Het gaat mij hier niet om een harde aanpak versus een softe aanpak, maar om een efficiënte aanpak versus een beleid dat niets oplost of het nog erger maakt.
Aan de ene kant kan je de
veiligheid in de wijken verbeteren door heel gericht de groep van notoire
overlastgevers en criminelen te volgen, voortdurend toezicht houden,
onmiddellijk ingrijpen, in detentie plaatsen na een misdrijf, huisarrest om ze
een tijd uit de wijk te houden, hen het gevoel geven dat ze goed in de gaten
gehouden worden door straatcoaches, wijkteam, jeugdreclasseerders en wijkagenten.
Hier werkt iedereen samen om die groep in het gareel te houden en zo nodig op
te pakken en te plaatsen in een gesloten instelling. Zodra ze recidiveren
worden ze opnieuw uit de wijk verwijderd.
Met deze stringente, repressieve aanpak kan de veiligheid in de wijk wellicht
verbeterd worden. Er komt wel elk jaar een nieuwe aanwas van overlastplegers
bij, maar als men dit beleid volhoudt, wordt ook die groep aangepakt. Over dit
luik van het veiligheidsprogramma hoeven wij vanuit het Pilot Project geen
kritiek te hebben en daarmee moeten we ons ook niet gaan bemoeien.
Aan de andere kant kan je voor die groep kijken of ze ook nieuwe kansen kunnen krijgen. Het gaat om minderjarigen en jongvolwassenen, die meestal weinig kansen in hun leven hebben gekregen door een gebrekkige opvoeding, verwaarlozing en soms mishandeling, falen op school, leven in armoede, veel slechte voorbeelden in hun eigen omgeving, aangeboren karaktertrekken zoals impulsiviteit en concentratiestoornissen, en dergelijke. Voor deze jongeren willen wij een intensief programma aanbieden om ze alsnog nieuwe kansen te bieden. Gezien de voorgeschiedenis en de vele risicofactoren die hun omgeving kenmerken vereist dit een zeer zorgvuldige, intensieve en langdurige aanpak. Sleutelbegrippen bij die aanpak zijn: de basishouding, samenwerking met de jongere en zijn ouders, het creëren van bindingen met sociaal aangepaste mensen, werken aan concrete kleine stapjes zodat ze leren successen te behalen, het verbeteren van de opleiding en/of het vinden van werk, het saneren van de schulden die ze vaak hebben.
Onze aanpak wordt belemmerd door uiteraard de detentie, door huisarrest, door
het hebben van een strafblad, door misprijzen en wantrouwen die ze ervaren bij
de politie of bij anderen, door de slechte naam die ze in de buurt hebben
en waar ze moeilijk van af komen. Dit wil niet zeggen dat deze maatregelen niet
mogen worden genomen. Het is aan het Openbaar Ministerie en de kinderrechter om hierover te
oordelen. Het gaat hier om de vraag hoe kunnen we naast al die maatregelen ons
doel bereiken: integratie van de jongere in de samenleving. Met alleen
repressie kan dit doel niet bereikt worden. Voortdurend opsluiten is ook niet
de beste optie.
Wij willen de jongeren gewoon op school krijgen, aan werk helpen, in contact
brengen met mensen die om hen geven zodat zij er ook bij horen; hen de
vaardigheden aanleren om hierin te slagen en hen het nodige
zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld bijbrengen. Onze methodiek is hierop
gebaseerd en de hulpverlener die deze aanpak probeert waar te maken kan niet
tegelijkertijd diegene zijn die repressieve maatregelen neemt of mee helpt
uitvoeren en controleren.
Om uit dit dilemma te komen zou het Openbaar Ministerie en de kinderrechter op een gegeven
moment in de levensloop van de jongere hem voor de keuze kunnen stellen: ofwel
gaan we door met de repressieve aanpak, ofwel werk je samen met het Pilot
Project en dan blijven onze maatregelen voorwaardelijk. Alle andere
bemoeienissen worden opgegeven, zolang je goed samenwerkt met de jeugdhulpverleners.
Pleeg je opnieuw een delict of zorg je toch nog voor overlast, dan zullen die
maatregelen alsnog van kracht worden (als de straf beëindigd is, dan kunnen we
je weeral een nieuwe kans geven).
Nu zou je de vraag kunnen stellen hoever onze tolerantie moet gaan of hoe vaak we na het zoveelste delict de crimineel een nieuwe kans moeten geven. Welnu, het antwoord hierop maakt het verschil uit tussen een beschaafde samenleving en een primitieve clangemeenschap. In een primitieve gemeenschap wordt een dief die voor de derde keer wordt betrapt de handen afgehakt. In een samenleving met een christelijk fundament zijn we altijd bereid om te vergeven en om met nieuwe hoop de crimineel een kans te geven. Volgens mij is dit een doorslaggevend argument om Europa te blijven zien als een christelijke beschaving. Als we die identiteit verloochenen wordt Europa bij een diepe economische recessie één groot slagveld.
Matteüs 12;9-12: En Hij vertrok van die plaats en ging in hun synagoge. En zie, daar was een mens met een verschrompelde hand. En zij legden Hem de vraag voor, of het geoorloofd is op de sabbat te genezen, om Hem te kunnen aanklagen. Maar Hij zeide tot hen: Wie zou er onder u zijn, die één schaap heeft en die, als dit op een sabbat in een put valt, het niet grijpen zal en eruit trekken? Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven? Derhalve is het geoorloofd op de sabbat wel te doen.
Kortom, het gaat niet alleen om de toepassing van de wet, maar vooral om het welzijn van het individu. Dat is het ware individualisme en de onvervangbare roeping van de westerse beschaving tegenover de primitieve culturen waar de groep elk individu tiranniseert.