Marokkaanse jonge delinquenten 


(lees eerst: Marokkanen in Nederland )


In een school voor speciaal onderwijs in  ontmoette ik Youssef, elf jaar oud, die door zijn moeilijk gedrag nauwelijks te handhaven was. Van opvoeding was bij dit Marokkaans jongetje nauwelijks sprake geweest. Hij had geen manieren en was al jaren uitermate agressief. Deze leerling kwam uit een gezin met 13 kinderen. De vader was vorige zomer naar Marokko vertrokken, zonder te zeggen wanneer hij terug zou komen. In het gezin heerste grote armoede. Hier zijn de belangrijkste risicofactoren aanwezig die in de wetenschappelijk literatuur bekend staan als voorspellers van een gewelddadige criminele carrière. Kan de overheid maatregelen nemen om zoiets te voorkomen?


(Onderstaande tekst werd gepubliceerd in de Amsterdamse krant Het Parool, maart 2008)


De zorg voor een veilige samenleving is terecht een beleidsprioriteit voor de lokale en nationale overheid. In de grote steden wordt om die reden stevig gedebatteerd over hoe vooral gewelddadige, recidiverende Marokkanen moeten worden aangepakt. Het probleem is dat opsluiten verschrikkelijk veel geld kost. Vorig jaar toonde de Nederlandse Algemene Rekenkamer aan dat een verblijf in de jeugdgevangenis per jongen jaarlijks 250.000 euro kost. Er wordt nauwelijks resultaat geboekt, want twee derden hervallen in hun crimineel gedrag binnen de zes maanden. Onlangs publiceerde de Amsterdamse Dienst voor Maatschappelijke Ontwikkeling een onderzoeksrapport over projecten voor jonge recidiverende criminelen. Ook hier wordt aangetoond hoe zinloos deze initiatieven zijn: na uitstroom worden meer delicten gepleegd dan voorheen, waarvan 20 procent zware delicten.


Hoe komt het nu dat niks lijkt te werken? Dit geldt trouwens niet alleen voor Nederland: in het Verenigd Koninkrijk verschenen de afgelopen jaren even teleurstellende studies en in de Verenigde Staten, waar al decennia lang preventieve actie en voorzieningen voor jonge delinquenten topprioriteit zijn, zit 1 op de 100 volwassen mannen in de gevangenis en 1 op de 10 zwarten. Over België beschikken we niet over onderzoek naar de resultaten van de jeugdbescherming (de politici durven dat niet aan), maar er is geen reden om aan te nemen dat het hier beter aan toe zou gaan.


Een van de belangrijkste redenen voor het falen van de jeugdhulpverlening is de complexiteit van de problematiek. Crimineel gedrag heeft een veelheid van oorzaken die allemaal op elkaar inwerken. Biologische factoren zoals een moeilijk temperament en impulsiviteit maken het voor de ouders bijzonder lastig om zo’n kind op te voeden. Als de ouder er bovendien alleen voor staat, in armoede leeft en ruzie heeft met buren of familie, heeft zij niet meer de moed om consequent op te treden. Deze kinderen komen met een gebrekkige  bagage naar school, niet alleen door hun beperkte woordenschat, maar ook door een tekort aan sociale vaardigheden. Elke dag lopen deze kinderen op school het risico afgewezen of belachelijk gemaakt te worden en te mislukken. Al voor de leeftijd van tien jaar beginnen ze te spijbelen. Thuis hebben ze niet veel te zoeken en ze trekken op met soortgenoten. Het begint met kattenkwaad, maar spoedig gaan ze stelen, vernielen en mensen bedreigen.


Het risico op zo’n criminele carrière is groot bij kinderen die opgroeien in grote Marokkaanse en Turkse gezinnen die onderaan de sociale ladder staan. Twintig procent van de Marokkaanse en Turkse minderjarigen stopt voortijdig met de opleiding. 65% van de Marokkanen en de Turken tussen 20 en 34 jaar is niet in het bezit van een zogenaamde startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Hun perspectieven op deze markt zijn daarom erg ongunstig. Bij autochtonen van die leeftijdsgroep is dit percentage slechts 22%. De meesten van deze ongeschoolde allochtonen plegen geen delicten, maar bij deze groep komt crimineel gedrag wel vijf keer vaker voor.


