behandeling in een uitzichtloze situatie


Bij deze casus werken we op de grenzen van de hulpverlening. Regelmatig hebben we het gevoel dat het allemaal zo hopeloos is en zien we geen uitweg meer. Door een extreem moeilijke casus voor te leggen hopen we in bredere kring een bezinning op gang te brengen over hoe het verder moet.

Malik (Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit) is al drieëntwintig als hij bij ons wordt aangemeld. Deze jonge kerel heeft het langste strafblad van alle jongeren die wij in begeleiding hebben. Vanaf zijn dertiende heeft hij zich vooral schuldig gemaakt aan diefstallen, berovingen en heling. Na de aanmelding in januari 2011 gebeurt er tot juli 2011 vrijwel niets, simpelweg omdat geen contact mogelijk is met Malik. Kort na de aanmelding heeft de jeugdhulpverlener samen met Sociale Zaken een belangrijk doel bereikt: Malik aan werk helpen. Helaas hield hij er na één maand mee op omdat zijn salaris werd ingehouden. Hij heeft namelijk een schuld van 11.000 euro. Het is daarom een hopeloze zaak om hem aan werk te helpen als er niet eerst een regeling komt voor de schuldsanering. Het stoppen met werken was wellicht voor Malik de belangrijkste reden om het contact met  de jeugdhulpverlener af te houden. Het schaamtegevoel hiervoor was begrijpelijk nadat hij eerst heel trots had gezegd dat hij voor de eerste keer in zijn leven werk had.

In deze eerste periode was de belangrijkste inbreng van de jeugdhulpverlener om alle betrokken instanties te contacteren zodat er een zekere lijn in de aanpak van Malik gerealiseerd kon worden. Het gaat om het UWV, stadstoezicht, het Veiligheidshuis, de trajectbegeleider van de jongere broer, een ‘personal trainer’ voor arbeidsbemiddeling, de politie (o.a. in verband met een hangend arrestatiebevel) en Sociale Zaken.

Een tweede activiteit was zicht krijgen op de schulden. De meeste brieven waren nooit geopend en werden op een gegeven moment weggegooid. Het gaat voornamelijk om niet betaalde boetes en studieschulden. De hoogste schuld is bij het Centraal Justitieel Incassobureau.

In juli overleed de moeder. Deze ongelukkige vrouw had een ellendig leven achter haar rug. Vijftien jaar geleden is haar man van haar gescheiden en heeft niets meer van zich laten horen. Zij heeft, samen met haar drie kinderen, in bittere armoede geleefd. Heel merkwaardig is dat deze vrouw haar kinderen bewust in het Nederlands heeft opgevoed. Malik spreekt dan ook geen woord Arabisch.

Na haar overlijden blijkt dat de moeder niets had geregeld. Er was gelukkig al eerder contact gelegd met de familie in Gouda zodat samen met hen veel zaken goed geregeld konden worden: het jongste zusje werd opgenomen in hun gezin en voor Malik en zijn broer werd een andere woning gezocht en gevonden. Ook veel andere zaken, zoals de belastingzaken van moeder, werden goed geregeld. Dit vergde heel veel werk. Deze familie in Gouda wist niets af van de problemen waarmee de moeder al die jaren te maken had. Zij had voor hen alles verborgen gehouden.

De vader komt terug in beeld als de moeder in de terminale fase van haar ziekte is. Hij biedt enige steun in het gezin, maar na het overlijden van de moeder verdwijnt hij weeral. Van hem valt niet veel te verwachten. Zodra hij merkte dat er niets te halen viel, vertrok hij weer met de noorderzon.

Malik had geen dagbesteding en ook geen inkomen. Hier moest dringend iets aan worden gedaan. Uiteindelijk werd dit geregeld en kwam ook een schuldsanering tot stand. Dit laatste betekende dat Malik moest zien rond te komen  met 50 euro week. Zijn iets jongere broer heeft een eigen uitkering.

Nu de twee broers alleen wonen, moeten ze nog van alles leren zoals hoe de wasmachine werkt, hoe boodschappen doen (hadden ze nog nooit gedaan) en hoe eten klaar maken (wat goedkoper is en gezonder dan kant en klaar maaltijden). De instanties gaan er bij deze jongens te gemakkelijk van uit dat het volwassenen zijn die hun zaken zelfstandig moeten kunnen regelen. Wat hierbij wordt vergeten is dat niemand hen dit heeft geleerd. De vader was al verdwenen toen zij nog klein waren en de moeder heeft wel liefde gegeven, maar geen opvoeding.

