namen en gegevens die tot identificatie kunnen leiden zijn gewijzigd
Man die zijn vrouw heeft vermoord vraagt om betere omgangsregeling met zijn dochtertje
Een man die een langdurige gevangenisstraf uitzit voor de moord op zijn echtgenote, schreef mij om hem te helpen bij zijn verzoek zijn tweejarig dochtertje vaker te mogen zien. De voogdijvereniging stond slechts vier bezoeken per jaar toe. Elk bezoek mag slechts één uur duren. In dit verslag worden de feiten chronologisch weergegeven, vanaf het besluit van de voogdijvereniging om het verzoek van deze man niet in te willigen tot de uitspraak van de rechtbank na mijn tussenkomst, precies één jaar na dit eerste besluit.
1.Besluit van de voogdijvereniging
Geachte heer Verboven,
Vanuit uw bezorgdheid voor uw dochtertje en de band die u met haar verder wilt ontwikkelen, ervaart u de huidige bezoekregeling als onvoldoende. U zou meer contact met haar willen hebben en ook meer verantwoordelijkheid willen dragen voor haar ontwikkeling. U veronderstelt dat de huidige bezoekregeling gebaseerd is op negatieve opvattingen met betrekking tot uw persoon en op willekeurige ideeën van de gezinsvoogd.
Dit is niet het geval.
Bij het vaststellen van een bezoekregeling zijn de leeftijd van het kind, alsmede de verwachte duur van het verblijf in het pleeggezin, de belangrijkste uitgangspunten. De leeftijd van uw dochtertje Julia vraagt vooral om rust en duidelijkheid. Een vast ritme waarin geborgenheid en veiligheid centraal staan is essentieel voor een kind van deze leeftijd. Weten bij wie het hoort, ervan op aan kunnen dat het bij de opvoeders kan blijven is een noodzakelijke ervaring om zich goed te kunnen ontwikkelen.
Voordat Julia in haar huidige pleeggezin werd geplaatst, is er veel onrust en onveiligheid om haar heen geweest. Het eerste pleeggezinverblijf werd vroegtijdig beëindigd doordat familieleden teveel belasting aanbrachten voor dat pleeggezin. Bij het zoeken van een nieuw pleeggezin wilden wij dat voorkomen. Dat is dan ook de reden geweest waarom het adres van de huidige pleegouders niet bekend gemaakt kon worden.
De bezoekregeling zoals die thans getroffen is ten aanzien van u en Julia, is gebaseerd op de verwachting dat Julia zeker een aantal jaren in een pleeggezin zal moeten verblijven. Tijdens uw detentie kunt u haar niet opvoeden.
Door op dit moment de bezoekregeling uit te breiden, denken wij dat dit verwarrend zou werken voor Julia, alsook met betrekking tot haar verblijf bij de pleegouders. Dit zou niet bevorderlijk zijn voor een goede ingroei in het pleeggezin.
Verder kunt u er van op aan dat de correspondentie welke u aan Julia richt haar ook werkelijk bereikt. Elke gezinsvoogd dient zich te houden aan het beleid van de Stichting en een goed toezicht hierop voorkomt eigenmachtig handelen.
Met het bovenstaande hoop ik u een antwoord gegeven te hebben op de belangrijkste brieven die u in uw brief hebt gesteld.
Was ondergetekend door de directeur van de voogdijvereniging.
2. Brief van de humanistisch raadsman
De humanistisch raadsman van de gevangenis is door de heer Verboven op de hoogte gesteld van de weigering van de gezinsvoogdijvereniging en deze raadsman richt zich als volgt tot mij:
“Het is niet mijn gewoonte te rapporteren over mijn contact met een gedetineerde. Mijn functie als humanistisch raadsman laat dat niet toe. Op verzoek van de heer Verboven wil ik echter een uitzondering maken, omdat mijn contact met hem dermate intensief en diepgaand is dat de conclusie voor de hand ligt dat ik de aangewezen persoon ben die iets kan vertellen over zijn tijd in gevangenschap en de betekenis hiervan voor hem.
Wekelijks hebben de heer Verboven en ik een gesprek. Soms zelfs tweemaal per week. Dit gaat voornamelijk over zijn delict, de oorzaak en de gevolgen hiervan, zijn functioneren in de gevangenis, de zorg voor zijn dochtertje en zijn toekomst. De heer Verboven is door een diep dal gegaan. Het besef schuld te hebben aan de dood van een ander, de erkenning dat hij daartoe in staat is geweest, betekent voor hem een bijna niet te dragen verdriet.
In de tijd die voorafging aan het delict was de heer Verboven zwaar overspannen en niet in staat tot redelijk overleg of kalm beraad. De ontdekking dat zijn vrouw hem bedroog kwam voor hem als een donderslag bij heldere hemel.
