STRAFKAMP OF TOCH BEHANDELING: Een Turk met hemeltergend gedrag.
Juliaan van Acker, 21 augustus 2012
Als hulpverlener zie ik het vaak niet meer zitten. Bij wat wij proberen bij de hieronder beschreven casus heb ik het gevoel dat niemand nog in mij gelooft, dat alles wat ik voorstel of doe geen meerwaarde heeft. Nu ik 72 jaar geworden ben zou ik misschien beter andere dingen gaan doen, bijvoorbeeld meer tijd besteden aan filosofisch onderzoek. Toch wil ik niet opgeven, al heb ik geen houvast meer.
Mustafa is zeventien jaar oud en woont bij zijn ouders thuis. Hij gaat niet naar school, hij heeft geen werk, hij heeft geen cent op zak, hij slaapt elke dag tot de middag, loopt daarna de stad in en komt pas een gat in de nacht thuis. Hij verveelt zich dood en ziet rondom zich de luxe van onze consumptiemaatschappij. Als hij een vriendin heeft dan moet zij bij het uitgaan voor hem betalen.
Het grootste probleem is dat Mustafa al jaren erg gefrustreerd rondloopt. De schoolcarrière is compleet mislukt en achtereenvolgende plaatsingen zijn uitgelopen op verwijdering. Zijn dreigend en intimiderend gedrag maakt het erg moeilijk om met hem om te gaan. Ook in de thuissituatie is dit het geval. Niemand lijkt over deze jonge kerel gezag te hebben. De school waar hij officieel nog ingeschreven staat wil hem absoluut niet meer hebben; hij kan er hooguit een individueel traject van twee uur per dag krijgen. Op straat scheldt hij mensen uit. Geweldsdelicten en dealen zijn voor hem de meest voor de hand liggende middelen om zijn behoeften te kunnen bevredigen. Als hij gedurende een tijdje een iets oudere vriendin heeft, die pas 21 is, zegt hij over haar dat je het op een oude fiets moet leren. Kort daarna is de relatie weer uit.
Het vinden van werk is ook een zeer moeizame aangelegenheid. Hij moet er als het ware voor uit zijn bed worden getrokken. Na een paar dagen geeft hij het op omdat hij te weinig verdient. Hij deed wel goed zijn werk, maar voor het aangeboden loon (3,25 per uur) wil hij niet doorgaan. Dit werk is eigenlijk een vervanging van de opleiding, maar dat zegt Mustafa niks. Als zijn vader hem eens vraagt om tegen betaling mee te gaan werken, weigert hij dit.
De meeste mensen van het wijkteam zien het helemaal niet meer zitten met Mustafa. Zij vinden hem een echte crimineel waarmee niets meer is aan te vatten. Hij scheldt mensen uit op straat, negeert een gebiedsverbod en spuugt als hij een van hen ziet.
Gezinssituatie
Schreeuwen, schelden over en weer, wantrouwen zijn aan de orde van de dag. De ouders, vooral dan de moeder, kunnen niet opvoeden. De moeder wil bijvoorbeeld Mustafa telkens fouilleren als hij thuis komt. Als de dochter een baantje vindt bij de supermarkt, eist moeder dat zij het verdiende loon afgeeft zodat moeder dan geld kan geven als haar zoon dit eist. Dit wordt door de hulpverlener verhinderd, maar ik vraag me af of de ouders en hun dochter uit angst voor die geweldenaar het toch afgeven en het voor mij verzwijgen.
Als Mustafa op een gegeven een scooter wil kopen, eist hij geld van zijn moeder. Als de ouders dit weigeren gaat hij helemaal door het lint en gooit dingen kapot. De ouders eisen dat hij het huis uit moet. Als moeder in het ziekenhuis ligt weiger Mustafa iets in het huishouden te doen. Van al die spanningen thuis heeft moeder maagklachten waarvoor ze al lang medicijnen neemt.
In een van de verslagen van de huisbezoeken lezen we het volgende: ‘ Bij Mustafa aangekomen doet moeder huilend de deur open. Ze loopt direct voor me uit de keuken in. Snel gaat ze zitten en zegt dat Mustafa zijn zus hard heeft geslagen. Hierop heeft moeder de politie gebeld en haar dochter is weggevlucht naar een logeerhuis. Hier verblijft ze tot op heden nog steeds. Moeder geeft aan niet te begrijpen waarom Mustafa tot zoiets in staat is. Ook vader begrijpt het gedrag van Mustafa niet. Moeder geeft aan dat Mustafa niet kan begrijpen waarom je je eigen zus niet hoort te slaan. Volgens moeder is hij hier niet slim genoeg voor. Mustafa heeft uit woede de badkamerdeur kapot geslagen zodat zijn zus zich niet meer durft te douchen. Moeder geeft aan de afgelopen twee weken inmiddels drie keer de politie te hebben gebeld. Ze geeft aan dat dit niet meer langer kan en barst in huilen uit’.
Wat is er met deze kerel nog aan te vatten?