Is de begeleiding van Malik gewoon maatschappelijk werk dat intensiever is dan gebruikelijk, of gaat het ook om behandeling met het oog op gedragsveranderingen zodat recidive wordt voorkomen en Malik een normaal leven kan leiden in redelijke psychische gezondheid?

De vraag kan ook anders gesteld worden: is er een kwalitatief verschil tussen de begeleiding vanuit ons project en het klassieke maatschappelijk werk, behalve de luxe om vijf uur per week aan de casus te besteden?

Hoe moeten we deze eerste fase van de begeleiding interpreteren? Duidelijk is dat Malik geen overzicht heeft, niet weet wat hij moet doen en gewoon bij de pakken blijft zitten. Het is dus evident dat de jeugdhulpverlener intensief aan maatschappelijk werk doet om levensnoodzakelijke dingen te regelen. Zij moet beide broers als het ware bij het handje nemen. Toch is er wellicht ook een therapeutisch effect: Malik ziet dat nogal wat mensen solidair zijn met hem, de familie werd gestimuleerd een netwerk rondom beide broers te vormen (jammer dat zij in een andere stad wonen) en er komt structuur in zijn leven. We zien dan ook dat Malik de komende maanden meewerkt en zich sociaal aangepast wil gedragen.

Een probleem om bij deze jonge man ‘aan therapie’ te doen is dat hij blijkbaar niet altijd opneemt wat hij hoort. Hij gaat ook al jaren niet meer naar school. Het is een jongen van de straat die geen weet heeft van wat zich buiten zijn kringetje afspeelt. Hij zegt zelf dat er thuis nooit geld was en zijn moeder was jarenlang ziek. Hij ging daarom uit stelen. Op zijn strafregister staat een hele reeks diefstallen vermeld, beginnend op dertienjarige leeftijd. Hij moest zelfs het voetballen opgeven omwille van het geldgebrek. Malik zou het wel anders willen, maar hij weet niet hoe.


Zoals de andere jongeren die bij ons project zijn aangemeld heeft Malik uitgesproken haatgevoelens tegenover de politie. Hij zegt dat bij een aanhouding hij door de politie op zijn scooter werd klem gereden. Een zenuw van zijn arm was hierbij gescheurd. Hij kreeg hiervoor geen hulp en had erg veel pijn tijdens de dagen dat hij in de politiecel verbleef. Op een andere keer zat de politie hem op de hielen en hij had zich verborgen in het struikgewas. Hij hoorde twee agenten tot elkaar zeggen: ‘Wij hadden hem beter omver gereden’.

Gezien hun verleden komen Malik en zijn broer moeilijk tot actie. Zelfs het huis en de tuin worden niet opgeruimd. Dit leidt tot nieuwe kosten die door de woningbouwvereniging zullen worden verhaald. De jeugdhulpverlener moet alles vanaf het begin regelen, zoals bijvoorbeeld ook de boedelbeschrijving om de ‘erfenis’ van moeder te kunnen regelen. In deze periode besteedt de jeugdhulpverlener wel tien uur per week aan deze ene casus.

Hoe zou ‘therapie’ hier mogelijk zijn? Malik’s intellectuele vermogen is beperkt. Inzicht geven biedt geen soelaas. Hij is een jongen van de straat die de dingen op hem laat afkomen en zelf geen initiatief neemt. Er is geen uitzicht op verbetering van de situatie. Zelfs om een uitkering aan te vragen moet hij met oneindig geduld begeleid worden. Op cruciale momenten is hij niet op de afspraak. We zitten hier op de grenzen van wat mogelijk is in de hulpverlening. Om de moed erin te houden kan je als hulpverlener dit best als een echte uitdaging zien. Lukt het niet, dan hebben we in elk geval ons uiterste best gedaan.