Ik heb de heer Verboven leren kennen als een eerlijk, oprecht mens die recht door zee is. Nuanceringen kan hij moeilijk aanbrengen en begrip voor andermans handelen welk lijnrecht staat op zijn handelen, kan hij nauwelijks aanbrengen. Hij spreekt anderen aan op dezelfde hoge eisen die hij stelt voor zichzelf. Met name eigenschappen als trouw, eerlijkheid en duidelijkheid staan bij hem hoog in het vaandel. Hij is direct, reageert primair en is zeer verbaal ingesteld.
Als zijn dochtertje Julia er niet geweest was, zou de relatie met zijn vrouw vermoedelijk gewoon zijn afgebroken. De geboorte van Julia bracht een grote verandering in zijn leven.Hij voelde zich en voelt zich verantwoordelijk voor haar, hij wilde haar een beter leven aanbieden als dat wat hij zelf had gehad. Al zijn liefde en zorg gingen en gaan uit naar dit kind.
De heer Verboven heeft de afgelopen maanden veel doorgemaakt, doordat hij geheel op zichzelf was aangewezen. Hij was 24 uur per dag bezig met zijn delict, de betekenis hiervan, de redenen waarom het zover is gekomen, de kwetsbaarheid van zijn bestaan, zijn machteloosheid, zijn gevoelens van schuld. Het delict heeft een breuk veroorzaakt in zijn bestaan. Het zal nooit meer zijn als voorheen. Het moment dat hij zichzelf herkende riep angst, verdriet en existentiële vragen op. Het trieste is dat hij met zijn schuldgevoel, angst, verdriet en zorg om Julia binnen de gevangenis geen kant op kan. Een gevangenisstraf van negen jaar, welke hij ziet als een volkomen afwijzing van de persoon die hij is en waarbij volgens hem niet in het minst rekening werd gehouden met de oorzaak van het delict, werkt averechts op hetgeen waar de straftijd voor zou kunnen dienen. In plaats van schuldbesef, berouw en constructieve verandering komt er haat en verwijt voor in de plaats (eigen opmerking: dit sluit goed aan bij mijn opvatting over de rol van een gevangenisstraf. Enerzijds moet een dader gestraft worden voor zijn misdrijf, moet de eis vanuit de samenleving voor vergelding gehonoreerd worden en moet zonodig de veiligheid van anderen beschermd worden door een langdurige detentie; anderzijds moet de dader, eenmaal in de gevangenis, zo humaan mogelijk behandeld worden vooral met het oog op de toekomstige reïntegratie in de samenleving. Dit laatste zal terug te vinden zijn in mijn advies voor de rechter).
Ik heb de heer Verboven niet leren kennen als een crimineel, agressief persoon die over mensen loopt of hen gebruikt. Juist omdat ik geen deel uitmaak van het behandelteam of van de justitiële rechtsgang was er de ruimte om een diepgaand proces aan te gaan. Ik heb hem leren kennen als een man die getekend door zijn jeugd en zijn ervaringen een levensvisie heeft opgebouwd waarin hij de mensheid ziet vol wantrouwen, egoïsme, jacht op geld, macht en onderdrukking. En dat terwijl hij juist op zoek was naar vertrouwen, liefde, samenwerking, zorg en zelfwaardering. De heer Verboven heeft in zijn leven weinig tegengekomen die deze visie zou kunnen bijstellen. Zijn meeste ervaringen hebben zijn levensvisie bevestigd. Ook in de gevangenis, in zijn confrontatie met het gerechtshof, in zijn pogingen om een goede bezoekregeling met zijn dochter te verkrijgen, komt hij weer afwijzing en verwijt tegen. Het etiket dat hij een gevaarlijk crimineel is, breekt hem. Zo wil en kan hij zichzelf niet zien.
Ondanks alle tegenwerking die hij ervaart en de ongeduldige man die hij in wezen is, brengt hij het telkens opnieuw op met de tegenwerking en afwijzing om te gaan. Hij leert dat er andere wegen zijn om met zijn agressie en frustratie te leven. De manier waarop hij in de gevangenis toch weet te functioneren, dwingt respect af bij personeel en medegedetineerden. Als reiniger op zijn afdeling functioneert hij uitstekend. Hij is zorgzaam en efficiënt.
De weinige bezoekjes die zijn dochtertje met hem mag hebben en die ik begeleid verlopen zeer positief. Hij ontpopt zich als een volwassen man, die zijn vaderschap zeer verantwoordelijk en liefdevol op zich wil en kan nemen.
De hoop, vooral op een toekomst met zijn dochtertje, houdt hem op de been. Hoop ook dat zijn persoonlijke ontwikkeling en verandering gezien worden en reden zijn om het beeld dat men van hem heft eens anders te kleuren. Als de gevangenisstraf echter te lang uitvalt en het contact met zijn dochtertje zo moeizaam blijft verlopen, denk ik dat over een aantal jaren een verbitterde man vol haat en afwijzing vrij komt. Een man waar niemand meer op wacht. Dat kan en mag niet de bedoeling van justitie zijn met een gevangenisstraf.
