De klimaatcrisis in ons onderwijs
In Nederland verlaten jaarlijks 36.000 jongeren voortijdig de school zonder een diploma te behalen. Dit is ongeveer één op vijf leerlingen en bij kinderen van immigranten gaat het om één op drie leerlingen. Dit geldt ook voor België: in het Brussels gewest behaalt 17,5 procent van de leerlingen geen diploma hoger secundair onderwijs en bij niet-Belgische Brusselaars is dit 31,7 procent. Bij bezoeken aan de zogenaamde zwarte scholen (ook concentratiescholen genoemd) valt mij de moedeloosheid en de verbittering van de leerkrachten op. Zij klagen voornamelijk over de totale demotivatie van hun leerlingen. Schooldirecties veranderen om de haverklap, want niemand wil verantwoordelijk zijn voor voorspelbare mislukkingen. Een van de directeuren zei mij dat zij eigenlijk geen schooldirecteur wilde worden. De overheid had haar min of meer daartoe gedwongen. Voor een pedagogische opdracht is dit het laatste wat je moet hebben. Een andere school was dertig jaar geleden een van de hoogst aangeschreven technische scholen van Vlaanderen. Een leerkracht die daar al dertig jaar met hart en ziel les geeft, zag haar school stilaan verloederen. Nu is 95 procent van de leerlingen van Turkse afkomst. Bedreigingen en intimidaties zijn aan de orde van de dag. Vrouwelijke leerkrachten durven geen slechte cijfers of onvoldoendes te geven uit angst voor represailles. Spieken tijdens proefwerken wordt angstvallig getolereerd. Op de dag van mijn bezoek waren de banden van de auto van de directeur met een mes doorkerft en op het dashboard lag een kogel.
Toch behoort het onderwijssysteem in Nederland en Vlaanderen voor de meerderheid van de leerlingen tot het beste van de wereld. Een niet geringe minderheid valt echter uit de boot. Als jaarlijks tienduizenden leerlingen de school verlaten zonder een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt, dan voltrekt zich hier een humanitaire ramp. Sommigen vergelijken dit met de klimaatcrisis.
De schuld ligt niet bij de leerlingen of bij hun ouders
Het is te simpel om de schuld te leggen bij de leerlingen zelf of bij hun ouders. Immigrantenkinderen die mislukken zijn niet dommer dan andere kinderen. Hun ouders hebben ook het beste voor met hun kinderen. Onze scholen slagen er op een of andere wijze niet in deze kinderen de passende kansen voor succes te bieden.
Verklaringen
Is hier een oplossing voor? Kan ons onderwijs ook voor de immigrantenkinderen tot de beste in de wereld behoren? Het eigenaardige is dat de oplossing vrij eenvoudig is, maar dat het ‘systeem’ zo in elkaar zit dat die oplossing geen kans krijgt. Finland is het land waar het onderwijs bij internationaal onderzoek telkens weer het hoogst scoort. De belangrijkste verklaringen hiervoor zijn, ten eerste, minimale overheidsbemoeienis en, ten tweede, hoge verwachtingen hebben van de leerlingen. De scholen mogen het zelf uitzoeken. De leerkrachten en de directie bepalen het curriculum. Er is nauwelijks een inspectiedienst. De ouders zijn mondig genoeg om hun kinderen van school te halen als het onderwijs niet deugt. Ook in Helsinki zijn er concentratiescholen. Daar wordt gezegd dat ze best weten dat armoede, taalachterstand en een gebrekkige opleiding van de ouders nadelige factoren zijn. Ze trekken zich daar echter niets van aan en eisen gewoon van de leerlingen ‘dat ze hun hersenen gebruiken’.
De wereldberoemde econoom Paul Collier verklaart in een recent boek waarom de integratie van immigranten in Europa zo moeizaam verloopt. Paradoxaal genoeg zijn de sociale voorzieningen een belangrijke oorzaak. Hier kan men, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, levenslang van een uitkering genieten. Een tweede oorzaak ligt in de gettovorming ten gevolge van massa-immigratie: in hun buurten hanteren de immigranten normen en waarden die in de landen van herkomst juist de oorzaak zijn van de ellende en de stagnatie. Typische voorbeelden hiervan zijn Marokkaanse jongens die geen interesse hebben voor eender welke opleiding omdat ze menen later rijk te worden met dealen in drugs, of Turkse en Pakistaanse jongeren die hun toekomst zien in het winkeltje van hun vader of van een oom. Niemand zit op deze jongeren te wachten.