De schuldregeling is een frustrerende aangelegenheid. De dienst ‘Schuldhulp’ kan slechts bemiddelen als de boete bij het Justitieel Incassobureau betaald is, maar dat is juist de grootste schuld. Aangezien Malik dit niet kan betalen, dreigt een gevangenisstraf van 42 dagen, maar daarna moet hij de schuld toch nog betalen ... Na zeer veel actie en overleg wordt eindelijk een beschermingsbewind geregeld en betaalt de gemeente de kosten voor het leeghalen van de woning. In deze fase heeft het wijkteam meegedacht om de strategie te bepalen. Als de schuld bij het Justitieel Incassobureau voor de rechtbank komt, wordt Malik vrijgesproken. Hij zegt hierover dat het de eerste keer in zijn leven is dat hij werd vrijgesproken.

Een dieptepunt in dit verhaal gebeurde tijdens een overleg, waarbij ik aanwezig was, met het Algemeen Maatschappelijk Werk en de dienst Schuldhulp. Malik vroeg op een gegeven moment of hij zijn vakantiegeld zou kunnen behouden zodat hij het graf van zijn moeder in Algerije zou kunnen bezoeken. De man van Schuldhulp gaf met een glimlach aan dat ook dat bedrag aangeslagen zal worden. De wet laat geen menselijkheid toe. De filosoof Levinas stelt dit gelijk aan moord: de sluipende en onzichtbare moord ten gevolge van de halsstarrigheid van de wet. Dit zijn van die momenten waar ik het gehele systeem begin te haten.

Is bij deze casus dan toch sprake van echte therapie? Ik denk van wel of liever: ik ben het wel zeker. Als therapie wordt gedefinieerd als een proces waarin gedragsveranderingen tot stand komen dank zij en in de relatie met de therapeut dan zien we bij deze casus de specifieke bijdrage van ons project: vrijwel alle andere instanties stellen eisen en voorwaarden die deze jongens absoluut niet aankunnen. Dit wordt makkelijk uitgelegd als onwil of als een gebrek aan motivatie. Het gaat echter om onmacht. Onmacht die het gevolg is van vijftien jaar ontbreken van enige opvoeding (vanaf de basisschoolleeftijd en gedurende de gehele adolescentieperiode). Onbegrijpelijk dat bij Malik nogal eenzijdig repressief werd opgetreden, terwijl uit de contacten met de jeugdhulpverlener overduidelijk blijkt dat Malik van goede wil is.

In de relatie met  de jeugdhulpverlener spelen de onvoorwaardelijke inzet en de positieve gerichtheid continu de hoofdrol. Het kan niet anders dan dat beide broers hierdoor geraakt worden: dit is de kern van therapie. Het belangrijkste risico wordt gevormd door al die mensen en instanties die kerels als Malik, gezien hun verleden en hun geringe mogelijkheden, geen nieuwe kansen willen bieden of nog erger, steeds maar doorgaan met een eenzijdige repressieve aanpak. Ons project heeft daarom als belangrijkste taak, naast de begeleiding van de jongeren en hun ouders, om de instanties en mensen die iets voor hen kunnen betekenen (werkgevers, leerkrachten e.a.) te motiveren om de positieve mogelijkheden en talenten van deze jongeren te zien en hen aangepaste kansen te geven.

Deze casus is ook een typisch voorbeeld van hoe in sommige Noord-Afrikaanse gezinnen een opvoedingssituatie heerst die absoluut niet past als voorbereiding op integratie in de westerse samenleving. Ik weet niet voor welk percentage van die gezinnen dit geldt. De vader heeft hier gefaald. De moeder heeft jarenlang er alleen voor gestaan en nam onvoldoende of helemaal niet het gezag over. Bovendien was het inkomen uiterst laag, ondermeer door de hoge schulden van de moeder. Al vanaf zijn dertiende was Malik als het ware gedwongen om te gaan stelen, in zekere zin uit solidariteit met zijn moeder. Dit wil niet zeggen dat zijn crimineel gedrag goed te praten valt, maar vanuit zijn optiek was dit voor hem de enige oplossing om ook zijn deeltje van de welvaartstaart in te pikken. 

