Een Pietje Bell van 5 jaar oud

namen en gegevens die tot identificatie zouden kunnen leiden zijn gewijzigd


E-mail van de moeder


Beste professor Van Acker,

Ik heb u gevonden via internet en doe graag een beroep op uw expertise in verband met de probleemsituatie van mijn zoontje op school.

 Als ik mijn zoontje beschrijf denk ik aan zeer temperamentvol kind, met een eigen wil, assertief, bijdehand, pienter, gevoelig, lief, zeer veel energie en zeer sterk. Hij kent zijn eigen kracht niet, waardoor hij anderen wel vaker onbedoeld pijn doet.

Hij is ook koppig en luistert slecht. Ik moet bijvoorbeeld ‘s ochtends wel tien keer zeggen dat hij zich moet aankleden, onder het dreigement dat ik hem op de gang ga zetten.

Mijn partner vind hem ontzettend leuk en lief, maar ook ontzettend stout. Ik vind hem ook ontzettend leuk, lief en een ontzettende boef. Ik ben nog steeds van mening dat dit boefgedrag ook normaal is. De school heeft vrijwel meteen, na een paar weken toen hij voor het eerst op school was, aangegeven dat als er geen verbetering optreedt, ze dan wat moesten gaan ondernemen. Ik had zoiets van ‘kom op, geef hem eerst eens een kans! Niet meteen stempelen of problematiseren’. Mijn gevoel is: ‘jullie willen alleen makke schapen hier en er is geen ruimte voor verschillen tussen kinderen’. De school heeft door een intern begeleider een paar observaties laten uitvoeren, zonder ons van te voren in te lichten. Nu wil de school een orthopedagogische dienst inschakelen waarmee ze vaker samenwerken.

 

Ik geef enkele voorbeelden van gedrag, zowel positief als negatief:

-in de supermarkt gaat hij mee vakken vullen met het personeel of mandjes verzamelen;

-terwijl hij douchet boent hij tegelijkertijd de vloer van de badkamer of 

maakt hij het toilet schoon;

-hij heeft laatst een week in een skiklas gezeten en dat ging prima. Ik kreeg wel te horen van de leraar dat hij af en toe een boevenstreek probeerde, maar niet zo dat ze het niet aankunnen;

-ik werd aangesproken door een moeder: ‘Je zoontje zei tegen mijn dochter: zeg eens godverdomme, zeg eens godverdomme’;

-de juf zegt tegen hem: ‘Ga je stoeltje van je tafeltje halen. Mijn zoon zegt: ‘Ik ga eerst even mijn papa uitzwaaien’;

-Marcus gaat naar de wc op school, blijft langer weg dan noodzakelijk en zet de boel op stelten op de wc;

-als hij straf krijgt op school lijkt hem dit niets te doen, de volgende keer doet hij het lekker weer. Het is vooral zijn houding: als de andere kinderen schrikken van een boze juf, neuriet hij bijvoorbeeld vrolijk een deuntje. Ik kan me voorstellen dat dit vreselijk irritant is, maar ik denk dat hij zich geen houding weet te geven. Thuis gaat hij wel huilen als mama en papa boos zijn.

De school wil hem nu laten testen op grond van gedragsproblemen. Ik voeg hieronder de brief van de school. Dit is wat de school op papier heeft gezet. Ik herken niet die zogenaamde problemen met betrekking tot zijn sociaal gedrag. Als ik met hem ergens naar toe ga, heeft hij altijd snel en overwegend leuk contact met andere kinderen. Nog een verschil is dat hij op school nooit huilt en thuis wel.

Ik ben inmiddels van mening dat Marcus op deze school niet op zijn plek is en we dus beter een andere school kunnen zoeken. Alleen zijn negatieve kanten worden benadrukt. Waar ik een beetje mee zit is: moeten we die test nu nog laten doen of niet? De kans bestaat natuurlijk wel dat hij straks dezelfde problemen krijgt op een andere school.

Met vriendelijke groet en alvast hartelijk dank,

Greta  

 

Brief van de school (dit is een gespreksverslag).

Bij het gesprek zijn aanwezig: moeder van Marcus, de juf en de directeur.

Tijdens dit gesprek is gesproken over de orthopedagogische dienst die ons misschien verder kan begeleiden bij het gedrag van Marcus op school. De ouders krijgen een intakevragenlijst mee en gaan het er thuis over hebben.

