recidiverende en gevaarlijke delinquenten 


Referenties


Hoge, R.D., Guerra, N.G., & Boxer, P. (Eds) (2008). Treating the juvenile offender. New York: The Guilford Press.

Van Acker, J. (1998). Jeugdcriminaliteit: Feiten en mythen over een beperkt probleem. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum

Van Acker, J. (2006). Zorgenkinderen: Omgaan met opvoedingsproblemen. Amsterdam: Ambo (2de druk). NU OOK ALS E-BOOKLINK

Acker, J.C.A. van (2010). Jeugdzorg en reclassering: harde kern jongeren en Marokkaanse relschoppers. Antwerpen: www.ministrando.org (INFO en BESTELLEN2de herziene druk, januari 2013 (met nieuwe casussen en evaluatie-onderzoek)

Welke jongeren worden hiermee bedoeld?

1. Dit gaat bijvoorbeeld niet over jongens zoals Kim De Gelder (die in een crèche in Dendermonde baby's vermoordde) of Tim Kretschmer (die in een school in Duitsland negen leerlingen en drie leerkrachten doodschoot).

Deze jonge mannen plegen één misdrijf of een paar zware delicten in een korte periode; vooraf zijn ze niet in aanraking gekomen met de politie. Zij plegen die misdrijven in een vlaag van zinsverbijstering.

Zij horen thuis in de psychiatrie. Plegen ze zelfmoord, dan zorgen ze zelf voor de goedkoopste oplossing.

2. Ik heb het ook niet over jongens zoals die jongen in Nederland die op Koninginnedag een postbode met een hamer doodsloeg, of die kerel in Oostende die een andere jongen doodstak omdat hij weigerde een sigaret te geven. Deze moordenaars hadden nooit eerder een misdrijf gepleegd, kwamen uit een gewoon milieu en stonden bekend als sociaal. Deze jongens zullen niet recidiveren. Zo iemand krijgt in Nederland een gevangenis van hooguit vier jaar met aftrek van het voorarrest. In België komt zo’n sukkelaar voor het hof van assisen en riskeert een lange, maar nutteloze gevangenisstraf.

3. Ik heb het ook niet over jongens die in paniek een moord begaan. Toen ik inspecteur was van de rijksinrichtingen (Mol en Ruiselede) zat in Mol een jongen die op 14-jarige leeftijd zijn nichtje op afschuwelijke wijze had vermoord. Dat gebeurde begin jaren zestig. Omdat de moordenaar niet onmiddellijk werd gevat, hield deze moord de gemoederen wekenlang bezig zodat de kranten er flink aan verdiend hebben. Deze jongen had seksuele avances gemaakt en toen zijn nichtje wegliep was hij in paniek geraakt. Dit gebeurde in een klein Ardeens dorpje, vlak bij Aarlen (de franstalige zware jongens zaten in Mol, want ook in die tijd moesten de Vlamingen de problemen van de Walen oplossen; dat het ministerie van justitie de taalwetten aan haar laarst lapte werd niet opgemerkt).

Toen hij achttien zou worden was de vraag of hij nu volgens het volwassenenrecht veroordeeld moest worden. In elke geval kon hij naar zijn dorp niet terugkeren, want hij zou ter plekke gelyncht worden. Ik had een afspraak met de jeugdrechter in Aarlen om te kijken hoe het verder moest met deze jonge moordenaar. Om mij te imponeren toonde zij mij de foto’s van het slachtoffer die door de wetsdokter waren gemaakt. Toen ik haar vertelde dat ik net voor de afspraak het graf van het meisje had bezocht, was zij ook geïmponeerd.

Die jonge moordenaar is toen vrij gekomen en ging in Brussel wonen. Bij mijn weten is hij nooit meer met justitie in aanraking gekomen.