Bij deze casus kunnen we ons de vraag stellen waarom na tien jaar hulpverlening zo weinig resultaat werd geboekt. Een saillant voorbeeld hiervan is dat Malik geen enkele opleiding heeft gehad, geen enkele startkwalificatie heeft voor de arbeidsmarkt en zelfs elementaire kennis om in de maatschappij te kunnen functioneren ontbeert. Over de hulpverlening zegt Malik zelf zegt hierover dat het alleen bij praten bleef. Ook als hij zelf om hulp vroeg, werd weinig concreets gedaan. Dit is natuurlijk zijn visie. Malik was en is heel moeilijk te motiveren.

Er is slechts één oplossing mogelijk: het crimineel gedrag straffen op een rechtvaardige en billijke manier en daarnaast een hulpverlener inzetten die alles doet om deze jongen betere kansen te geven. Repressie en hulpverlening moeten daarom absoluut gescheiden zijn. Had Malik gedurende de afgelopen tien jaar een vakleraar gehad die hem bijschoolde en hem de kans gaf iets bij te verdienen, dan zou deze investering meer hebben opgebracht dan tien jaar vaag gedoe.

Malik heeft van zijn moeder geleerd een slachtofferrol aan te nemen. In gesprekken met hem laat hij duidelijk blijken dat alle ellende hem wordt aangedaan. Hij beseft niet dat hij zelf verantwoordelijk moet zijn voor zijn eigen leven. 

Een jongen als Malik vergt het uiterste van de hulpverlener. Dit maakt de prognose eerder somber want in de samenleving kan je niet verwachten dat andere mensen, zoals werkgevers of collega’s even tolerant optreden.  de jeugdhulpverlener had bijvoorbeeld voorgesteld om hem te leren koken, zodat hij kan besparen op het eten. Zij zou de eerste keer zelf de ingrediënten voor twee maaltijden meebrengen. Op die afspraak was Malik echter weeral niet thuis, zodat de boodschappen weggegooid konden worden. Dit wordt achteraf wel met hem besproken, maar het lijkt niet door te dringen. Zou je op dat moment zo’n knul geen schop onder zijn kont geven? De jeugdhulpverlener reageert anders: in haar verslag vermeldt de jeugdhulpverlener dat zij denkt dat hij die afspraak echt vergeten was want ‘hij werkt niet met een agenda, dus zal hij het moeten onthouden’. Hulde!

Hoe een casus als deze afbouwen?

De volgende vier jaar moet Malik weten rond te komen met 50 euro per week. Na die periode zijn zijn schulden afgelost. De verleiding om te gaan stelen is erg groot. Hij heeft voldoende criminele vrienden om hem op die gedachten te brengen en om hem hierbij te helpen. Het laatste nieuws is dat de invoering van de wietpas voor deze kerels nieuwe perspectieven biedt. De straathandel in wiet lijkt al toegenomen te zijn. De wijkagent heeft  de jeugdhulpverlener gezegd dat hij sterke vermoedens heeft dat Malik wiet verkoopt.

De oom die een oogje in het zeil houdt, heeft ook zo zijn problemen want onlangs werd zijn zoon voor een inbraak aangehouden. Die oom heeft echter wel een hele tweedehands inboedel voor Malik en zijn broer gekocht, zodat Malik en zijn broer hun flat wat gezelliger kunnen inrichten.

Voor een brandstichting van twee jaar geleden wordt Malik in deze periode als mogelijke verdachte aangehouden. Enkele dagen later komt hij weeral vrij. De politie heeft echter tijdens de huiszoeking in de kelder een gestolen scooter gevonden en losse munitie. Malik zegt dat die scooter van een vriend is. Het is nog onbekend wat hiervan de gevolgen zullen zijn. Ook werd hij eens door een politieagent gevraagd zijn ID-kaart te tonen. Hij had deze niet bij en is toen heel hard weggerend. Niet omdat hij iets te verbergen had, maar omdat hij met zijn 50 euro leefloon zich niet kan permitteren er nog een boete bij te hebben.

Malik en zijn broer geven regelmatig aan dat het allemaal te snel voor hen gaat. Er moet actie worden ondernomen ten aanzien van de belastingen, de woningbouwvereniging, de bank, de schuldsanering, de inboedelverzekering, het verplicht beschermingsbewind, enzovoort. Ook hebben beiden slechts een tijdelijk contract bij hun werkgever. Gezien de economische situatie en het gebrek aan enige startkwalificatie ziet de toekomst er somber uit voor deze twee jong volwassenen.

