jonge criminelen: straffen of behandelen?

 

Diner Pensant, georganiseerd door het Zorg- en Veiligheidshuis Tilburg op 16 november 2011

Sprekers:

Mr. H.P. Bolhaar, voorzitter College Procureurs-Generaal

dr. E.M.H. Hirsch Ballin, oud-minister van justitie

prof. dr. J.C.A. van Acker

Lezing Juliaan van Acker

(dit is de basistekst voor mijn lezing en geen letterlijke weergave)

Een mijnwerker zit opgesloten in een deels ingestorte mijnschacht. Alles wordt in het werk gesteld om die man te redden. Kosten noch moeite worden gespaard. De reddingsoperatie voor deze ene man kost nu al één miljoen euro. Reddingswerkers riskeren hun leven om tot bij hun collega te komen.

Stel dat tijdens de reddingsoperatie bekend wordt dat die opgesloten mijnwerker zijn tienjarig dochtertje al jaren seksueel misbruikt. Zouden we nog even fervent hem proberen te redden? Zouden er dan nog reddingswerkers zijn die hun leven voor hem riskeren?

Na zijn redding zal die man de straf voor zijn afschuwelijk misdrijf zeker moeten uitzitten. Voorafgaand aan die straf zal men er niettemin alles voor over hebben om hem uit die mijnschacht te redden. Ook voor hem zullen kosten noch moeite worden gespaard en zullen er mensen zijn die voor hem hun leven riskeren. De zorg voor de medemens heeft absolute prioriteit op het oordeel dat over hem wordt geveld. De mens is oneindig meer dan het misdrijf dat hij heeft gepleegd

Straf en zorg zijn geen vergelijkbare grootheden. Straf is toepassing van de wet en zorg is een ethische plicht. Straf is een duidelijk omschreven maatregel die door de wet wordt bepaald. Zorg een zaak is van persoonlijke verantwoordelijkheid. Geen wet kan iemand verplichten zijn leven te riskeren voor een ander. Ook in minder spectaculaire voorbeelden vereist zorg persoonlijke inzet die niet afhankelijk gesteld kan worden van bepaalde eigenschappen van de dader.

Vergelijk dit met een huisarts: een goede huisarts is iemand die mensen graag ziet en al zijn patiënten de beste zorg biedt, ook lelijke mensen, onsympathieke mensen en ongewassen Tokkies die slecht ruiken.

De vijftien jongeren die we in het Pilot Project op dit moment in behandeling hebben behoren tot die groep waar niemand op zit te wachten. De meesten hebben een lang strafblad en hebben alle vormen van jeugdhulpverlening, - van intensieve gezinsbehandeling tot detentie - al gehad. In de wijk waar ze wonen leven ze in een permanente oorlogstoestand met aan de ene kant het leger van wijkagenten, jeugdagenten, adoptieagenten, straatcoaches, stadstoezicht, jeugdreclasseerders, leden van het wijkteam en aan de andere kant een kleine groep hangjongeren die elkaar opzoeken, elkaar waarschuwen als de vijand in aantocht is en dreigen en schelden als een autoriteit in hun buurt komt. Als een van mijn medewerkers met een jongere in zijn auto door de wijk rijdt, volgt telkens  een politieauto in de buurt komt een eindeloze scheldpartij.

Daartussen moeten we manoeuvreren om zorg te bieden aan jongeren die er de pest aan hebben en hun zaakjes het liefst onderling regelen, terwijl we ook rekening mee moeten houden met de harde aanpak die de samenleving nu eenmaal eist ten aanzien van recidiverende en vaak gewelddadige criminelen.

Hoe kunnen we voorkomen dat we gezien worden als softe hulpverleners die alleen maar praten en weinig bereiken?

Als hulpverleners hebben we hetzelfde doel als diegenen die een harde aanpak voorstaan: hoe kunnen misdrijven worden voorkomen, hoe kunnen we recidive verminderen?

Straf of repressie is het logisch antwoord. Ik heb het hier niet over straf als vergelding, als wraak, als een gevolg op de roep vanuit de samenleving voor een harde aanpak, maar over straf als middel om criminelen af te schrikken.

Gedrag dat leidt tot een negatief gevolg, straf bijvoorbeeld, zal in de toekomst minder voorkomen. Dat is het algemeen principe.