Een Jihad-school
Op een studiedag voor leerkrachten van zwarte scholen heb ik een provocerend voorstel gedaan: verander de naam van de school in ‘Jihad’ en maak er een militaire academie voor vrijheidsstrijders van. Ik voorspel dat de week voorafgaand aan de inschrijvingsdatum honderden immigranten voor de schoolpoort zullen bivakkeren.
In deze academie wordt de jongens en de meisjes eerst en vooral discipline bijgebracht. Verder is er aandacht voor de geografie en de geschiedenis van de landen van herkomst. Engels is een belangrijke voertaal voor vrijheidsstrijders omdat Arabisch niet in alle islamitische landen wordt gesproken. Rekenen en technische vakken bieden noodzakelijke kennis om gevechtshandelingen beter te begrijpen. Sport en fitnesstraining zijn vanzelfsprekend belangrijk. Om de onderlinge solidariteit te bevorderen en de vele lege uren die militairen doormaken te leren nuttig te besteden wordt aandacht besteed aan dansen, acteren, musiceren en rappen. Aan deze laatste activiteiten kunnen taallessen worden gekoppeld.
Als de vrijheidsstrijders de tirannen hebben verdreven, worden ze lid van een vredeskorps dat de vrede en de veiligheid verder zal waarborgen en zal meehelpen aan de opbouw van het land. Indien ze terugkeren, dan kunnen ze solliciteren bij de politie of bij beveiligingsbedrijven en het bedrijfsleven kan goed gedisciplineerde werknemers best gebruiken.
De politieke visie achter dit voorstel is dat als in de landen van herkomst vrede en welvaart zullen heersen, als er sociale voorzieningen zijn zoals pensioenen, bijstandsuitkeringen, kinderbijslag, toegankelijke gezondheidszorg en goed onderwijs voor alle kinderen, onze verhouding met de etnische minderheden radicaal zal veranderen. Dan hoeft extreem-rechts in de toekomst niet voor een ‘oplossing’ te zorgen. Dan kunnen Afrikanen en moslims hun landen zelf opbouwen tot menswaardige staten.
Diversiteit in plaats van conformiteit
Deze provocatie was slechts bedoeld om de principes van een nieuwe aanpak helder te maken: neem als vertrekpunt van het curriculum wat de leerlingen echt interesseert; elk kind heeft talenten, geef daarom elke leerling de kans om zijn of haar specifieke talenten te ontplooien; houdt niet vast aan tradities die uit de negentiende eeuw stammen: toen was de school bedoeld om gedweeë arbeiders te vormen die konden rekenen en schrijven; nu is er behoefte aan flexibele werknemers met zelfvertrouwen, die zelf initiatief nemen, die inventief zijn en hun eigen talenten kunnen ontplooien. Onze scholen moeten niet gericht zijn op conformiteit, maar op diversiteit. Bereid de leerlingen voor op nieuwe bedrijven en ook op de entertainmentindustrie en de sportwereld waar de omzet vele miljarden bedraagt.
In de nieuwe school zal een jongen uit Kongo met een groot gevoel voor ritme, die goed kan dansen en rappen, alle kansen krijgen om zijn talenten tot volle wasdom te laten komen. Ook voor hem zal succes verzekerd zijn en zal hij vol zelfvertrouwen de wereld ingaan. Indien hem deze kansen niet worden geboden, dan blijven onze 'zwarte' scholen jongeren afleveren die de hele wereld haten.
AANVULLING:
Van zwarte school naar modelschool
Studiedag 14 oktober 2013
1. Doelstelling: tijdens deze studiedag voor leerkrachten van 'zwarte' scholen werd besproken welke principes kenmerkend zijn voor de beste scholen. In een workshop werden de leerkrachten uitgenodigd vanuit deze principes de vraag te beantwoorden aan welke school hun leerlingen behoefte hebben.