Op het werk gaat het goed met Malik. Hij is weliswaar een paar keer ziek geweest, maar over zijn prestaties is men tevreden.

Wanneer en onder welke voorwaarden kan onze begeleiding worden stopgezet? Ik denk aan twee voorwaarden: 

(1) Indien Malik 70 euro per week zou krijgen in plaats van 50 en indien hij na zijn tijdelijk contract een nieuwe baan kan vinden, is er een redelijke kans dat hij op het rechte spoor blijft (jammer dat de schulden van Malik niet zoals bij bankiers en corrupte landen kwijtgescholden kunnen worden).

(2) Malik is nu 24 jaar oud. Het zou goed zijn als er een vrouw in zijn leven komt. Die kan ook gaan werken en stabiliteit in zijn leven brengen. Kan de oom hierin geen rol spelen om een geschikte vrouw voor hem te vinden zoals in hun cultuur gebruikelijk is? De jeugdhulpverlener zou dit eens met die oom kunnen gaan bespreken. Malik hoeft dit in eerste instantie niet te weten. Malik heeft wel eens gezegd dat hij geen geld heeft om aan een relatie te beginnen.

Ik stel voor geleidelijk aan de contacten te verminderen. We houden nog even de draad vast. Als blijkt dat er een uitzicht is dat aan de eerste voorwaarde wordt voldaan voor het komende jaar, dan kan het contact beperkt blijven tot een regelmatig telefonisch gesprek. Ook kan met de jongere broer de afspraak gemaakt worden dat hij de jeugdhulpverlener opbelt als hij vindt dat hulp wenselijk is of als er een concrete vraag ligt.

We zien elkaar op de bruiloft van Malik met Fatima ...

Adviezen voor het algemeen beleid

1. Bij jongeren waarin al op jonge leeftijd duidelijk is dat zij opgroeien zonder opvoeding, moet concrete hulp worden geboden in samenwerking met de school. De kinderbescherming moet gewoon beter leren samen te werken met het onderwijs want leraren kunnen de beste opvoeders  zijn voor deze jongeren. Als de jeugdhulpverlening gevestigd zou zijn in de scholen, vooral dan in achterstandswijken, kan er dagelijks direct contact zijn met de leerkrachten en de ouders.

2. De politie moet altijd een onderscheid maken tussen een harde aanpak van crimineel gedrag, - wat heel legitiem is -, en respect voor de persoon van de dader. De harde aanpak en de straf moeten gezien worden als een van de middelen om de jongere weer op het rechte pad te brengen en om hem nieuwe kansen te geven.

Mijn voorstel is om met de politie regelmatig samen te komen om op basis van casusvoorbeelden als deze inzicht te bieden in hoe repressieve acties het best gecombineerd kunnen worden met concrete hulpverlening.

3. Voor niet-westerse allochtone gezinnen waar de opvoeding, volgens onze criteria, schromelijk tekort schiet, is begeleiding geboden. Hierbij worden de ouders gestimuleerd om waarden als maatschappelijke verantwoordelijkheid, persoonlijk engagement en liefde voor de medemensen - onafhankelijk van hun herkomst, religie, geslacht of andere kenmerken-, aan hun kinderen over te dragen. Het gaat om christelijke-humanistische waarden die fundamenteel zijn voor onze samenleving. De moskeeën zouden in samenwerking met de christelijke gemeenschappen en humanistische raadsvrouwen of -mannen hier een belangrijke rol in kunnen spelen.

4. Het gaat niet zozeer om de vraag wanneer onze casussen moeten worden afgebouwd. Voor een aantal jongeren geldt dat zij pas volledig losgelaten kunnen worden als er meer stabiliteit in hun leven is gekomen. De begeleiding kan op een laag pitje worden gezet totdat de jongere een regelmatig inkomen heeft, een sociaal netwerk en zo mogelijk samenleeft met een partner. Dit kan betekenen dat de caseload van  de jeugdhulpverleners stilaan volraakt, bijvoorbeeld als ze in plaats van vijf casussen elk, drie lopende behandelingen hebben en vijf of meer waarmee nog regelmatig contact gelegd moet worden.  