Ik hoop ten zeerste dat u wilt meewerken aan onze pogingen om een betere bezoekregeling tot stand te brengen”.
Deze brief doet een beetje naïef en eenzijdig aan, maar het verzoek zelf is realistisch. We moeten hier onderzoeken of het belang van het dochtertje gediend is met een frequentere bezoekregeling, eventueel aangevuld met meer inspraak van de vader in de opvoeding. Van belang is hierbij de duur van de detentie en wat er daarna zal gebeuren. Uit mijn informatie blijkt dat de heer Verboven in totaal zes jaar in de gevangenis zal moeten blijven, dit wil zeggen dat hij nog vier jaar en half moet zitten. Hoogstwaarschijnlijk zal hij zijn dochtertje, die dan zes jaar zal zijn bij zich zal willen houden. Ik vind wel dat de hulpverleners, in casu de voogdijvereniging, deze man niet nog eens extra mogen straffen. Ik neem me dus voor als uitgangspunt te hanteren dat het belang van het kind het best gediend wordt als ook vaders belang wordt gerespecteerd.
3. Brief van de heer Verboven
Kort daarop krijg ik een lange brief van de heer Verboven. Hij gebruikt nogal een bombastische taal en sommige woorden zijn onleesbaar. Ik beperk me hier tot enkele gecorrigeerde uittreksels.
“... Al zestien maanden zit ik in detentie, dit omdat ik in een vlaag van verstandsverbijstering mijn vrouw zo ernstig verwond heb, dat ze later eraan is overleden. Dat is het verschrikkelijkste wat een mens kan overkomen. Het is niet bewust gebeurd, al ben ik berecht geweest voor moord met voorbedachte rade. Momenteel zit ik in cassatie, maar het vertrouwen in het rechtssysteem heb ik allang verloren. Door manipulaties en door mensen onder een bepaalde druk te zetten, ben ik berecht.
Wat ik hier nog aan toe willen voegen is dat ik in die tijd in overspannen toestand verkeerde en het is niet bewust gebeurd. Twee rapporten van deskundigen beamen dit ook. Naar mijn mening gebeurt een dergelijk verschrikkelijk gebeuren nooit bewust.
Uit de relatie met mijn vrouw is onze dochter geboren, waar ik zielsveel van hou. De spanningen in onze relatie draaiden grotendeels om haar. Mijn vrouw kampte met een alcoholprobleem en droeg daardoor geen verantwoordelijkheid. Tien minuten voordat alles verschrikkelijk uit de hand liep,vroeg ik aan mijn vrouw om alsjeblieft onze dochter mee te geven. Als antwoord kreeg ik te horen: Jij krijgt niets en ik moet jou niet meer. Dag en nacht werkte ik voor mijn gezin. Alles gaf ik ze. Mijn vrouw hoefde het mij maar te vragen en het was er. Door de jaren heen heb ik altijd het gevoel gehad dat mijn vrouw overspel pleegde. Verschillende keren ben ik bij haar weggegaan en telkens kwam ze vragen of ik weer terug wilde komen. Ze zei daarbij dat mijn gevoelens niet juist waren. Ik heb het ook nooit kunnen aantonen in die tijd. Later voor de rechtbank hoorde ik dat ze op het moment van de feiten drie verhoudingen tegelijker tijd had. Op de dag dat het verschrikkelijke gebeurde, heb ik haar thuis betrapt met een andere man. Toen besefte ik dat mijn gevoelens door de jaren heen waarheid waren.
Gezien onze relatie door de spanningen zo slecht was, waren mijn vrouw en ik overeen gekomen om een abortus te plegen toen bleek dat ze zwanger was. Toen ik naar mijn werk was, zou ze naar de kliniek gaan. Twee maanden later bleek ze geen abortus te hebben ondergaan. Het is natuurlijk altijd haar eigen beslissing, maar ik ben ook verantwoordelijk gezien mijn vrouw zo´n alcoholprobleem had. Maar mijn vrouw hield mij er buiten wat onze dochter betrof. Zij zette haar in als machtsmiddel om mij onder druk te zetten. Ik raakte daar zo overspannen van dat ik bij de riagg terechtkwam. Ik zocht hulp, maar we leven in een gejaagde wereld en van de geneesheer moest ik weer aan het werk. Dat alles escaleerde en nu is mij een gevangenisstraf opgelegd van negen jaar...
