum. Aangezien gevangenen vaak worden overgeplaatst, kan hun opleiding worden onderbroken of stopgezet. Ook op dit gebied is een grondige reorganisatie noodzakelijk.


De samenleving kan een belangrijke rol spelen. Daarom moet de gevangenis nauw samenwerken met de directe omgeving, bijvoorbeeld voor het verzorgen van opleidingen en om werkgelegenheid te verschaffen. Ook het vrijwilligerswerk dat in de buurt actief is, kan ingeschakeld worden om de gedetineerde beter voor te bereiden op terugkeer in de samenleving. In het digitale tijdperk worden woningen, banen, opleidingen en relaties via internet gevonden. Waarom krijgen de gedetineerden niet makkelijker toegang tot dit netwerk? Het aspect veiligheid wordt meestal ingeroepen als tegenargument, maar het is beter het internetgebruik goed te managen dan het helemaal te verbieden.


Zestig procent van de gevangenen is moslim. Een aantal van hen is in de gevangenis bekeerd. In de samenleving heerst de angst dat dit zal leiden tot extremisme en radicalisatie. Dit is echter zelden het geval. De meesten wenden zich tot het geloof uit verlangen ergens bij te horen en beschermd te worden. Door de angst die in de samenleving heerst ten  aanzien van de islam is er veel wantrouwen tegenover moslims in de gevangenis. Dit laatste werkt een goede relatie tussen gevangenen en personeel tegen.


Tot slot beschrijft Podmore het nieuwe model van de gevangenis als volgt: ‘de gevangenis moet worden opgebouwd en geleid rondom een cultuur van leren en sociaal ondernemen, gericht op rehabilitatie door de capaciteit van de gedetineerden om te werken te verbeteren. Gevangenen moet worden betaald voor hun werk en de kans krijgen om vaardigheden aan te leren waarmee ze later werk kunnen vinden. Met hun salaris kunnen zij gedeeltelijk hun slachtoffers vergoeden en sparen voor na hun vrijlating’ en ‘de focus moet liggen op samenwerking met de omgeving op het gebied van educatie, werk en sociale integratie. De gevangenis moet door de omgeving worden gedragen, anders zal het zeker falen’. Tegen de administratieve rompslomp, de politieke spelletjes en de verkeerde voorstelling in de media moeten we creatief en innoverend durven denken om dit nieuwe model mogelijk te maken.


Persoonlijke noot


De derde weg die Podmore schetst komt overeen met het netwerk van solidariteit dat ik in mijn eigen projecten promoot. Hiermee wordt bedoeld dat bij intensieve begeleiding van recidiverende jonge criminelen zo goed mogelijk wordt samengewerkt met hun eigen omgeving. In en met hun omgeving wordt gezocht naar mensen die positieve bindingen aangaan met de jongere. Dit kunnen familieleden zijn, buren, werkgevers, leerkrachten of sportcoaches. Deze mensen vormen samen het netwerk van solidariteit rondom de jongere. Als de jongeren het gevoel hebben dat zij er echt bijhoren, dat ze goede en zinvolle nieuwe kansen krijgen en dat andere mensen bereid zijn om ‘te vergeven en te vergeten’, dan is er meer kans om hen uit de negatieve spiraal te halen.

ANDERE TEKSTEN OVER CRIMINALITEIT

HOME