5. Wat te doen met jonge criminelen die steeds gewelddadiger geworden, bij wie alle interventies tot nog toe mislukt zijn en die voortdurend recidiveren? Zodra je dit op casusniveau gaat analyseren ontdek je voor welke hindernissen je als hulpverlener staat. Behandeling tijdens een langdurige detentie zal absoluut zeker geen effect hebben. Perspectief bieden op werk en status in de samenleving wordt belemmerd door het ontbreken van een Verklaring van Goed Gedrag, de hoge schulden, het niet bezitten van een startkwalificatie, een vriendenkring van criminelen die ze tijdens de detentie hebben ontmoet, enzovoort.

Deze veelplegers die zo moeilijk te behandelen zijn zouden op een andere manier op het rechte pad gebracht kunnen worden, bijvoorbeeld door hen verplicht een zeer praktijkgerichte opleiding te laten volgen en hen daarna aan het werk te stellen. Voor jonge en jong-volwassen criminelen zouden we bijvoorbeeld kunnen denken aan een gesloten vakinternaat waar ze opleidingen kunnen volgen voor bouwvakker, loodgieter, lasser, schilder, bankwerker en dergelijke. Het is mogelijk om de basisvaardigheden van die beroepen in zes tot twaalf maanden aan te leren. Tijdens het weekend mogen ze naar huis, want de begeleiding in hun eigen omgeving gaat gewoon door. Dit laatste is belangrijk om een ‘netwerk van solidariteit’ te creëren die de taak van de begeleider zal overnemen. Zo’n vakinternaat is echter een delicaat experiment: de opleidingen moeten echt up to date zijn, de vakleraren moeten bekwame vaklui zijn, in het vakinternaat moet een pedagogisch klimaat heersen en na de opleiding moet er voldoende nazorg zijn om de jongeren goed te begeleiden in de bedrijven waar ze tewerkgesteld worden. 

Er is geen algemeen antwoord te geven op de vraag welke interventie nu het meest geschikt is voor recidiverende, gewelddadige criminelen. Als ze een gevaar vormen voor anderen, dan moet er toezicht zijn (elektronisch na de detentie) totdat het risico duidelijk en sterk is afgenomen. Maar daarnaast moeten zij altijd iemand toegewezen krijgen die om hen bekommerd is, die om hen geeft, die ondanks alles altijd opnieuw wil herbeginnen. Totdat zij toch geraakt worden en voor het goede pad kiezen. Een jonge man als Malik heeft niemand die zich voor hem interesseert, behalve de jeugdhulpverlener.

Eindvoorstel

Hoe zou ik de doelgroep van jonge, recidiverende criminelen die steeds gewelddadiger worden willen aanpakken? Hoe zie ik ideale voorwaarden voor een project? Voor het antwoord op de eerste vraag verwijs ik naar de handleiding van ons project (zie website).

Het liefst zou ik in een grote stad een project willen opzetten dat zich heel specifiek richt op deze doelgroep. Het team zou enerzijds moeten bestaan uit jonge, enthousiaste jeugdhulpverleners (niet veel ouder dan dertig jaar) die bereid zijn volgens de methodiek te werken en de juiste basishouding weten aan te nemen. Anderzijds zouden deze jeugdhulpverleners zich omringd moeten weten door een team van specialisten die hen wekelijks adviseren over de te volgen strategieën en per casus de passende methodiek uitstippelen en in de loop van het behandelingsproces de methodiek bijstellen en evalueren. Dit team bestaat uit een jeugdpsychiater, een orthopedagoog gespecialiseerd in gedragsproblemen, een orthopedagoog gespecialiseerd in leerproblemen, een ontwikkelingspsycholoog en een maatschappelijk werker die precies op de hoogte is van alle sociale voorzieningen. Daarnaast zou een deskundige op het gebied van procesonderzoek de evaluatie van de behandelingen begeleiden.

Als dit project ook zou kunnen samenwerken met een vakinternaat, zoals hierboven geschetst, zou voor deze groep misschien de meest passende behandeling aangeboden worden.

ZIE OOK: BEHANDELING VAN "ONBEHANDELBARE" CRIMINELEN

ZIE OOK: MANAGEMENT IN DE JEUGDZORG

ANDERE TEKSTEN OVER JEUGDCRIMINALITEIT

HOME