Het is duidelijk dat Mustafa heel veel ergernis oproept bij de gewone burger. Een grote mond verbergt een zwakke persoonlijkheid die te lui is om te werken en die de mensen om hem heen tiranniseert. Normaal gezien zou je zo’n knul willen interneren in een strafkamp waar keihard gewerkt moet worden (ik verwoord wat de goegemeente hierover denkt).
Vanuit zijn standpunt gezien is de situatie ook ergerlijk. Hij heeft geen rooie cent, hij gaat niet naar school en heeft geen werk, hij verveelt zich dood, thuis krijgt hij voortdurend kritiek te horen en de verbale en fysieke agressie tegen zijn moeder en jongere zus zal wellicht ook tot wroeging en zelfhaat leiden. Als hij niet slaapt, dan is hij de godganse dag op straat zonder geld terwijl hij om zich heen al de luxe van onze consumptiemaatschappij ziet, hij heeft omgang met vrienden die in hetzelfde schuitje zitten. In deze context is het vrijwel onvermijdelijk dat hij de criminaliteit ingaat en thuis de tiran uithangt. Als de interventie niet leidt tot een verbetering van de situatie, zal elke vorm van behandeling tot niks leiden. Het probleem is hoe Mustafa uit deze vicieuze cirkel gehaald kan worden zodat hij gemotiveerd wordt voor gedragsverandering.
Tegenover de jeugdhulpverlener is hij altijd vriendelijk en beleefd. Hij praat veel en maakt grapjes. Ook doet hij meestal wat zij zegt. Tegenover haar is een totaal andere Mustafa te zien. Zij kan hem echter niet continu aan het handje houden. Ook met een man van stadstoezicht heeft Mustafa goed contact. Deze man zegt dat als Mustafa met respect wordt benaderd dat hij dan goed aanspreekbaar is. Maar alle andere mensen zien Mustafa als een gevaar voor de samenleving die alleen misprijzen verdient. Ik kan hen geen ongelijk geven, maar houdt onze verantwoordelijkheid dan op?
Advies
We zijn gek om in het Pilot Project een kerel als Mustafa in behandeling te nemen. Hier valt geen eer te behalen. De kans op recidive is 99 procent. Een casus die de opvatting zal versterken dat het Pilot Project geen meerwaarde heeft en dus een nutteloze investering is geweest.
Politie, wijkteam en andere betrokken hulpverleners zijn hem kotsbeu. Ook zijn ouders willen hem zo snel mogelijk het huis uit. Ons werk vanuit het Pilot Project wordt extra bemoeilijkt doordat andere hulpverleners nauw met het gezin zijn betrokken. Zij dreigen Mustafa met een gesloten plaatsing. Dat laatste is wel begrijpelijk aangezien de gezinssituatie danig geëscaleerd is. Mustafa is ongelooflijk gewelddadig tegenover zijn moeder en zijn vijftienjarig zusje. Ook vernielt hij heel veel in het huishouden tijdens zijn woedebuien.
De pogingen om Mustafa aan het werk te helpen, mislukken voortdurend door zijn arrogante en zeer irritante houding. De hulpverlener moet hem als het ware slepen naar het uitzendbureau. Ook al is het loon heel laag, dan zou hij zich er kunnen bewijzen en dan zal de werkgever dan wel een beter aanbod doen. Maar deze impulsieve kerel kan het geduld hiervoor niet opbrengen.
We hebben het draaiboek geschreven voor een aangepaste training voor impulsbeheersing. In het licht van de huidige, geëscaleerde situatie is moeilijk in te zien waar en hoe deze training zou kunnen starten. Zijn agressieve gedrag heeft al veel te lang veel opgeleverd omdat zijn ouders en zus doodsbang zijn voor hem en daarom toegeven.
Het voor de hand liggend advies is om deze begeleiding stop te zetten. Wat zal er dan gebeuren: de politie zal streng optreden en repressieve maatregelen zullen worden genomen. Hoelang zal Mustafa opgesloten kunnen worden? Een zestal maanden misschien? En wat daarna? Dan wordt hij een nog groter gevaar voor de samenleving.
Of gaan we toch door onder bepaalde voorwaarden en indien de hulpverlener het nog ziet zitten? Er moet volgens mij een duidelijk onderscheid zijn tussen de repressieve en de educatieve interventie. Dit wil zeggen dat de gerechtelijke instanties doen wat ze moeten doen om het agressieve en ander crimineel gedrag te straffen. Daarnaast blijft de hulpverlener hem begeleiden als een van de weinigen die in zijn mogelijkheden nog gelooft. Zij kan dan proberen ervan te maken wat ervan te maken is en stap voor stap hem leren zijn impulsen te beheersen. Intensieve ondersteuning van het gezin moet hiermee samengaan. Een belangrijke bijkomende voorwaarde is dat er geen andere hulpverleners, voogden of reclasseerders, zich nog met Mustafa bemoeien. Dit gezin heeft slechts één hulpverlener nodig.