Hier wil ik het hebben over jonge criminelen die hoogstwaarschijnlijk nog veel misdrijven zullen plegen:

Bijvoorbeeld: in Mol leerde ik ook twee jongens kennen die samen een koelbloedige moord hadden gepleegd. Zij hadden ‘s nachts de veldwachter opgebeld, zogezegd omdat er een ongeval was gebeurd. Toen die man met zijn fiets aankwam, schoten zij hem neer en namen zijn pistool mee. Zij wilden namelijk een tweede pistool om bankovervallen te plegen.

Deze jongens kwamen na een tijd ook vrij. De volgende jaren las ik regelmatig in de krant namen van jongens die ik in Mol had gekend en die opnieuw vreselijke misdrijven hadden gepleegd. Onder andere een roofoverval waarbij twee politieagenten werden doodgeschoten.


Bijvoorbeeld: allochtonen zoals die drie Noord-Afrikanen die op donderdag 12 maart 2009 in Antwerpen een 22-jarige kapster beroofden en toen ze hen haar portefeuille had gegeven haar nog met een dolk haar wangen openreten. Ook deze kerels, die voor niets terugdeinzen en waarvan de grootouders misschien woonden in spelonken in het Rifgebergte zullen hoogstwaarschijnlijk nog veel afgrijselijke misdrijven plegen.


Als professionelen moeten we ons niet laten leiden door emoties (die hebben we natuurlijk allemaal want het gaat om crapuul van de laagste soort), maar we moeten het hoofd koel houden om een antwoord te vinden op de volgende vragen:


1. welke maatregelen zijn nodig om de bevolking te beschermen zodat potentiële recidivisten niet opnieuw kunnen toeslaan?


2. hoe kunnen we dit soort misdrijven voorkomen?


3. hoe kunnen ze behandeld worden, hoelang moet de detentie duren en welke vorm van nazorg moet er zijn?


Het gaat gelukkig om een kleine minderheid: slechts 2,3 % van de 12 tot 17-jarigen zijn veelplegers en slechts 10 % van deze groep blijft crimineel tot in de volwassenheid. Bovendien zijn de criminelen die behoren tot deze kleine groep niet allemaal gewelddadig.


De overgrote meerderheid stopt met crimineel gedrag. Ook van Marokkanen is bekend dat bij de meesten het crimineel gedrag stopt zodra een huwelijksdatum in zicht is. Laat ons niet vergeten dat 85 % van de Marokkanen nooit in aanraking komt met de politie.


Maar zowel onder autochtonen als onder allochtonen is er een kleine groep gevaarlijke recidiverende criminelen die voor de rest van hun leven een gevaar zullen zijn voor hun medemensen. Dat aantal is bij allochtonen niet groter dan bij autochtonen (ter attentie van extreem rechts). Velen van hen zijn psychopaten die niet vatbaar zijn voor beïnvloeding of conditionering en die, zodra zij de kans krijgen, opnieuw zullen toeslaan. Psychopaten staan ervoor bekend heel sociaal en aangenaam over te komen; zij doen er alles aan om hun vrijheid te herwinnen, desnoods zullen zij zich in de gevangenis tot het geloof bekeren en voor de anderen een modelgevangene zijn, maar als ze eenmaal vrij zijn zullen ze opnieuw de wreedste misdrijven plegen. Ook hier is het zaak professioneel op te treden en ons niet te laten leiden door emoties en naïviteit.


Wat is voor deze groep effectief?


