Visie achter de aanpak van probleemgedrag in de klas en agressie op school

Tekst die als uitgangspunt dient voor mijn lezingen op scholen en mijn trainingen voor leerkrachten en directieleden

Literatuur:  DE GERESPECTEERDE LEERKRACHT: Professioneel omgaan met probleemgedrag  Juliaan van Acker, 2013, 134 blz. 17,90 euro.  ISBN: 9789082021301 LINK

UITTREKSEL: hoofdstuk 9 "een milde vorm van agressie"

verkrijgbaar via de betere boekhandel of via deze LINK

TE BEHANDELEN THEMA'S

1. ernst en frequentie van probleemgedrag bij leerlingen

2. onderscheid tussen probleemgedrag dat bij de meeste leerlingen voorkomt en gedragsstoornissen bij een beperkt aantal leerlingen ( = onderscheid tussen leerlingen met probleemgedrag en probleemleerlingen)

3. oorzaken van het probleemgedrag waar de leerkracht geen controle over heeft

4. oorzaken waar hij wel controle over kan verkrijgen

5. analyse van probleemgedrag in de klas: probleemgedrag als een interactieprobleem

6. hoe de problemen in de klas aanpakken?

7. schoolmanagement en samenwerking met ouders

8. agressie op school: hoe omgaan met agressief gedrag (preventie en interventie)?

9. ernstige agressie op school: hoe omgaan met incidenten zoals ernstige geweldpleging, schietincidenten, gijzeling of bommelding?

10. hoe leerlingen motiveren voor het onderwijs?

11. de pedagogische opdracht van de school

ENKELE BELANGRIJKE UITGANGSPUNTEN

1. Voorkomen is beter dan genezen: als probleemgedrag in de klas tijdig kan worden voorkomen of als onmiddellijk wordt ingegrepen, dan wordt veel stress en lesverstoring vermeden. Om storend gedrag te voorkomen moet de leerkracht leren de precieze oorzaken ervan te onderscheiden en er adequaat mee leren omgaan. Agressie bijvoorbeeld verloopt in fasen en elke fase wordt gekenmerkt door specifieke signalen; de leerkracht moet leren hier extra op te letten om tijdig te kunnen ingrijpen.

2. De meeste aandacht moet uitgaan  naar het aanleren van passend en sociaal gedrag: als een probleemleerling wordt gestraft dan "leert" hij nog niet hoe hij zich wel moet gedragen. Een cruciaal onderscheid is tussen het aanleren van wenselijk gedrag, het doen toenemen van wenselijk gedrag en het doen afnemen van ongewenst gedrag. Als de aanpak van een probleemleerling beperkt blijft tot het laatste, zal weinig resultaat behaald worden.

3. Alle gedrag is aangeleerd (ook probleemgedrag!): hoe voorkomen dat de leerling probleemgedrag aanleert en hoe bevorderen dat hij gewenst gedrag leert? Probleemgedrag komt niet zomaar uit de lucht vallen: het heeft een oorzaak en de leerling gedraagt zich zo om iets te bereiken: hoe kunnen we de oorzaken en de voor de leerling gewenste gevolgen van zijn probleemgedrag onder controle krijgen?

Leerlingen die zich misdragen zijn ofwel er zich niet van bewust, of ze geloven dat ze dom zijn, of ze willen geen gezichtsverlies lijden tegenover leeftijdgenoten of ze zoeken aandacht. In elk van deze vier gevallen past een andere aanpak.

De leerkracht moet zien wat het probleemgedrag voor de leerling 'oplevert' (bijv. aandacht of status). Tegelijkertijd moet het wenselijk gedrag voor de leerling de moeite waard worden.

4. Als wenselijk gedrag wordt aangeleerd, dan moeten we aandacht besteden aan dit leerproces: heldere doelen, in kleine stapjes, successen aanmoedigen en belonen (dus niet zomaar ervan uitgaat dat de leerling zich zo moet gedragen, omdat het nu eenmaal zo hoort: sommige leerlingen hebben het thuis niet geleerd of op straat en onder vrienden zijn ze heel ander gedrag gewend). Gedrag wordt op dezelfde manier geleerd als leren rekenen en schrijven. Zoals rekenvaardigheden niet uit de lucht komen vallen, zo moeten we de leerling ook een periode gunnen om sociaal gedrag aan te leren.

5. Zwakke, ongemotiveerde leerlingen hebben vaak een schoolverleden vol mislukkingen. Hoe kunnen we ook voor hen de school tot een omgeving maken die hun zelfvertrouwen en zelfwaardering verbetert? M.a.w. er is een relatie tussen het curriculum en het gedrag of de motivatie van de leerlingen in de klas. Hetzelfde geldt voor de manier van lesgeven en voor het klasklimaat. Hoe beter we aansluiten bij de persoonlijke interesses en talenten van de leerlingen, hoe meer kans om hen te motiveren.

Om bijvoorbeeld te voorkomen dat zoveel niet-westerse allochtone leerlingen in ons onderwijssysteem mislukken, moeten we er alles aan doen om voor hen de school tot een omgeving te maken waar ze successen behalen.

6. De leerkracht heeft vooral behoefte aan concrete adviezen om met probleemgedrag om te gaan: dit lukt het best als zijn eigen voorbeelden uit de praktijk worden geanalyseerd. Hoe kan je kalm blijven onder spanning? Hoe reageer je op een brutale leerling?  Hoe krijg je storend gedrag of te laat komen onder controle? Hoe reageren als twee leerlingen gaan vechten met elkaar?

7. Discipline wordt het best bereikt bij duidelijke regels, als iedereen weet wat de consequenties zijn van overtredingen, als consequent en consistent wordt opgetreden, als de leerlingen de regels aanvaarden en als rechtvaardig beschouwen en als de regels worden geïnternaliseerd (zodat ze ook gevolgd worden als er geen toezicht is door een volwassene). 

8. De meeste probleemgedragingen van de leerlingen kunnen effectief worden aangepakt in de klas indien de leerkracht zich houdt aan de volgende zeven vuistregels:

- 1 - Reageer op de minst storende manier: bijvoorbeeld even de wenkbrauwen fronsen naar die leerling, of kort de regel herhalen zonder sarcasme.

Op agressie, vijandige of ernstige verstoringen moet wel direct en krachtdadig gereageerd worden.

- 2 - Vermijd overbodige confrontatie: liever humor dan sarcasme, spot of de leerling gezichtsverlies doen lijden.

- 3 - Altijd met respect en op positieve wijze reageren (je kunt het best de regel op positieve wijze formuleren en herhalen)

- 4 - Een meer uitnodigende taal in plaats van bevelend en terechtwijzend:

i.p.v. “Je moet dit of je mag dat niet”

liever: “als ik een vraag stel en je weet het antwoord, dan kan je je hand opsteken”

- 5 - De werkrelatie zo gauw mogelijk herstellen (even naar de leerling toegaan om te zien of hij verder werkt)

- 6 - Je eigen frustraties als leerkracht kanaliseren: kort ingaan op het storend gedrag en je niet laten meeslepen door al het secundair gedrag (= stoere houding van de leerling, mompelen, ...)

- 7 -  Zo nodig de leerling na de les even apart nemen.

Verder kan ik verwijzen naar mijn boek 'Probleemgedrag in de klas en agressie op school' Antwerpen: De Boeck, 2005: 2d druk als e-book  (zie link rechterkolom)

TERUG NAAR OVERZICHT

HOME