Ik denk echter niet dat de zojuist genoemde voorwaarden door de instanties geaccepteerd zullen worden. Daarom is mijn advies te stoppen met onze begeleiding. Dit geeft een zeer onbevredigend gevoel, maar het Pilot Project heeft te weinig middelen om hier op een verantwoorde manier te kunnen behandelen.
Dit is dus het dilemma waardoor ik deze tekst begon met de verzuchting of het nog wel zin heeft door te gaan. Ik sta helemaal niet achter mijn eigen advies om de hulpverlening van Mustafa stop te zetten. De hulpverlener die ik hierbij superviseer zet zich trouwens voor 100 procent voor hem in. Dan gaan we dus toch maar door tegen beter weten in. Misschien kan ik hier het best eindigen met een verwijzing naar de Deense filosoof Kierkegaard: Kierkegaard zegt dat een liefde die als een plicht wordt gezien, juist onafhankelijk is omdat ze haar reden van bestaan in de verhouding tot de eeuwigheid vindt. Zij is dus niet afhankelijk van gebeurtenissen of veranderingen in het concrete hier en nu. Ik citeer: ‘De liefde die een plicht is, staat noch valt met haar voorwerp, zij staat en valt door de wet der eeuwigheid - maar hierdoor valt zij ook nooit’. Dus wat Mustafa ook doet of wie hij ook is, er is nooit een reden te vinden om onze plicht te verzaken.
ZIE OOK: BEHANDELING VAN "ONBEHANDELBARE" CRIMINELEN
Behandelingsvisie bij deze casus
Waarom is tot nog toe alles mislukt? Ik denk dat steeds de verkeerde invalshoek werd gebruikt. Mustafa wordt gezien als een een jonge man met een gedragsstoornis. Hij wordt als het ware geïdentificeerd met zijn stoornis. Hij is zijn stoornis.
Vanuit mijn visie wil ik het gedrag van Mustafa zien als een ‘normale’ reactie op zijn omgeving. Verander zijn omgeving en dan zal ook zijn gedrag veranderen. We zien dat de hulpverlener en iemand van stadstoezicht door een respectvolle houding een vriendelijke en meegaande Mustafa te zien krijgen. Dit wil niet zeggen dat Mustafa zich nu als een lammetje zal gedragen. Dit wil ook niet zeggen dat hij geen vrije wil heeft en slechts als een robot kan reageren op zijn omgeving. Een robot die vriendelijke reageert op een vriendelijke omgeving en gewelddadig reageert op vijandige prikkels. Zo is het dus niet.
Waar het om gaat is dat een onderscheid gemaakt worden tussen zijn persoon en zijn gedrag. Als persoon moet hij altijd gerespecteerd en liefdevol benaderd worden. Dat is een fundamenteel mensenrecht. De manier waarop hij zich gedraagt treft echter andere mensen, van wie de fundamentele rechten ook geëerbiedigd moeten worden. Gaat hij hier over de schreef, dan moet Mustafa erop aangesproken worden. Dit lukt alleen als diegene die hem erop aanspreekt door Mustafa geaccepteerd wordt. Alleen mensen van wie hij ervaart dat zij hem als persoon respecteren kunnen op hem die invloed uitoefenen.
Het is geen makkelijke opgave, maar om in de jeugdbescherming uit de impasse te komen, moeten alle betrokkenen leren jongeren als Mustafa op de juiste wijze te benaderen. Politie, mensen van het wijkteam en van de jeugdbescherming, leerkrachten, werkgevers en alle andere betrokken burgers in de wijk moeten respect hebben voor deze jongeren, moeten zich voor hen verantwoordelijk voelen en hen daadwerkelijk goede of nieuwe kansen willen geven. Er kan hier worden gezegd dat zij al zoveel kansen hebben gekregen; dat geef ik toe. Wat ik bedoel is een bovenmenselijke eis: namelijk dat er geen grens is, dat we altijd moeten blijven proberen, dat we nooit het recht hebben iemand af te schrijven. Aan de liefde kan nooit een voorwaarde worden gesteld.
Op de school bijvoorbeeld moeten zij niet gezien worden als lastige leerlingen die verwijderd moeten worden omdat de sfeer in de klas dan sterk verbetert, maar als leerlingen die een uitdaging zijn voor de leerkracht om ook aan hen de beste kansen te bieden. Politie en gerechtelijke instanties moeten hen zien als jongeren waartegen aan de ene kant de samenleving beveiligd moet worden en waar aan de andere kant het nodige wordt gedaan voor een betere integratie in de samenleving. Detentie wordt dan niet gezien als een straf, maar als een maatregel om anderen tegen hun gedrag te beschermen én om hen kansen te bieden om nieuwe vaardigheden aan te leren, een opleiding alsnog te voltooien en om hun psychische problemen te behandelen.
Die opgave is voor alle betrokkenen heel lastig. Het is de taak van de hulpverlener om hen hierbij te ondersteunen en om Mustafa te leren ook respect te hebben voor hen. Dit laatste kan bijvoorbeeld door Mustafa te helpen zijn impulsieve gedrag beter te beheersen.
ZIE OOK: EVALUATIE VAN ONZE BEHANDELINGEN