We moeten gewoon durven erkennen dat de behandeling voor deze groep gewelddadige en gevaarlijke recidivisten faalt. Elders op deze website wordt een vernietigend rapport van de Nederlandse Algemene Rekenkamer over de jeugdgevangenissen samengevat. Het is onze plicht de samenleving te beschermen tegen deze criminelen. Ik denk niet dat er ooit effectieve behandelingen zullen gevonden worden voor gewelddadige, recidiverende criminelen ouder dan veertien jaar. De voor de hand liggende oplossing is dat zij na de detentie nooit meer de volle vrijheid herkrijgen. Zij zouden onder controle moeten staan met behulp van een chip die in hun lichaam is ingeplant en die ze niet zelf kunnen verwijderen. Deze zeer beperkte groep moeten we wel humaan behandelen, dit wil zeggen dat zij tijdens hun verblijf in een gesloten inrichting nieuwe kansen aangeboden krijgen. Tijdens de nazorg is het van groot belang dat zij zich verbonden weten met mensen die om hen geven. Verbondenheid en nieuwe competenties opdoen zijn de twee sleutelwoorden voor een succesvolle aanpak.


Hieronder werken wij dit verder uit. Eerst geven we aan dat het risico-model geen oplossing biedt. Daarna gaan we in op de ingrediënten van een effectieve aanpak.


Risicofactoren en protectieve factoren


De meeste hulpverleningsprogramma’s voor jeugdige delinquenten gaan uit van het risico-model. Volgens dit model zijn er bepaalde risicofactoren die de kans op een criminele carrière verhogen. Zo zijn de beste voorspellers voor ernstige delicten tussen 15 en 25 jaar: al delicten gepleegd hebben tussen  de leeftijd van 6 en 11 jaar, behoren tot de lage sociale klasse en een ouder hebben die crimineel is. Andere bekende risicofactoren die delinquent gedrag goed voorspellen zijn: een moeder met geringe opleiding, opgroeien in een achterstandswijk met veel criminaliteit, slechte vrienden, mislukken op school. Ook biologische factoren kunnen een risico vormen zoals: een moeilijk temperament, neurocognitieve tekorten en zelfs een lage hartslag (waardoor het kind minder gevoelig is voor fysieke straf). Naast de risicofactoren onderscheid men ook protectieve factoren; dat zijn factoren die het kind beschermen tegen een deviante ontwikkeling. Bekende protectieve factoren zijn een goede intelligentie, positieve relaties met leeftijdgenoten, goede schoolprestaties, een behoorlijke vrijetijdsbesteding en een positieve relatie met autoriteitsfiguren.


Het risico-model schiet tekort


Het risico-model als basis voor het opzetten van preventieve en curatieve programma’s heeft echter zijn beperkingen. Eigenlijk is nog nooit aangetoond dat programma’s die gefocust zijn op de bekende risicofactoren en protectieve factoren effectief zijn. Dit heeft verschillende oorzaken:


- een risicovolle context voor een individuele crimineel is moeilijk of niet te veranderen (bijvoorbeeld de ouder die crimineel is);


- we weten nog te weinig welke risicofactoren en protectieve factoren van belang zijn om een individu af te leiden van een criminele ontwikkeling. Wat leidt tot afleiding is niet per se het tegenovergestelde van de oorzaken van crimineel gedrag (als het kind in plaats van te mislukken op school nu slaagt, betekent dit niet per se dat het kind het crimineel gedrag zal stopzetten);


- gezinsgerichte interventies vereisen de medewerking van het gezin (dit is moeilijk als de jongere verblijft in een afgelegen jeugdinrichting of als er nauwelijks nog sprake is van een gezin) en voor jong volwassenen die autonoom willen worden ligt gezinsinterventie niet voor de hand;


- andere contextuele factoren zoals groep van leeftijdgenoten, de buurt of de samenleving zijn nog moeilijker te veranderen;


- behandeling is niet alleen een kwestie van de context te veranderen: de delinquent moet ook zijn gedrag veranderen binnen specifieke contexten. Hij moet leren zich conform de wet te gedragen in milieus die criminogeen zijn. Hij moet gemotiveerd zijn om zich aangepast te gedragen.


De centrale vraag is daarom: welke individuele factoren, welke levenservaringen en welke contextuele factoren leiden tot het stopzetten van crimineel gedrag?


Wanneer wil de delinquent veranderen van gedrag?