Ik zal het, gezien de korte tijd, niet hebben over de complexe vragen die dit principe oproept. Bijvoorbeeld: misdrijven leveren meestal directe positieve gevolgen op en de straf volgt pas veel later; de pakkans is slechts 15 % -- dit betekent dat bij een diefstal je 7 keer “beloond” wordt en 1 keer gestraft.

Ik heb jongeren in behandeling gehad die al jarenlang ongestraft op het dievenpad gaan en voor hun familie en buren stelen op bestelling. Het schuurtje in de achtertuin is hun winkeltje waar alle gestolen spullen liggen opgestapeld.

Voor sommigen werkt straf in hun milieu statusverhogend. Voor een van onze jongeren werd onlangs een buurtfeest georganiseerd toen hij uit de jeugdgevangenis kwam. Bij hun soortgenoten worden ze als helden verwelkomd.

Ik hou het hier wat principiëler: kan straf misdrijven voorkomen en recidive verminderen?

Als de vraag zo gesteld wordt, dan is het antwoord: nee. Moest het wel zo zijn, dan zou de misdaad al lang tot het verleden behoren: je hoeft slechts steeds strenger te gaan straffen totdat de laatste crimineel zijn lesje heeft geleerd. 

Dit werkt echter niet. Natuurlijk is het zo dat zolang ze opgesloten zijn zij geen misdrijven kunnen plegen. Om die reden ben ik er voorstander van dat jongeren die gemene geweldsdelicten plegen tegen weerloze slachtoffers, zoals een tasjesroof, direct tien jaar gevangenisstraf krijgen (ik denk hierbij bijvoorbeeld aan een gewelddadige beroving van een bejaarde dame, die haar heup breekt, de laatste jaren van haar leven de straat niet meer op durft en moeite heeft met lopen). Maar de meeste jonge criminelen plegen minder ernstige delicten en komen snel weer vrij. Voor hen is het belangrijk om naar alternatieven te zoeken.

We moeten de feiten onder ogen durven te zien: de recidive na een gevangenisstraf is enorm ondanks het feit dat in de gevangenissen toch wel humaan wordt omgegaan met de gedetineerden. In de jeugdgevangenissen hebben de jongeren die ik daar bezoek meestal een fijne tijd en worden grote inspanningen gedaan om hen vaardigheden aan te leren en kennis bij te brengen. Er wordt daar structuur geboden, iets wat ze thuis meestal gemist hebben, zodat zij er zich veilig voelen.

Als je echter een groep criminelen een jaar lang samen opsluit dan is de negatieve invloed op elkaar veel groter dan die van therapeuten en andere behandelaars. Onze jongeren komen uit de jeugdgevangenissen terug met sterke verhalen over roofovervallen die ze van anderen hebben gehoord.

Straf moet altijd gecombineerd worden met zorg. Bij enquêtes onder gewone burgers blijkt dat zelfs diegenen die pleiten voor een keiharde aanpak ook vinden dat die aanpak met educatieve maatregelen moeten samengaan.

Welke zorg is nodig?

Er zijn twee belangrijke buffers om criminaliteit en recidive te voorkomen:

1. het volgen van een opleiding of het vinden van werk

2. een band hebben met volwassenen die goede sociale modellen zijn en om de jongere geven. Bindingen hebben in de samenleving. Trots zijn op jouw wijk.

Dit is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Het vergt namelijk een bovenmenselijke inspanning om deze jongeren nog te motiveren voor een opleiding. Als ze makkelijk geld kunnen verdienen  met helen en drugs hebben ze ook weinig zin om voor het minimumloon te gaan werken.

Het is zeer moeilijk om die buffers te stand te brengen:

- de leerachtstanden zijn enorm. Op 17 jaar staan ze wat betreft taal en rekenen op het niveau van een elfjarige en een derde van hen op het niveau van een achtjarige. Dit is nooit meer in te halen. Verbaal zijn ze ernstig sociaal gehandicapt: conflicten moeten dus via agressie worden opgelost. In het gewone dagelijkse leven lopen ze continu frustraties op (ik ging eens met een jonge kerel mee naar een uitzendbureau. Hij ging naar een medewerkster, spreidde zijn beide handen over haar bureau en zei: ‘Werk’. Nu zijn ze daar wel wat gewend, maar zich goed kunnen introduceren verhoogt de kansen).