De voogdijvereniging vindt dat ik mijn dochter mij moet kennen, maar meer niet. Terwijl ze mij later ontzettend hard zal nodig hebben. Ik wil een band opbouwen met haar. De manier waarop de voogdij met mijn verlangen omgaat is onbegrijpelijk. De gezinsvoogd verdraait de feiten en geeft aan de kinderrechter informatie die niet op waarheid berusten. Ik heb die mevrouw mijn volledige vertrouwen gegeven, maar ineens mocht ik het pleeggezin niet kennen en niet weten waar mijn dochter verbleef. Wat ik niet begrijp is dat er een onherstelbare schade is met het wegvallen van mijn vrouw, moeder van ons kind, maar is het dan niet de taak van de overheid om verdere schade te beperken? In de praktijk blijkt dat die overheid nog meer zal verwoesten. Mijn dochter zal mij nodig hebben en daarbij komt nog dat ik later mijn dochter naar huis wil halen, als ze dat zelf wil. In het begin van de detentie zag ik haar tweemaal per maand en het werd zomaar teruggedraaid. Welk recht heeft het overheidsapparaat om mijn dochter van mij weg te houden? Ik ben nooit slecht voor haar geweest. Ik wil haar zorg, genegenheid en liefde kunnen geven en ik wil later zelf voor haar zorgen.
Ik hoop dat u mij kunt helpen”.
Aan de heer Verboven schrijf ik het volgende briefje terug:
“... Het is niet eenvoudig om te proberen het bezoekrecht met uw dochtertje te verbeteren. In principe vind ik dat u door andere instanties, zoals de gezinsvoogdijvereniging. niet nog eens extra gestraft mag worden en bovendien zal na uw gevangenisstraf een nieuw leven mogelijk worden, waarbij u alle rechten zult hebben om in te staan voor de opvoeding van uw dochtertje.
We zullen voorzichtig te werk moeten gaan en vooral de medewerking van de gezinsvoogd moeten verkrijgen, ondanks het feit dat u meent dat zij de feiten verdraait. Uw dochtertje kan uiteraard nog niet beslissen of zij nog meer contact met u wil hebben. Maar Julia zal later beslist haar vader willen leren kennen en dit moet goed voorbereid worden.
Wat ik kan doen is proberen de gezinsvoogd ervan te overtuigen dat contact tussen u en uw dochtertje belangrijk is voor de toekomst. Daarom stel ik voor eerst met u en met de raadsman een gesprek te hebben...”.
4. Eerste zitting van de rechtbank
Als de advocaat van de heer Verboven zijn verzoek om een betere omgangsregeling bij de rechtbank aanhangig heeft gemaakt, worden de diverse partijen door de rechter geraadpleegd Tijdens de eerste zitting meldt de advocaat dat ik een advies wil schrijven (ik had ondertussen mijn medewerking toegezegd), en de zaak wordt met enkele maanden verdaagd.
De voogdijvereniging schakelt ook een deskundige in en de gezinsvoogdes gebruikt in haar brief aan deze deskundige een merkwaardig argument. Zij schrijft namelijk het volgende: “Ik verzoek u dringend in het onderzoek te betrekken de uitdrukkelijke wens van de vader van Julia om na zijn detentie volledig voor zijn kindje te gaan zorgen. Met name de vraag of dit een reëel perspectief is, zal belicht dienen te worden tegen de achtergrond van de frequentie van het contact tussen vader en kind. Met andere woorden: kan de vader in staat worden geacht zelf de volledige verantwoording, verzorging en opvoeding na zijn detentie op zich te nemen”.
Uit deze brief zou kunnen worden afgeleid dat nu alles gedaan moet worden om de vader in staat te stellen om na zijn detentie voor Julia te kunnen zorgen. Maar de gezinsvoogdes denkt eerder, zoals uit andere stukken is gebleken, aan een motivatie om de bezoekregeling beperkt te houden. Voor de rechtbank neemt ze echter een genuanceerder standpunt in en geeft toe dat ze niet wist dat de heer Verboven over ruim vier jaar zijn vrijheid terug zal krijgen. In dit verband zegt ze dat dan inderdaad bekeken moet worden of de bezoekfrequentie aangepast moet worden. Deze nuancering bevestigt mijn ervaringen met de gezinsvoogdij, namelijk dat bij vrijwel alle gezinsvoogden het belang van het kind gerespecteerd wordt en dat zij flexibel genoeg zijn om hun eigen denkbeelden te wijzigen. Nu is het wel zo dat de gezinsvoogdes ondertussen wist dat ik een deskundig advies aan het voorbereiden was. Wat in dit gehele systeem ontbreekt is deskundigheid: gezinsvoogden kunnen meestal hun gang gaan zonder enige supervisie of begeleiding vanuit wetenschappelijke hoek. Dat kan hen niet verweten worden want vaak gaat het om heel complexe problemen die veel vragen oproepen waar niemand zomaar een antwoord op weet. De kinderbescherming improviseert oplossingen en laat toe dat de hulpverleners zich baseren op eigen opvattingen en vooroordelen. Wat ik hier tegenover wil stellen is dat bij dergelijke problemen minstens een poging wordt gedaan om een en ander wetenschappelijk te onderzoeken. In mijn eigen praktijk is het raadplegen van de wetenschappelijke literatuur altijd een belangrijk onderdeel geweest van de strategiebepaling.