Het delinquente gedrag zal niet vanzelf veranderen. Er moet iets veranderen in het individu, hij moet op een of andere wijze beïnvloed worden van buitenaf en hij moet terechtkomen in een omgeving waarin hij niet geneigd zal zijn om zich crimineel te gedragen. Hij moet gemotiveerd zijn om zich moreel goed te gedragen. Werken aan die motivatie moet in elk geval alle aandacht krijgen tijdens de eerste fase van de behandeling.


Die motivatie ontstaat als het individu op een of andere manier geraakt wordt. Iets van buitenaf spreekt hem zodanig aan dat hij bereid is er gehoor aan te geven. De motivatie ontstaat altijd tussen een ik en een jij. Mensen waarmee de crimineel zich verbonden voelt, kunnen hem op zo’n indringende manier aanspreken.


Sterke banden met volwassenen die een positieve invloed kunnen uitoefenen zijn cruciaal voor de motivatie en dus ook voor de behandeling.

Dit kunnen familiebanden zijn, een huwelijks- of samenlevingsband, en banden met mensen op het werk. Stabiele en positieve relaties met familie, partner en op het werk zullen de crimineel ertoe aanzetten die te willen behouden.


Een tweede cruciale factor betreft de eigenschappen van het individu om die banden aan te gaan, te verstevigen en te behouden. We noemen dit het menselijk kapitaal: zijn competenties, een positieve identiteit, zelfvertrouwen, sociale vaardigheden, empathie, probleemoplossingsvaardigheden, een geslaagde opleiding, hoopvolle verwachtingen over de toekomst.


Criminelen zijn vaak losers. Ze zijn mislukt op school. Ze hebben nauwelijks of geen relaties met positieve rolmodellen. Ze vinden geen werk. Ze zijn depressief, diep gefrustreerd en haatdragend. Vaak zijn het ook angstige mensen die hun angst verbergen door zich heel stoer te gedragen. Bij deze groep is het daarom heel moeilijk om het menselijk kapitaal te verbeteren.


Werken aan de risicofactoren zal niet effectief zijn, als niet tegelijkertijd gewerkt wordt aan een verhoging van het menselijk kapitaal.


De kern van de behandeling is de criminelen in een zodanige situatie brengen dat ze iets presteren waar ze plezier in hebben en dat door anderen wordt gewaardeerd. Vanuit deze ervaring kunnen zij het zelfvertrouwen en de motivatie opdoen om in de samenleving een constructieve bijdrage te leveren. De volwassenen  met wie zij een goede band hebben  moeten hierbij zoveel mogelijk worden betrokken om blijvende resultaten te behalen.


Waarin presteren en waardering verkrijgen?


Het gaat hoofdzakelijk om jongeren met een mislukte schoolcarrière. Het is onrealistisch te veronderstellen dat zij nogmaals met een opleiding zullen willen beginnen. We kunnen beter aansluiting zoeken bij hun eigen leefwereld. Een voorstel is om criminele, recidiverende jongeren met een mislukte schoolcarrière, binnen de gesloten instelling een praktijkgerichte beroepsopleiding te geven waarmee ze onmiddellijk aan de slag kunnen.  


Samenvattend kan worden gesteld dat in justitiële instellingen twee vormende activiteiten met elkaar gecombineerd moeten worden: enerzijds  activiteiten die de jongeren erg aanspreken, waarvoor zij gemotiveerd zijn, waarin ze tot goede prestaties kunnen komen en waarvoor zij waardering krijgen; anderzijds moeten deze activiteiten gekoppeld worden aan passende leerervaringen zoals het opdoen van technische vaardigheden, kennisverwerving en sociale vaardigheden. Tijdens de nazorg en om recidive te voorkomen worden de jongeren betrokken bij projecten waarin beroep wordt gedaan op hun nieuwe vaardigheden.  


TERUG NAAR OVERZICHT


HOM