- de helft van onze 15 jongens zitten soms drie of vier maanden thuis  omdat geen enkele school ze nog wil opnemen. Of als we hen kunnen motiveren om een opleiding te volgen dan wordt hun keuze beperkt doordat ze geen verklaring van goed gedrag kunnen voorleggen; of ze worden geweigerd op de stageplaats.

- als ze opnieuw delicten plegen en ze worden geplaatst in detentie, dan wordt hun opleiding onderbroken of ze verliezen hun baan. Dit wil niet zeggen dat criminelen niet gestraft mogen worden of niet geplaatst in detentie, maar ik wil slechts constateren hoe straf de buffers tegen recidive verhindert en waar we een oplossing moeten voor vinden.

Het gaat niet om een harde versus een softe aanpak, maar om wat efficiënt is en wat niet.

- ze hebben een eigen kring van asociale mensen, staan afwijzend tegenover instanties en worden met minachting bekeken. In sommige gevallen kunnen zelfs hun ouders niets meer positiefs over hun zoon zeggen. Een van onze jongens wordt al acht jaar ernstig psychisch mishandeld door zijn stiefvader die hem de hele dag door bekritiseert en er bijvoorbeeld voor zorgt dat al het eten op is als zijn stiefzoon thuiskomt.

Kortom:

Die leerachterstanden, het gebrek aan toekomstperspectief, de gevolgen van een zeer gebrekkige opvoeding, traumatiserende ervaringen, de dagelijkse omgang met andere criminele jongeren: een waslijst van risicofactoren waar we als hulpverleners een oplossing voor moeten zoeken.

Bij deze groep is dit een onmogelijke opgave. We kunnen wel zeggen dat hier een multisystemische behandeling noodzakelijk is, maar wie is in staat om de zojuist genoemde problemen goed op te lossen? Zelfs met vijf uur per week en per jongen kom je er nog niet. De zorg die bij deze complexe en diepgewortelde problematiek nodig is, is onbetaalbaar. Wie is er trouwens voldoende opgeleid om op al die terreinen hulp te kunnen bieden? We kunnen die jongeren toch niet met een vijftal verschillende hulpverleners opzadelen?

Een project zoals het Pilot Project houdt altijd een groot risico in: de kans dat het met een van de jongere heel erg fout loopt tijdens de behandeling zit er altijd in. Als de overheid geen vertrouwen in ons heeft, is het snel afgelopen. Gelukkig hebben we een belangrijke troef in handen: alle andere hulpverleners laten het hier afweten. Wie het beter weet, mag het zeggen.

De vraag is dus of we zoals bij die mijnwerker bereid zijn tot onbegrensde zorg en volledige inzet tot de jongere terug op het juiste spoor zit?

Wat kan de hulpverlener hieraan doen? Kan zij de jongere een opleiding bieden? Kan zij hem helpen bij het inhalen van zijn leerachterstanden? Kan zij met hem een binding aangaan die niet aan tijd is gebonden?

Neen dus, en dat is precies de reden waarom de jeugdhulpverlening bij deze groep faalt en altijd zal blijven falen als er niets fundamenteel verandert.

Het gaat om een antwoord op de volgende vragen:

1. Wie is er in staat deze jongeren een opleiding te geven die hen aanspreekt op hun talenten en mogelijkheden? Ondanks de leerachterstanden is dit niet onmogelijk. Er zijn kortdurende, zeer praktijkgerichte opleidingen die jongeren goede kansen kunnen geven op de arbeidsmarkt. Welke school krijgt de totale vrijheid om naar eigen inzicht zo’n programma op te zetten in overleg met de werkgevers?

Ik heb nagenoeg alle leerkrachten in het lager beroepsonderwijs in Curaçao en Bonaire een training gegeven in het leren omgaan met agressie. Daar zag ik voor mijn ogen gebeuren waarom het zo fout kan gaan met Antilliaanse jongeren in Nederland: bij gebrek aan materiaal en een geschikt programma en te weinig enthousiasme onder de leerkrachten wordt aan de leerlingen geen toekomstperspectief geboden. Er is een legertje ambtenaren die zich met het onderwijs bemoeien zonder zelf les te geven en die zich het liefst onledig houden in een kantoortje met airco. Nochtans liggen de kansen voor het grijpen: een school voor beroepen in de horeca en de toeristenindustrie. Als zelfs de souvenirs die ze op die eilanden verkopen het etiket ‘made in China’ dragen, is er iets fundamenteel fout.