Aan de leerkrachten zal gemeld worden of de ouders met deze dienst in zee willen gaan. Verder vertellen de leerkrachten dat Marcus qua individuele werkhouding vooruit is gegaan. Hij heeft nog veel moeite met het zelfstandig kiezen van een werkje, maar wanneer de leerkrachten hem iets aanbieden kan hij hier heel geconcentreerd mee aan de slag gaan.

Als Marcus samen met andere kinderen aan het werk is, ontstaan er vaak conflicten. Vooral met buitenspelen en gym heeft Marcus veel moeite om zich aan de regels te houden.

Wanneer Marcus aangesproken wordt op ongewenst gedrag, dan lijkt het of hij zich afsluit. Aan zijn houding is niet te zien dat hij onder de indruk is van de leerkracht. Het is ook niet zo dat hij het de volgende keer niet meer doet. Verder heeft Marcus veel moeite met zich aan afspraken te houden en luistert hij slecht. Vaak stelt hij vragen over dingen die de leerkracht net verteld heeft.

Marcus vertelt weinig tot niets tijdens de kringgesprekken.

Na de vakantie nemen ouders contact op met de leerkrachten over het verdere verloop.

Groetjes en een fijne vakantie


Mijn reactie, dezelfde dag 

Beste Greta,

Jouw e-mail heb ik aandachtig gelezen. Je schrijft genuanceerd over het gedrag van jouw zoontje en je geeft veel concrete voorbeelden die een en ander duidelijk maken. Doordat de school nu om actie vraagt, zit je met een probleem omdat je zelf schrijft dat het ‘probleemgedrag’ van jouw zoontje naar jouw mening normaal is. Ik ben eigenlijk ook wel geneigd om zoiets te denken. Het lijkt wel een Pietje Bell, waar sommige volwassenen, op school bijvoorbeeld, niet goed raad mee weten.

Je zult begrijpen dat ik op basis van één e-mail niet zomaar een advies kan geven. Ik kan wel proberen enkele suggesties te doen. Je kan dan zelf afwegen of zij van toepassing kunnen zijn, want ik beschouw de ouder als de expert als het over haar eigen kind gaat.

Om te beginnen met een nogal brutaal advies: een observatie van Marcus of het testen heeft geen zin. Wat ik wil weten is hoe de volwassenen op hem reageren; wat werkt en wat niet werkt. Als de volwassenen bijvoorbeeld vooral negatief of straffend reageren op probleemgedrag en aan goed en aangepast gedrag nauwelijks aandacht besteden, dan is er dus een probleem: niet bij Marcus, maar bij de opvoeders.

Dit wil zeggen dat om een advies te kunnen geven, ik vooral observaties moet hebben van hoe de ouders en de leerkrachten op het gedrag van Marcus reageren.

Marcus is nog geen vijf jaar oud. Veel te vroeg voor een specialistische aanpak of behandeling. Het gevaar van etikettering is levensgroot. Op die leeftijd verdwijnen de meeste gedragsproblemen na enkele maanden of als het kind bij een nieuwe juf terechtkomt.

Een tweede advies betreft de pedagogische aanpak van Marcus. Dat moet stap voor stap gebeuren. Eerst maken we een inventarisatie van alle problemen. Dan pikken we er ééntje uit, bijvoorbeeld: ruzie maken met andere kinderen. Dat formuleren we dan positief: op een leuke manier spelen met andere kinderen. Dan spreken we met hem een heel eenvoudig beloningssysteempje af, waarbij de volwassene 'leuk spelen met andere kinderen' beloont met een stickertje en een compliment. Na een week heeft Marcus een aantal stickertjes verdiend en daarmee kan hij een echte beloning krijgen.

Deze aanpak staat uitvoerig beschreven in hoofdstuk 1 van mijn boek ‘Zorgenkinderen: Omgaan met opvoedingsproblemen’ (dit boek is in de meeste bibliotheken aanwezig). Ik pleit voor een positieve aanpak van deze kinderen, waarbij de volwassenen consequent en met veel geduld stap voor stap nieuwe doelgedragingen 'belonen' en aanmoedigen.

Mijn derde advies betreft het verzoek van school om een orthopedagogische dienst in te schakelen. Zoals hierboven staat heeft een onderzoek slechts zin, als er ook iets op volgt. De orthopedagoog zou de juf en de ouders moeten begeleiden in het toepassen van een beloningssysteem.