5.Contact met de vader
Na mijn toezegging om hem te helpen, schrijft de heer Verboven mij een brief. Daarna ga ik hem tweemaal bezoeken in de gevangenis en ondertussen raadpleeg ik de wetenschappelijke literatuur in verband met de relatie tussen gedetineerden en hun kinderen.
In zijn brief vertelt de vader mij een en ander over zijn verleden: “ Zelf ben ik opgegroeid in kindertehuizen en pleeggezinnen, opgelegd door rechter en overheidsinstanties. Nu vandaag de dag heb ik geen contact met mijn ouders. Het verdriet dat ik daardoor heb gehad was zo groot dat ik daardoor gefaald heb in mijn jeugd. Ik weet dat kinderen echte ouders nodig hebben. Er is een onherstelbare schade aangericht door het wegvallen van de moeder, maar laat die overheid nu de schade beperken. Dat doet ze echter niet. Ze zeggen dat ze in het belang van het kind handelen. Maar wat zij doen is een systeem in stand houden wat ten koste gaat van het levensgeluk van de kinderen”. Daarna houdt hij nog een hele tirade tegen de voogdijvereniging en tegen het onrecht dat ouders en kinderen wordt aangedaan door een kille overheid.
Op het einde van de brief schrijft hij dat mocht zijn dochtertje bij de pleegouders wil blijven, dat hij zich dan niet zal verzetten “want dat is ook niet in haar belang”, en verder: “Maar ik weet dat ze na verloop van tijd toch bij haar echte papa wil wonen; het zal tijd kosten, ook al zal het pas op haar twaalfde jaar zijn. Ik wil dat de band met mijn dochtertje blijft bestaan”.
Tijdens mijn bezoeken komt de heer Verboven over als een timide man. Hij zegt dat zijn dochtertje eens per drie maanden één uur mag komen. Dan zijn vader en dochter samen op de kamer van de humanistisch raadsman. Hij speelt dan met haar of neemt haar op schoot. In het begin kwam ze eens per twee weken en toen was er meer herkenning. Julia zit nu in een pleeggezin dat onbekend is voor de vader. Julia was eerder bij familie opgenomen geweest, maar volgens vader hielden zij geld achter dat voor zijn dochtertje bestemd was. Ook kwamen daar allerlei mensen over de vloer en ze deden aan partnerruil. Ze is daar twee maanden geweest. Dat is ook de reden waarom de voogdijvereniging het beter vindt dat niemand weet in welk pleeggezin Julia zich nu bevindt.
Hij zit nog ruim vier jaar in detentie. Julia zal dan zes en een half jaar oud zijn. Als ik hem zeg dat zijn dochtertje dan gehecht zal zijn aan de pleegouders en of het dan wel in het belang van het kind zal zijn haar daar zomaar weg te halen, antwoordt hij dat hij snapt dat het niet ineens kan, maar dat dat moet groeien. Dat is dan ook de reden om het aantal bezoeken hier in de gevangenis te verhogen.
Ik zeg hem dat het een fundamenteel recht is om als vader voor zijn kind te kunnen zorgen. Ik zal kijken wat met de pleegouders geregeld kan worden en hoe een en ander het best kan verlopen. Tot slot verzoek ik hem geen brieven met dreigende taal naar de voogdijvereniging en de kinderrechter meer te sturen.
6. Mijn advies voor de rechtbank
Bij het bepalen van mijn strategie ten aanzien van het verzoek van de heer Verboven spelen de volgende overwegingen een rol:
1. Ik zal niet de rol van rechter innemen. Ik ga ervan uit dat de rechter die de heer Verboven heeft veroordeeld alle reden had om hem te straffen voor moord met voorbedachte rade.
2. Argumenten van de dader dat de moord gepleegd werd in een vlaag van verstandsverbijstering leg ik naast mij neer. De verantwoordelijkheid van het individu voor zijn daden is mijn uitgangspunt. Hij kan er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor gesteld worden dat hij het zo ver heeft laten komen dat zijn verstand verbijsterd werd.
3. Het belang van het kind staat voorop. Vast staat dat zijn dochtertje, dat nu twee jaar oud is, zich de volgende vier jaar sterk zal hechten aan het pleeggezin.
4. De heer Verboven heeft over vier jaar echter alle recht om zijn dochtertje terug bij zich te nemen.
5. Mijn strategie moet er daarom op gericht zijn deze terugkeer zo goed mogelijk te laten verlopen. De vraag is dan wat ik kan adviseren ten aanzien van de vader, ten aanzien van het dochtertje en van de pleegouders.
Voor de rechtbank schrijf ik het volgende verslag:
“Dit verslag is gebaseerd op mijn contacten met de heer Verboven en met de humanistisch raadsman, op inzage van de dossierstukken en op raadpleging van de onderzoeksliteratuur die enig licht kan werpen op het gestelde probleem. Aangezien een verantwoorde beslissing uiteindelijk gebaseerd moet zijn op de standpunten van andere betrokkenen (pleeggezin, andere familieleden, in het bijzonder de grootouders langs moederszijde) en op ontwikkelingsgegevens over Julia, geef ik in dit verslag slechts een leidraad voor de verdere besluitvorming.