2. Welke werkgever is er bereid om met oneindig geduld die jongeren een kans te geven? Hoe kunnen we hen aan een baan helpen, ook al hebben zij geen verklaring van goed gedrag?

3. Welke volwassenen in de eigen omgeving van de jongere zijn bereid om onvoorwaardelijk naast hem te staan, om altijd een toevlucht te zijn, om altijd te blijven geloven in zijn positieve mogelijkheden en om hem steeds opnieuw een kans te geven?

Er is geen reden tot pessimisme: die leerkrachten, die werkgevers, die volwassenen zijn overal te vinden. Het is de taak van de hulpverlener om hen te mobiliseren, zodat rondom de jongeren een soort NETWERK VAN SOLIDARITEIT  ontstaat.

Ik wil hier een paar praktische voorstellen aan koppelen en ik ben benieuwd naar uw reacties:

De jeugdhulpverlening moet worden gevestigd op scholen (op basisonderwijs zodat problemen vroegtijdige gesignaleerd worden en preventie mogelijk wordt; op het middelbaar onderwijs voor vroegtijdige hulpverlening). Door wijkgericht te werken kom je als jeugdhulpverlener automatisch in contact met de scholen (persoonlijk heb ik al meerdere scholen bezocht waar onze doelgroep zit; ik geef er lezingen en zo mogelijk een training aan de leerkrachten om met agressie te leren omgaan; zij kunnen ons altijd opbellen voor advies ...).

De jeugdhulpverlening moet samenwerken met werkgevers, zodat de jongeren na hun praktijkgerichte opleiding een baan kunnen vinden. De hulpverlener kan hen daarbij een tijdje begeleiden.

Om het wat scherp te stellen: een jeugdreclasseerder moet niet zozeer contact hebben met de jongere zelf, moet niet zozeer praten met de jongere, maar hij moet vooral contacten leggen met mensen die iets voor deze jongere kunnen betekenen, Hij moet een bemiddelaar zijn tussen de jongere en de samenleving. Hij moet dus een netwerk van solidariteit rondom de jongere tot stand brengen.

Als dit lukt, dan zal dit netwerk van solidariteit in de wijk ook voor andere jongeren haar nut kunnen bewijzen en wordt de jeugdhulpverlening in zekere zin overbodig. De burgers nemen het van ons over en dat is een goede zaak.

Wat kan dit betekenen voor de vraag van vandaag: hoe is straf en zorg met elkaar te verbinden?

Een voorbeeld kan mijn visie het best verduidelijken. Vijf van onze jongeren zijn slachtoffer geworden van een zwendel met telefoonabonnementen. Zoals u wellicht weet zijn in deze kringen de daders nu eens slachtoffer en dan weer dader.

Door twee bekende boeven werden ze min of meer gedwongen bij diverse maatschappijen een telefoonabonnement af te sluiten. Zij kregen elk 150 euro (dat was heel slim van deze boeven want de jongeren kunnen moeilijk een klacht indienen omdat ze ervoor zijn betaald; de advocaat die we op  deze zaak hebben gezet heeft dan ook geen vertrouwen in een goede afloop). Na een maand kwamen de rekeningen binnen. Bij sommigen is dat tot 5000 euro opgelopen. Een van hen, een Turk, was tijdens de herfstvakantie naar Turkije geweest en had een pistool meegebracht; verstopt achter de bumper van de auto zonder dat zijn vader het wist. Aan mijn medewerkster vertelde hij dit en zei dat hij die twee boeven zou neerknallen.

Zij vroeg mijn advies. Ik twijfelde geen seconde en zei dat zij onmiddellijk  naar de officier van justitie in het Veiligheidshuis moest gaan en haar het probleem voorleggen. Misschien was het mogelijk dat hij het wapen kon inleveren zonder verdere gevolgen. Ik zei er wel bij dat zij open kaart moest spelen naar de jongen toe.