Ik hoop dat die hulp niet te veel zal kosten, of dat het vergoed wordt door de ziektekostenverzekering.

Ik raad je aan eerst eens dat hoofdstuk in mijn boek te lezen om te kijken of dat kan werken bij Marcus. Aan de school en aan de orthopedagoog kan je vragen of zij in de geest van de bovenstaande adviezen de passende begeleiding kunnen geven aan Marcus, zijn ouders en de juf. Waar ik absoluut tegenstander van ben is dat de oorzaken bij jouw zoon worden gezocht: een gedragsprobleem is altijd een interactieprobleem. Het gedrag van Marcus wordt veroorzaakt en versterkt door gedrag van de volwassenen. Een moeilijke boodschap voor sommigen, maar het is de objectieve waarheid.

Dat was het voorlopig. Ik ben benieuwd hoe het verder zal lopen. Je kan mij altijd opnieuw om advies vragen (kijk ook eens naar de praktijkvoorbeelden op mijn website) en je mag deze mail laten lezen door de school of door de orthopedagoog.

Vriendelijke groet,

Reactie van de moeder, vier dagen later 

Beste professor van Acker,

 Ontzettend bedankt voor uw snelle reactie. Met betrekking tot uw vraag hoe de omgeving reageert kan ik alleen over mezelf spreken (de thuissituatie), omdat ik er natuurlijk niet bij ben op school.

Wat mij thuis opvalt is inderdaad dat als ik geïrriteerd of boos wordt, dat vaak een minder goed effect heeft dan wanneer ik hem vanuit de positieve kant benader, zoals hem afleiden met leuke dingen. Dat valt me althans op bij mijn zoontje. Dat neemt niet weg dat ik en mijn partner natuurlijk af en toe moeten optreden bij ongewenst gedrag. We moeten dit wel zo rustig mogelijk doen. Ik heb gemerkt dat als ik gestrest reageer het alleen maar erger wordt.

Een beloningssysteem hebben ze al geprobeerd bij Marcus, maar dat was pas na een half jaar. Naar mijn idee werd het ook niet echt consistent doorgevoerd. Hij kreeg aan het einde van de dag autootjes die dan ergens mochten staan. Hij kreeg er twee als hij zich erg goed had gedragen, eentje als het redelijk was en geen autootje bij slecht gedrag.

Hij heeft twee juffen (het gaat om een zogeheten duobaan) en de ene besloot op eigen houtje dat het beloningssysteem bijvoorbeeld op maandag en dinsdag niet nodig was, omdat hij zich die dagen voorbeeldig gedroeg. Het is ook merkwaardig dat er zo’n grote verschillen zijn tussen dagen bijvoorbeeld. In het laatste gesprek met de school gaven zij ook aan dat het bijvoorbeeld een paar weken goed ging en daarna was het weer een paar weken helemaal mis. De juf gaf tevens aan dat hij het beloningssysteem al snel helemaal niet meer interessant vond.

Hij zit nu een jaar op deze school en ik wil hem daar weghalen omdat ik vind dat de school niet correct heeft gehandeld. Ze hebben hem bijvoorbeeld laten observeren op de tweede dag na de zomervakantie. Dat lijkt mij een absurd moment!. Zij hebben ons daarvan niet van te voren op de hoogte gesteld of dit met ons besproken. Tevens is deze observatie uitgevoerd door een intern begeleider, dus ook niet door de schoolpsycholoog. In totaal hebben ze hem twee keer geobserveerd.

Mijn indruk is dat ze hem niet begrijpen. Wij genieten thuis ontzettend van hem. Natuurlijk kunnen we hem af en toe ook achter het behang plakken, maar dat zijn positieve kant niet tot uiting komt op school, zegt mij dat dit geen goede omgeving voor hem is.  Ik geef een voorbeeldje: hij had in het begin in de klas gezegd: ik kan al lezen! Dat had de juf toch zo raar gevonden. Ik denk: hij is pas vier! Hij fantaseert er gewoon op los. Hij komt er snel genoeg achter dat hij nog niet kan lezen. Verder is hij ook vrij lichamelijk. Hij geeft mij vaker een vriendschappelijke stomp. Op school interpreteren ze dit heel anders: hij slaat andere kinderen. Dat begrijp ik ook wel dat dat niet gewenst is, dus daar moeten we aan werken.

