wat elke leerkracht moet weten

1. In sommige scholen hebben leerkrachten te maken met zeer complexe problemen

Zestig procent van de leerkrachten klaagt over disciplineproblemen in de klas. In het voorjaar van 2010 werd onder 2300 medewerkers van basisscholen in Nederland een enquête gehouden: hieruit blijkt dat de helft van de leerkrachten zoveel kinderen met een leer- of gedragsstoornis in de klas heeft dat de rest daar onder lijdt. De meeste leerkrachten vinden dat ze onvoldoende worden opgeleid om daarmee om te gaan.

Deelname aan klasseraden in een Belgische school voor buitengewoon secundair onderwijs leverde een waaier van problemen op waarmee de leerkrachten worden geconfronteerd. Bijvoorbeeld:

- ontzettend irritant gedrag: heeft op alles een antwoord, als hij 1 euro moet geven, dan haalt hij eerst al zijn zakken leeg

- agressie tegenover andere leerlingen

- ook de ouders liegen tegenover de leerkracht

- zeer laag IQ waardoor een gemis aan elementaire sociale vaardigheden (zoals bijv. de baas op de stageplek niet zomaar aanspreken als hij in gesprek is met een klant)

- seksuele intimidatie van andere leerlingen van hetzelfde geslacht

- groeit op in een zwaar crimineel milieu

- zich niet laten aanspreken op zijn gedrag; een gesprek met de leerkracht mondt altijd uit op ruzie

- weet niet van ophouden; is als een ongeleid projectiel

- een doortrapte leugenaar en fantaseert daarbij erop los

- geen zelfbeheersing, maakt geluiden en is verschrikkelijk chaotisch (maakt van alles een smeerboel)


2. De leerkracht is geen therapeut en geen maatschappelijk werker, maar hij is niet machteloos

Bij deze complexe problemen moeten we niet met de vinger wijzen naar de leerkrachten. In sommige scholen nemen ze juist de leerlingen op die elders werden verwijderd. Leerlingen met gedragsstoornissen kennen meestal een lange geschiedenis van problemen. Willen we hun gedrag alsnog veranderen dan moet een heel pakket van behandelingsprogramma’s tegelijkertijd worden aangeboden, zoals ouderbegeleiding, verbeteren van het toezicht, inhalen leerachterstanden, sociale vaardigheidstrainingen, morele vorming, invullen van vrijetijdsbesteding, aanpak negatieve invloed van leeftijdgenoten, enzovoort.

Dit pakket kan meestal niet worden aangeboden. De voorzieningen voor jeugdbijstand kunnen dit niet aan of beschikken niet over passende middelen. Dit wil echter niet zeggen dat de leerkracht machteloos is: GEDRAG IN DE KLAS WORDT TOCH VOOR 75 % BEPAALD DOOR FACTOREN IN DE KLAS.

De leerkracht kan leren hoe hij het gedrag van de leerlingen in de klas het best kan beïnvloeden. Dit kan op verschillende manieren:

- hoe probleemgedrag voorkomen?

- hoe verhinderen dat het probleemgedrag verder escaleert?

- hoe sociaal wenselijk gedrag aanleren en bevorderen?

De meest gebruikte vorm om gedrag van leerlingen te beïnvloeden is STRAF. Suggesties voor alternatieven wekken veel weerstand op: wie niet horen wil, moet toch voelen! We moeten toch niet over ons heen laten lopen! Als we het toelaten, dan zullen de andere leerlingen het ook doen. 

Bij de meeste leerlingen werkt de dreiging met straf inderdaad. Bij leerlingen met gedragsstoornissen werkt dit echter niet. Straf heeft bij hen een negatief effect. Bovendien hebben deze leerlingen meestal al zoveel ellende meegemaakt, dat door veel te straffen zij nog meer een hekel krijgen aan de school, totdat ze uiteindelijk de hele wereld gaan haten.

Waarom zouden we dus geen gebruik maken van methoden waarbij zonder straf veel betere resultaten bij deze leerlingen kunnen worden behaald?