De volgende dag zijn ze samen naar de politie geweest en de vader werd er buiten gehouden. De vertrouwensrelatie werd er niet door aangetast.

Er was nauwelijks een kans dat de politie dit tijdig ontdekt zou hebben. Dank zij de vertrouwensrelatie met de hulpverlener werd hier misschien een zwaar misdrijf voorkomen.

In dit voorbeeld is er weliswaar geen sprake van straf, maar het bewijst dat justitieel ingrijpen best gecombineerd kan worden met zorg. Straf of het inleveren van wapens is best uit te leggen. Straf kan worden toegekend terwijl de dader toch met respect wordt behandeld. De politie kan best streng optreden zonder dat de jongere zich vernederd voelt.

Voor de meeste gearresteerde jongeren maakt het niet zo veel uit als diegene die moet toezien op de strafmaatregelen ook de hulpverlener is. Wij hebben echter te maken met recidiverende en vaak gewelddadige criminelen die een enorme haat hebben ontwikkeld tegenover de instanties en die al veel hulpverleners over de vloer hebben gehad. Vooral bij niet-westerse allochtonen zien we soms dat ze ‘de hele wereld’ haten.

Met deze jongeren kan er nooit een vertrouwensrelatie ontstaan als de hulpverlener tegelijkertijd een verlengstuk is van justitie. De jongere zelf zal slechts veranderen als hij op een of andere manier geraakt wordt door de inzet en het vertrouwen van mensen die om hem geven. Ze hebben in onze samenleving vaak al zoveel negatieve, frustrerende en discriminerende ervaringen opgedaan, soms al vanaf de basisschool, dat zij in ons project soms voor het eerst weer ervaren dat er volwassenen zijn die in hen geloven.

Wie stelt dat de hulpverlener ook verantwoordelijk moet zijn voor de uitvoering en het toezicht op de strafmaatregelen plaatst de hulpverlener in het kamp van diegenen die door de jongeren worden gehaat en maakt het opbouwen van een vertrouwensrelatie onmogelijk.

Zullen we de mijnwerker laten redden door diegenen die hem straks moeten vervolgen? Laat ieder zijn deskundigheid en bevoegdheid. De redders moeten zich ten volle kunnen concentreren op hun taak en zich niet laten afleiden door de afschuw over zijn daden.

De hulpverlener moet bij deze jongeren, tegen de stroom in, tegen de overtuiging van 40 % van de bevolking, er blijven van uitgaan dat zij de moeite waard zijn, dat ook zij oneindig meer zijn dan de misdrijven die ze hebben gepleegd.

Ik pleit ook voor een harde aanpak, maar voor de ergste crimineel moet er ook een uitweg zijn: het netwerk van solidariteit staat voor hem klaar.

Om straf en zorg goed te kunnen combineren moeten  politie, justitie en hulpverleners zelf het voorbeeld geven dat zij respectvol met elkaar omgaan, elkaars terrein respecteren en via regelmatig overleg zoeken naar hoe de belangen van de samenleving en van de jongeren het best gediend kunnen worden.

De mijnwerker wordt zwaar gestraft voor zijn misdrijf, maar eerst hebben mensen hun leven geriskeerd om hem te redden. Krijgen de hulpverleners in de kinderbescherming voldoende ruimte om naast de repressieve maatregelen zich maximaal en onvoorwaardelijk in te zetten voor de jongeren? Is scheiding van straf en zorg mogelijk, zodat ze goed verbonden kunnen worden?

Ik dank u.

STELLINGEN VOOR DE DISCUSSIE:

1. Het is niet zozeer de jonge crimineel die behandeld moet worden, maar er moeten mensen in zijn eigen omgeving gemobiliseerd worden die zich voor hem willen inzetten (discussie over netwerk van solidariteit: hoe is dat te realiseren?)

2. Een harde aanpak: ja, op voorwaarde dat de talenten en goede eigenschappen van de crimineel ook een kans krijgen (wat betekent dit voor de opleiding, het verbeteren van het toekomstperspectief? Hoe kan je ervoor zorgen dat de strafmaatregelen geen barrière zijn tegen positieve ontwikkelingen?)


HOME