Het gaat in de grote steden om grote aantallen. Dit maakt de situatie zo onbeheersbaar. Alle maatregelen, van een repressieve aanpak tot multisystemische therapie, zullen op niets uitlopen als we deze allochtone jongens niet hun trots teruggeven. Trots over wat ze presteren en om de waardering die ze ervoor krijgen. Op middellange termijn is preventieve actie de enige oplossing, vooral dan om te voorkomen dat jonge kinderen vanaf het eerste leerjaar voornamelijk negatieve ervaringen opdoen in de klas. De meeste preventieprojecten mislukken echter! Dat komt omdat kinderen en gezinnen door de selectie een etiket opgeplakt krijgen en omdat te weinig gebruik wordt gemaakt van de positieve mogelijkheden van de gezinsleden zelf. Een preventieproject moet daarom zeer zorgvuldig worden opgebouwd. De hulpverleners moeten getraind zijn in de juiste basishouding waarbij ze de ouders als partners zien. Het project moet aan de ouders en de leerkrachten van deze kinderen welkome hulp bieden, dit wil zeggen hulp waar ze in hun dagelijks leven echt iets aan hebben. Bijvoorbeeld voor de kinderen bijlessen om de taal- en leerachterstand in te halen. Maar ook de ouders moeten passende hulp krijgen zoals taallessen voor de moeders, opvoedingsadviezen voor de ouders of oppas voor de kinderen als de ouders naar de school komen. De school moet een soort wijkcentrum zijn, waar ook het maatschappelijk werk en de jeugdhulpverlening gevestigd zijn. De hulpverleners kunnen dan de leerkrachten directe hulp bieden bij het omgaan met moeilijke leerlingen. Deze vorm van preventie wordt in de Verenigde Staten met succes toegepast in de zogenaamde Full Service Community Schools.


Voor de jongeren die al aan het begin staan van een criminele carrière en die behoren tot de harde kern van recidiverende jonge criminelen, moeten we durven erkennen dat er vooralsnog geen effectieve behandelingsmethoden bestaan. De samenleving moet wel beveiligd worden. Sluiten we hen echter op, dan wordt hun verbittering nog groter. Uiteindelijk haten ze de hele wereld. In de jeugdgevangenis is de invloed van even delinquente leeftijdgenoten groter dan die van de opvoeders. Deze heilloze weg vereist een radicaal andere aanpak. Ofwel sturen we het gehele gezin terug naar het land van herkomst (aangezien zij een dubbele nationaliteit hebben moet dit mogelijk zijn) ofwel bedenken we een oplossing in samenwerking met de landen van herkomst. Op deze laatste mogelijkheid ga ik hieronder kort in.


Door samen te werken met de landen van herkomst moet het mogelijk worden om in plaats van louter repressie ook nieuwe kansen te bieden aan deze jongeren. In plaats van afwijzing en uitsluiting uit de samenleving, wordt op hen een beroep gedaan! Dit laatste is noodzakelijk om hen hun trots terug te geven. Stel bijvoorbeeld dat een vredeskorps wordt opgericht waar jonge allochtonen die geen opleiding voltooid hebben, alsnog een militaire-humanitaire training krijgen. Een alternatief is dat zij in het land van herkomst in een vakinternaat een opleiding volgen. Na de training worden ze ingezet in vredesmissies, in humanitaire acties of in opbouwprojecten in islamitische landen. Deze jongens zouden bijvoorbeeld leren hoe een school of een moskee te bouwen, met alles wat daarbij komt kijken. De opleiding moet zodanig zijn dat een aannemer er echt iets aan heeft. Het gaat om het aanleren van basisvaardigheden waarmee ze direct aan de slag kunnen. Na de vakopleiding gaan ze samen met een ploeg vakmensen op missie. Dit kan renovatie zijn van een wijk of het bouwen van een moskee, kerk of school in de landen van herkomst of in ontwikkelingslanden. Als deze missie is afgerond, volgt verdere nazorg.


Met deze aanpak van gewelddadige recidivisten kunnen we bereiken dat zij zich gerespecteerd voelen. Geëngageerde vakmensen leren hen vaardigheden aan. Met wat ze geleerd hebben kunnen ze concreet aan de slag. Het levert waardering op en zo komen ze uit de spiraal van steeds nieuwe mislukkingen. Dat de samenleving hen repressief aanpakt is begrijpelijk, maar hulpverleners en pedagogen moeten deze jongeren nieuwe kansen geven.

Acker, J.C.A. van (2010). Jeugdzorg en reclassering: harde kern jongeren en Marokkaanse relschoppers. Antwerpen: www.ministrando.org (INFO en BESTELLEN2de herziene druk, januari 2013 (met nieuwe casussen en evaluatie-onderzoek)


TERUG NAAR OVERZICHT

HOME