Een aanpassing van het onderwijs, in het bijzonder in de zogenaamde zwarte of concentratie-scholen is dringend nodig. Alhoewel ons onderwijs tot de beste van de wereld behoort, is net zoals in de andere westerse landen, de uitval te groot: 1 op 5 leerlingen verlaat het onderwijs zonder startkwalificatie voor de arbeidsmarkt en bij kinderen van immigranten is dit 1 op 3. Dit is een tijdbom onder de samenleving.
2. Principes
bottom-up in plaats van top-down: het staat onomstotelijk vast dat de kwaliteit van het onderwijs afhankelijk is van een ‘bottom up’-beleid. Bij een top-down beleid waarbij het curriculum en de lesmethode van hogerhand worden bepaald zijn de leerkrachten slechts uitvoerders. Dit belemmert hun creativiteit, hun engagement en het nemen van initiatieven. Als de leerkrachten vanuit hun deskundigheid op hun vakgebied en vanuit hun dagelijkse ervaring met de leerlingen het curriculum en de didactiek zelf, en in overleg met de schooldirecteur, kunnen bepalen, kan rekening gehouden worden met de specifieke behoeften van de individuele leerlingen.
diversiteit in plaats van conformiteit: er wordt op overdreven wijze prioriteit gegeven aan de exacte vakken en techniek. Dit gaat ten koste van de leerlingen die andere talenten hebben. In landen waar de kwaliteit van het onderwijs het hoogst is, bijvoorbeeld Finland, is er een brede benadering van het onderwijs: ook menswetenschappen, kunst, lichamelijke opvoeding en dergelijke worden als evenwaardige vakken beschouwd (logisch want in de entertainment-industrie en in de sportwereld gaan miljarden om en kunnen veel leerlingen later terecht). Door een brede waaier van vakken te bieden verbetert het toekomstperspectief van de leerlingen.
leerlingen moeten graag naar school komen en er een fijne tijd hebben: dit lukt het best als het leerprogramma aansluit bij de talenten van de leerlingen. Er moet ervoor gezorgd worden dat alle leerlingen succeservaringen kunnen opdoen, zodat ze vol zelfvertrouwen de school verlaten. Elk kind heeft talenten en het is de taak van de school de kansen te bieden om die specifieke talenten te ontwikkelen. Anders geformuleerd: we moeten af van een mechanistisch concept van het onderwijs. Opvoeden is een organisch proces: het gaat om mensen met een oneindigheid aan mogelijkheden. De school moet ten koste van alles vermijden dat de leerling een stramien moet volgen waarvoor hij niet gemotiveerd is, waardoor hij mislukt en gedemotiveerd raakt.
Voorbeeld: als een leerling uit Kongo met een groot gevoel voor ritme, voor muziek, dansen en rappen op de school niet de kans krijgt deze talenten verder te ontwikkelen, dan wordt de kans gemist om de persoonlijkheid van deze leerling te laten opbloeien. Het gevolg hiervan is dat te veel leerlingen ons onderwijssysteem verlaten vol haat tegenover de wereld.
Wanneer bloeit een leerling op:
(1) als in het onderwijs rekening wordt gehouden met diversiteit; elk kind is verschillend, daarom is er behoefte aan een breed curriculum waar de diverse talenten tot hun recht kunnen komen.
(2) als de nieuwsgierigheid van de leerlingen wordt opgewekt. Nieuwsgierigheid zet aan tot goed presteren. De school kan dit echter fnuiken. De leerkracht heeft als belangrijkste taak dit natuurlijk leerproces, gebaseerd op de nieuwsgierigheid van de leerling, te faciliteren.
(3) als creativiteit wordt gestimuleerd in plaats van standaardisatie: daarom moet het onderwijs geïndividualiseerd zijn, de verantwoordelijkheid voor het curriculum moet gelegd worden op het niveau van de school en de professionele status van de leerkracht moet hoog zijn (geen uitvoerder, maar iemand van wie creativiteit en innovatie wordt verwacht).
lees ook: REMEDIE TEGEN RACISME