3. Effectieve methoden om gedrag duurzaam te verbeteren zonder straf

Dit kan het best worden aangetoond met een voorbeeld (op mijn website en in mijn boek vind je andere voorbeelden en richtlijnen): 

Een brutale leerling

de leerkracht ziet dat Mohammed nog niet met zijn opdracht is begonnen

schreeuwt luid voor de gehele klas: WAAROM BEN JE NOG NIET BEGONNEN?

Mohammed (op brutale toon): dat bepaal ik wel zelf

leerkracht: wie denk je dat je bent! JIJ MOET NU BEGINNEN!

Mohammed: schreeuw niet zo, idioot.

De leerkracht wordt nu heel boos en stuurt Mohammed uit de klas.

De leerkracht wil dat zijn klas goed meedoet; de andere leerlingen zijn aandachtig en werken goed aan hun opdracht. Mohammed zit echter te klieren en stoort de andere leerlingen. De leerkracht wordt hier echt boos over.

Die reactie van de leerkracht is terecht en begrijpelijk. De leerkracht hoeft zich niet schuldig te voelen over het escaleren van de situatie. Maar door dit incident is de rust in de klas helemaal weg; het duurt wel een kwartier vooraleer de spanning is verdwenen. Mohammed mist de les en het doel dat hij ook zijn opdracht maakt tijdens deze les wordt niet gehaald.

Dus geen schuldgevoelens en geen twijfel aan jezelf als leerkracht: je bent niet verantwoordelijk voor het karakter van Mohammed, voor wat er allemaal fout is gegaan in zijn opvoeding thuis en in de vorige scholen.

I.p.v. schuldgevoelens of twijfel is het beter de vraag te stellen: zouden we Mohammed anders kunnen aanpakken zodat de rust niet wordt verstoord en hij wel zijn opdracht maakt?

Laten we die situatie eens analyseren:

PRIKKEL --> BRUTAAL GEDRAG ---> gevolg --> BRUTAAL GEDRAG

prikkel: de leerkracht roept op een vijandige toon: ‘Waarom ben je nog niet begonnen’ 

de hele klas kan het horen, Mohammed wil geen gezichtsverlies lijden, wil de stoere jongen uithangen en reageert brutaal

stel nu dat de leerkracht het volgende doet als hij ziet dat de andere leerlingen begonnen zijn met hun opdracht en Mohammed niet:

hij gaat naar Mohammed toe en zegt stilletjes op een vriendelijke toon:

Mohammed, kijk, zo kan je beginnen .. hij doet het eventjes voor

De kans op een brutale reactie is veel minder. De andere leerlingen merken het niet op en kunnen rustig doorwerken

JE KAN DUS DE PRIKKELS DIE AANLEIDING ZIJN VAN HET PROBLEEMGEDRAG VERANDEREN.

Vervolg analyse: hoe reageert de leerkracht op het brutaal gedrag:

- wie denk je dat je bent. Je moet NU beginnen (bevelend)

- stuurt Mohammed de klas uit.

Kan je ook anders reageren zodat het niet verder escaleert?

bijv. door met humor te reageren; bijv. op ‘Dat bepaal ik zelf wel’ te reageren met: ‘Je mag het natuurlijk zelf bepalen, maar dan graag op dit moment’ (let op: met humor, niet spottend of sarcastisch!)

of heel kalm: ‘Ik begrijp dat je dat zelf wilt bepalen; ik zou het fijn vinden als we allemaal samen beginnen’ (let op: de leerkracht formuleert het positief).

JE KAN DUS OOK ANDERS REAGEREN OP PROBLEEMGEDRAG EN POSITIEF GEDRAG AANMOEDIGEN


4. Een positief stimulerende strategie

Als leerkracht heb je best grote invloed op het gedrag van de leerlingen, ook als zij niet goed zijn opgevoed en in het verleden veel probleemgedrag hebben aangeleerd of opgroeien in een omgeving die asociaal gedrag aanmoedigt (leeftijdgenoten)

De beste strategie is een nuchtere aanpak, je niet persoonlijk aangevallen voelen, zoeken naar mogelijkheden om bij die leerling sociaal gedrag te stimuleren. Op die manier kunnen we leerlingen die thuis en op straat zoveel negatieve ervaringen opdoen, op school toch een warme, veilige en ondersteunende omgeving bieden. 