Probleemstelling:
Alhoewel ik persoonlijk niet twijfel aan de goede intenties van de voogdijvereniging in het belang van dit tweejarig meisje, is er een situatie ontstaan die na het beëindigen van de detentie van de heer Verboven (wellicht over ruim vier jaar) tot grote problemen kan leiden. Eerst mocht hij zijn dochtertje om de twee weken zien, nu vier keer per jaar gedurende één uur. Deze minimale bezoekregeling betekent dat Julia over vier jaar een onbekende man tot vader zal hebben.
Ik denk niet dat er nu redenen gegeven kunnen worden waarom de vader na zijn vrijlating ontzet moet zijn uit zijn ouderlijke macht. De kinderbeschermingsinstanties kunnen door hun maatregelen echter bewerkstelligen dat op dat moment het heel moeilijk wordt voor Julia en haar vader om samen verder te gaan.
Respecteert men het fundamentele recht van de vader om zijn kind straks verder op te voeden, dan moet dit vanaf nu goed worden voorbereid. Wat zegt het onderzoek hierover?
Onderzoeksgegevens:
De afgelopen vijf jaar zijn in internationale vaktijdschriften 36 studies gepubliceerd over de relaties tussen kinderen en hun vaders die in de gevangenis verblijven. Tijdens de tien daaraan voorafgaande jaren verschenen er 11 studies. Het betreft vrijwel uitsluitend Amerikaanse onderzoekingen en een paar uit het Verenigd Koninkrijk.
Over het algemeen wordt in deze studies gesteld dat er in de gevangenissen weinig belangstelling is voor kinderbescherming en maatschappelijk werk en voor de relatie tussen gezinnen en een ouder die in de gevangenis verblijft. De samenleving ziet gevangenen als niet geschikte ouders en eventuele betrokkenheid van de gevangene met zijn kinderen wordt niet erkend. Deze vooroordelen zijn ook aanwezig bij hulpverleners en maatschappelijk werkers die daarom de contacten tussen kinderen en hun vader in de gevangenis niet bevorderen.
In een paar Amerikaanse projecten worden vaders tijdens hun verblijf in de gevangenis voorbereid op hun toekomstige rol ten aanzien van hun kind(eren). Het blijkt namelijk dat bij een gebrek aan contact met hun kind gevangen vaders minder bewust zijn van de ontwikkeling van kinderen, te weinig kennis hebben van de typische behoeften en noden van hun kind en dat zij niet-realistische verwachtingen hebben over het gedrag van hun kind. Door deze vaders goed voor te bereiden op hun toekomstige taak als opvoeder en door regelmatig contact met hun kinderen te bevorderen, probeert men in deze projecten de nadelige invloed van de afwezigheid van de vader te verminderen.
De band tussen de vader en het kind is belangrijk: wordt tijdens de gevangenisperiode deze band bevorderd, dan heeft dit een gunstige invloed op de psychische gezondheid van de vader en van de andere gezinsleden. Ook recidivisme wordt erdoor verminderd. Andere onderzoekers toonden aan dat contact met het kind en enige inspraak in de opvoeding de ongunstige gevolgen van de detentie op het zelfbeeld en de zelfwaardering van de vaders mildert.
Analyse:
Zoals blijkt uit de dossiergegevens wordt ook in het geval van de heer Verboven de gevangene met bevooroordeelde blik bejegend en zal men de contacten met het kind niet bevorderen. Dit heeft een negatieve invloed op de verdere psychische ontwikkeling van de vader. Dit laatste wordt bevestigd door de humanistisch raadsman. Door het zeer gering aantal jaarlijkse bezoeken wordt een toekomstige hereniging alles behalve goed voorbereid. Beweren dat bezoeken verwarrend werken voor Julia of dat het pleeggezin te veel belast zou worden door de vader, zijn eerder selffulfilling prophecies en dit zal uiteindelijk leiden tot een zeer verwarde situatie met verwijten over en weer.
Zeer merkwaardig in dit verband is het verzoek van de gezinsvoogd in zijn brief aan een extern deskundige: “... verzoek ik u vriendelijk doch dringend in het onderzoek te betrekken de uitdrukkelijke wens van de vader van Julia om na zijn detentie volledig voor zijn kindje te gaan zorgen. Met name de vraag of dit een reëel perspectief is, zal belicht dienen te worden tegen de achtergrond van de frequentie van het contact tussen vader en kind. Met andere woorden, kan de vader in staat worden geacht zelf de volledige verantwoording, verzorging en opvoeding na zijn detentie op zich te nemen”. Dit is merkwaardig omdat het antwoord op deze vraag juist afhankelijk is van wat er nu voor maatregelen, onder andere de bezoekregeling, worden genomen. Het is volstrekt onmogelijk nu een dergelijke voorspelling te doen voor over vier jaar.
