management in de jeugdzorg

HOE DE AANPAK VOOR JEUGDZORG DOEN SLAGEN?

In het bijzonder voor totaal ongemotiveerde jongeren, bij wie al zoveel mislukt is en die ook nog voortdurend recidiveren in crimineel gedrag

Modern management

In het moderne management is al enige tijd bekend dat resultaten niet alleen afhankelijk zijn van technische vaardigheden en van een goede match tussen werknemers en hun functie. Sociale dynamica is minstens even belangrijk. Op het individuele niveau gaat het hier om controle (er zeker van zijn dat de instructies worden opgevolgd), zelfvertrouwen en gewetensvol werken of plichtbewustzijn. Op sociaal niveau gaat het om goede interpersoonlijke interacties, in het bijzonder binnen een organisatie waar elke betrokkene zich vrij voelt om innoverende ideeën voor te leggen, om die vernieuwingen te kunnen uittesten zonder angst om fouten te maken, waar elk lid gebruik kan maken van de nieuwe sociale media als marktplaats voor ideeën en waar de managers leiders zijn die erkend worden omdat zij ten dienste staan van de gemeenschap.

De jongeren en hun ouders een stem geven in de aanpak

Het grote probleem binnen de kinderbescherming en de jeugdzorg is dat de jongeren en hun ouders bevoogdend worden behandeld. In deze tijd is dit volkomen achterhaald. Het woord kinderbescherming zegt al genoeg: tegen wie moet het kind worden beschermd? Tegen zijn ouders ... Zowel kind als ouder worden hier gediskwalificeerd. De grond voor motivatie en medewerking wordt al op voorhand onderuit gehaald.

Willen we het modern managementdenken toepassen op de jeugdzorg dan zouden we eerst en vooral de jongeren en hun ouders als partners moeten beschouwen. Als alle behandelingsmethoden tot nog toe hebben gefaald, dan zijn we toe aan innovatie. Als de jongeren en hun ouders absoluut niet gemotiveerd zijn en al zoveel mislukkingen hebben gekend, dan zijn zij de meeste geschikte personen om aan te geven op welke manier ze wel te motiveren zijn, wat ten koste van alles vermeden moet worden om nieuwe mislukkingen te voorkomen en wat misschien wel zou werken.

Een constructieve aanpak die volkomen los staat van justitie

Een andere les die we uit het moderne management kunnen trekken is dat de hulpverleners of behandelaars in elk geval geen verlengstuk moeten zijn van de gerechtelijke instanties. Een repressieve en controlerende houding zou het eigen initiatief van de jongeren en hun ouders in de kiem smoren. We moeten integendeel vanuit henzelf en samen met hen tot een constructieve aanpak proberen te komen. We hebben het hier over een behandeling op maat: voor elke jongeren en voor elk gezin wordt, in voortdurend overleg met hen, een specifieke behandelingsmethode ontwikkeld.

Niet de vraag ‘Wat werkt?’ staat centraal, maar de vraag: ‘Werkt het?’

Natuurlijk moet de behandelingsmethode goed onderbouwd zijn. Er moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van wat eerder wetenschappelijk werd geëvalueerd op de effecten. Maar hier hebben we het over een groep bij wie evidence-based methoden niet hebben geholpen. Het gaat bij hen eerder om het continu zoeken naar wat werkt. Hierbij weten wij bij deze groep nog niet wat er werkt, maar we stellen de vraag of het werkt. Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten feiten worden verzameld op allerlei terreinen die van belang zijn voor het welbevinden en de sociale aangepastheid van de jongeren. Ook de jongeren en hun ouders dragen de feiten aan. Ook zij moeten een stem hebben in het antwoord op de vraag ‘werkt het?’ of ‘heeft het gewerkt?’.

Een platvorm voor een open dialoog

Jeugdzorg kan niet los worden gezien van de samenleving. Hier gaat het om jongeren waarover de samenleving zich grote zorgen maken. Maar die jongeren zijn opgegroeid in die samenleving en moeten daar  hun plek weten te vinden. De problemen zijn in die samenleving ontstaan en daarom moeten ze binnen die samenleving worden opgelost. We zijn met z’n allen voor hen verantwoordelijk. Om die reden moeten de mensen meedenken en meewerken in de aanpak van deze jongeren. De hulpverlener heeft buurtbewoners, leerkrachten, werkgevers, sportcoaches en anderen heel hard nodig. Er moet rondom de jongere en zijn ouders een ‘netwerk van solidariteit’ ontstaan van mensen die om de jongeren geven en hem een nieuwe kans willen geven, wat er ook moge gebeuren.

Het is ook  belangrijk dat de medeburgers en de instanties gewezen worden op hun verantwoordelijkheid. De hulpverlener treedt op als ambassadeur van de  jongere en zijn ouders. Zo nodig legt hij de vinger op tekortkomingen en hiaten in de bureaucratie. Met behulp van de nieuwe en de traditionele media kan de hulpverlener samen met de jongeren en de jongeren acties ondernemen om de vernederden en vertrapten in de samenleving eerlijke kansen te geven. Als de jongere en zijn ouders deze solidariteit vanwege de hulpverlener ervaren, zal hun motivatie beslist een sprong vooruit maken. We kunnen hier in het bijzonder denken aan de allochtonen die de plaats van de autochtonen uit de lagere sociale klasse in de kinderbescherming hebben overgenomen.

Conclusie

Om het bovenstaande te realiseren is een aardverschuiving nodig in het denken van lokale bestuurders, politici en justitiële instanties. In plaats van deze jongeren te zien als overlastgevers of ze helemaal af te schrijven als onverbeterlijke criminelen, moeten alle betrokkenen samen met de jongeren en hun ouders zoeken hoe zij nieuwe en realistische kansen kunnen krijgen in een samenleving die mede verantwoordelijk is voor de ontstane ellende.

Een en ander wordt het best verduidelijkt met een voorbeeld uit de praktijk. Zie de tekst Opgroeien zonder opvoeding en zonder passende hulpverlening.  

ANDERE TEKSTEN OVER JEUGDCRIMINALITEIT

HOME