Enkele richtlijnen voor deze strategie:

1. Een nuchtere aanpak begint met de concrete omschrijving van het probleemgedrag, bijv. “brutaal antwoorden op een verzoek van de leerkracht”

2. noteren hoe vaak het voorkomt, in welke omstandigheden:

ALTIJD OBJECTIEF VASTSTELLEN HOE VAAK HET PROBLEEMGEDRAG VOORKOMT EN HOE ERNSTIG HET IS (lijstje bijhouden gedurende minstens 10 dagen) 

Dit is belangrijk: als Mohammed slechts heel af en toe zo brutaal is, dan hoef je hieraan niet veel aandacht te besteden. Wat vooral belangrijk is dat als Mohammed coöperatief is, dat hij dan een compliment en voldoende aandacht krijgt. 

BIJ PROBLEEMLEERLINGEN GOED LETTEN OP DIE MOMENTEN WAAR ZE ZICH WEL GOED GEDRAGEN EN DAAR AANDACHT AAN GEVEN.

3. wat is het tegenovergestelde wenselijk gedrag?

‘coöperatief gedrag, bereidwillig zijn, gevolg geven aan verzoek’

JE MOET WETEN WELK DOEL JE MET DEZE LEERLING WILT BEREIKEN; DIT FORMULEER JE ALTIJD IN WENSELIJK GEDRAG

4. als het wenselijk gedrag voorkomt bij deze leerling, dan hem complimenteren of op een of andere wijze aandacht geven

5. bij probleemgedrag je niet  laten overmeesteren door gevoelens van boosheid, twijfel of schuld. Je kan beter op een nuchtere wijze de volgende twee vragen beantwoorden:

- hoe kan ik de prikkel voor dat gedrag veranderen, zodat ik het kan voorkomen?

- hoe kan ik er het best op reageren om het niet verder te laten escaleren?

NIET EMOTIONEEL REAGEREN, MAAR OPLOSSINGSGERICHT AANPAKKEN

6. als je de strategie een paar weken hebt toegepast, dan noteren van het brutaal gedrag en het coöperatief gedrag om te zien of de aanpak werkt.

ALTIJD EVALUEREN OF JOUW AANPAK WERKT OM TE VERMIJDEN DAT JE VOORTDUREND EEN VRUCHTELOZE STRATEGIE TOEPAST

7. als je er niet uitkomt en als niets lijkt te helpen, leg het dan voor aan collega’s in overleg met de orthopedagoog. Misschien gedraagt een heel moeilijke leerling zich goed bij een bepaalde leerkracht; daar kunnen we dus van leren.

WEES NIET BANG OM PROBLEMEN MET COLLEGA’S TE BESPREKEN EN ONDERSTEUN ANDERE COLLEGA’S DIE NIET WETEN HOE EEN LEERLING AAN TE PAKKEN

De schooldirectie en de inspectiedienst moeten de leerkrachten hierbij ondersteunen: het is een gezamenlijk project om er zorg voor te dragen dat leerlingen met gedragsproblemen en leerlingen die opgroeien in een milieu vol risico's en weinig kansen, zodanig worden aangepakt dat ook voor hen de school een positief stimulerende omgeving wordt. In mijn opvatting is inspectie als controle-middel overbodig (het geeft een  verkeerd signaal aan de leerkrachten alsof zij verantwoordelijk zijn voor de problemen waarmee leerlingen naar de school komen). Het liefst zou ik alle administratief werk en alle dossiervorming over leerlingen afgeschaft zien: WEG MET DIE PAPIERWINKEL en geef de leerkrachten alle vrijheid om met plezier en enthousiasme gewoon les te geven!

TERUG