Advies:
Mijns inziens moet worden uitgegaan van het fundamenteel recht van de heer Verboven op ouderschap, dat hij na zijn detentie volledig zal kunnen vervullen. De vraag die beantwoord dient te worden is hoe we dit het best kunnen voorbereiden. Hiertoe doe ik de volgende suggesties:
- de heer Verboven verklaart op zijn woord dat hij de pleegouders waardeert voor de zorg voor Julia en dat hij alles te werk zal stellen om na zijn detentie zo zorgvuldig mogelijk en op een geleidelijke manier de opvoedingssituatie voor zijn dochtertje te veranderen. Dit kan eventueel contractueel vastgelegd worden tussen de vader, het pleeggezin en de voogdijvereniging.
- de geheimzinnigheid rondom het pleeggezin wordt stopgezet. Zij komen gewoon om de veertien dagen op bezoek met Julia bij haar vader. Zelf zou ik er de voorkeur aan geven dat zij tijdens het bezoek bij Julia en haar vader blijven.
- de vader krijgt voor zover mogelijk enige inspraak in de opvoeding (bijvoorbeeld de schoolkeuze); hij bepaalt zelf met wie van de familie Julia contact mag hebben.
Ik ben er mij van bewust dat van de pleegouders nogal wat wordt gevraagd, maar in deze delicate kwestie kan veel toekomstig leed worden voorkomen als zij en ook de heer Verboven zich opofferingen getroosten in het belang van de nog zo jonge Julia”.
7. Uitspraak van de rechtbank
In afwachting van de uitspraak van de rechtbank zijn er op grond van mijn advies een aantal gunstige ontwikkelingen. De voogdijvereniging besluit de bezoekfrequentie te verhogen tot eens per maand en met de pleegouders worden een aantal afspraken gemaakt. Zo zullen zij voor de heer Verboven een dagboekje bijhouden over belangrijke gebeurtenissen in het leven van Julia. Ook zullen zij regelmatig foto´s opsturen. De pleegouders bevestigen formeel dat zij bij zijn vrijlating “er alles aan zullen doen om een zo goed mogelijk proces van terugplaatsing van Julia bij haar vader mogelijk te maken“.
Ik krijg het rapport van de extern deskundige die door de voogdijvereniging werd aangesteld niet in handen, maar de advocaat van de heer Verboven schrijft mij dat zijn conclusie was dat de bezoekfrequentie niet moet worden opgevoerd, maar pas veranderd moet worden als de vrijlating van vader aanstaande is. Het argument hiervoor is dat een kind van twee jaar slechts zeer korte tijd, enkele dagen tot maximaal enkele weken, kan anticiperen op toekomstige gebeurtenissen. Na de utispraak van de rechter deelt de advocaat mij mee dat dit rapport door de rechter werd bestempeld als onvoldoende onderbouwd. Het bevestigt echter mijn eerdere ervaringen dat externe deskundigen rapporteren conform de wensen van de opdrachtgever. Dit zou natuurlijk ook van mijn eigen rapport gezegd kunnen worden (vandaar de noodzaak van een rechter die als een onpartijdige figuur de gegeven argumenten beoordeelt). De tegenstelling met mijn rapport is dat ik de belangen van het kind en van haar vader met elkaar in verband breng. Verder geef ik in mijn brief aan de advocaat als tegenargument dat deze extern deskundige geen onderscheid maakt tussen de korte tijd van anticiperen op toekomstige gebeurtenissen en de tijd waarover gebeurtenissen invloed uitoefenen. Niemand kan ontkennen dat ouders van peuters geen invloed uitoefenen die heel lang doorwerkt.
De heer Verboven wil het liefst dat hij om de veertien dagen zijn dochtertje mag zien. Uiteindelijk besluit de kinderrechter dat de bezoekfrequentie opgevoerd moet worden tot eens per drie weken. In de beschikking van de rechtbank staat verder dat de rechter heeft geconstateerd dat alle partijen de bedoeling hebben dat te zijner tijd de vader voor zijn dochter gaat zorgen. Verder wordt gesteld dat een uitbreiding van de bezoeken tot éénmaal per veertien dagen niet bezwaarlijk is.
Hiermee eindigt mijn bemoeienis met deze zaak. Ik hoop na de vrijlating van de vader informatie te verwerven over hoe Julia zich aanpast aan de nieuwe situatie en hoe zij zich verder ontwikkelt.
N.B. Lezers die hierop willen reageren kunnen mij mailen (e-mailadres: zie hieronder). Een interessante kwestie is bijvoorbeeld hoe in de kinderbescherming de belangen van de ouders gehonoreerd moeten worden in het belang van het kind. Het is dus niet zo dat de kinderen beschermd moeten worden tegen hun ouders. Natuurlijk moeten ze beschermd worden tegen mishandeling, misbruik en verwaarlozing, maar een echte oplossing wordt pas mogelijk als ook de ouders beschermd worden tegen stress, misprijzen, afwijzing en diskwalificatie.