Ik ga uw boek lezen.

Hartelijke groet en nogmaals bedankt, 


Evaluatie


De moeder gaf twee maanden later de volgende cijfers op de evaluatie-vragen:

- het advies heeft mij goed geholpen: cijfer 8

- de problemen met mijn zoon/dochter zijn nu afgenomen: cijfer 4                    

- dank zij het advies voel ik mij nu zelfzekerder in de opvoeding van mijn kind: cijfer 7


Mijn persoonlijke commentaar bij dit voorbeeld


Deze moeder heeft meer gezond verstand dan de school. Wat mij zorgen baart is de samenwerking van de school met een privé praktijk van orthopedagogen. Hun inkomsten zijn afhankelijk van de aanmelding van kinderen. Als een kind wordt aangemeld en na een eerste diagnostisch onderzoek blijkt dat er niets abnormaals aan de hand is, zullen de orthopedagogen dan geen verdere behandeling voorschrijven?


De principiële fout is dat de oorzaken van het probleemgedrag louter en alleen bij het kind worden gezocht. Bovendien gaat het om een weerloos kind van vijf jaar oud. Als het kind zich twee dagen goed kan gedragen of bij de ene juf wel en bij de andere niet, dan moet er zeker iets zijn in de omgeving van het kind dat aanzet tot ‘problematisch’ gedrag. Hoe de volwassenen op dit kind reageren is een beslissende factor voor de manier waarop het kind daarna zal reageren. Voor sommige heel beweeglijke kinderen is het belangrijk dat de volwassenen rustig, geduldig en consequent reageren en niet vergeten vooral aandacht te besteden aan de vele momenten waar het goed gaat. Deze kinderen moeten ook de gelegenheid krijgen om hun energie af en toe kwijt te geraken.


We moeten echter erkennen dat een kind als Marcus makkelijker te hanteren is in een kleine groep, zoals in het gezin, dan in een klas met een dertigtal kinderen. Dit mag niet betekenen dat alle kinderen die zich minder dociel gedragen verwijderd moeten worden of verwezen naar gespecialiseerde hulpverleners. Jammer genoeg zijn de meeste leerkrachten niet getraind in het leren omgaan met gedragsproblemen. Het beloningssysteem bijvoorbeeld werd verkeerd toegepast. Als de beloning slechts volgt op het einde van de dag, wordt de associatie tussen wenselijk gedrag en de beloning niet gelegd. Via een systeem van stickertjes, die onmiddellijk toegekend worden na het gewenste gedrag, komt die associatie wel tot stand. Om te voorkomen dat het systeem na korte tijd verwatert, moet de beloning bestaan uit leuke activiteiten die het kind aanspreken. Een druk kind mag als beloning bijvoorbeeld een dansje uitvoeren of een extra kwartier buiten gaan spelen.


Dit jongetje irriteert de volwassenen. Hij is niet bang van hen! Als hij een straf krijgt, doet hij het morgen lekker weer. De juf wil dat hij zijn stoeltje pakt, maar Marcus heeft ook een eigen willetje: ik ga eerst mijn papa uitzwaaien. De ene juf kan daar makkelijker mee omgaan dan een andere. Bij de ene zal Marcus zich verder niet vervelend gedragen, bij de andere wel. Als de juf geïrriteerd reageert op het eigen willetje van Marcus, zal hij door haar voorbeeld geprikkeld worden om de juf verder uit te testen.


Ik heb alleen het verhaal van de moeder gehoord en een kort verslag van de school gelezen. Misschien is de juf op het einde van de schooldag doodop. Marcus vergt zoveel aandacht, onder andere om te voorkomen dat hij andere kinderen te hard slaat, dat de juf een zucht van verlichting slaat als hij een tijdje uit de groep wordt verwijderd.


De aanpak van het kind moet gebaseerd zijn op observaties in de klas. In mijn advies geef ik aan hoe het best met moeilijk gedrag omgegaan kan worden. De orthopedagoog kan de leerkrachten begeleiden in het juist toepassen van een beloningssysteem. Op die manier wordt niet de schuld bij het kind gelegd, maar leren de volwassenen op een efficiënte manier om te gaan met deze jonge leerling.


TERUG NAAR OVERZICHT


HOME