AANVULLING:
HEEFT EEN MOORDENAAR RECHT OP EEN OMGANGSREGELING MET ZIJN KINDEREN?
Inleiding:
Tijdens een televisiedebat op 10 november 2003 werd mijn mening gevraagd over het recht op een omgangsregeling van een 28 jarige vader die twee jaar geleden een afschuwelijke moord heeft gepleegd en tot levenslang werd veroordeeld. Dit laatste betekent dat hij nog vijftien jaar moet zitten. De rechtbank heeft een omgangsregeling toegezegd, maar de moeder weigert pertinent dit uit te voeren. Zij is ondertussen hertrouwd. Van haar eerste man heeft zij twee kinderen, die nu respectievelijk bijna drie en vier en een half jaar oud zijn.
Het debat:
Het debat ging tussen de moeder en mij. Ook anderen werden uitgenodigd te reageren. Ik beperk mij hier tot een aantal persoonlijke reflecties over het gestelde probleem.
Standpunt van de moeder:
De moeder was zeer hardnekkig in haar opstelling en stond niet open voor andere argumenten. Haar standpunt is zeer begrijpelijk om de volgende redenen:
- Zij heeft nu een nieuw gezinnetje. De stiefvader is zorgzaam voor de kinderen en wordt door hen als vader gezien. Zij wil het zo houden en haar kinderen een warm en veilig gezinsleven bieden.
- De vader van de kinderen heeft een wrede moord gepleegd: eerst een man gemarteld om de code van zijn bankkaart te doen zeggen en daarna koelbloedig gedood. Het slachtoffer smeekte hem om hem te laten leven omdat hij vader was van een baby van zeven maanden oud; precies dezelfde leeftijd van het jongste kind van de moeder ten tijde van het misdrijf.
- De kinderen hebben hun biologische vader al 2 ½ jaar niet gezien. De relatie is verwaterd.
- De aanhouding ’s nachts was voor het oudste kind zeer traumatisch. Zes gewapende mannen met bivakmuts stonden plotseling in de slaapkamer. Het dochtertje heeft er zes maanden last van gehad en werd door een psycholoog behandeld.
- Het bezoek aan een gevangenis kan traumatisch zijn voor de kinderen. Bovendien moest het van de rechter van zes uur tot acht uur ’s avonds. De vader kon ook in een gevangenis ver van de woonplaats van de moeder verblijven.
Tijdens het debat beklemtoonde de moeder dat de vader niets te bieden heeft. Hij heeft het vaderschap niet verdiend. Zij noemde hem een beest.
Mijn opvatting:
Dit is geen zaak die in een debat opgelost kan worden. Normaal gezien zou ik mij zo goed mogelijk proberen in te leven in het standpunt van de moeder en ook in dat van haar huidige echtgenoot. Er moet eerst een vertrouwensrelatie ontstaan, dit wil zeggen dat de ouders duidelijk moet zien dat ik aan hun kant sta, dat ik hen begrijp, maar ook dat ik zoek wat nu het beste is voor hun kinderen. De argumenten van de moeder zijn namelijk zeer valabel. Ik wil dat niet al te zeer met tegenargumenten bestrijden. Ook is er in deze dramatische situatie geen ideale oplossing te vinden. Ik denk ook in eerste instantie aan het slachtoffer van wie het kind zijn vader nooit zal zien. Bovendien vind ik dat de moeder, die dag in dag uit zorgt voor haar twee kinderen, het recht moet hebben om te beslissen wat goed is voor haar kinderen.
Dit laatste betekent niet dat ik vind dat ze de uitspraak van de rechter naast zich mag neerleggen. Maar die uitspraak heeft geen zin als de moeder absoluut niet wil meewerken. De rechter zal toch niet elke maand de kinderen met geweld bij haar weghalen voor het bezoek aan de vader of haar een hoge geldboete opleggen? Dat zou te veel spanning in het gezin teweegbrengen en dat zou de opvoeding zeker niet ten goede komen.
Wat is wijsheid in deze zaak? Laat mij beginnen met eerlijk toe te geven dat ik in de plaats van de moeder wellicht op dezelfde manier zou reageren. En toch vind ik, als deskundige die de zaak van op een afstand kan bekijken, het niet goed dat er geen omgangsregeling zou zijn. Waarom?
Deze moeder heeft het niet kunnen verwerken wat haar is overkomen (wie zou het wel kunnen?). Zij haat haar ex en ze noemt hem een beest. Hij is herleid tot zijn misdrijf. Er is niets goed meer aan die man. Hoe men het ook draait of keert, die haat speelt een rol in de opvoeding van haar kinderen. De kinderen zullen opgroeien met een grote leugen op de achtergrond en binnen weinige jaren beseffen dat alle contact met hun vader werd afgehouden omdat hun moeder en anderen hem als een beest beschouwen.
Die man is geen beest, ondanks zijn beestachtig gedrag toentertijd. Die man heeft ook kwaliteiten. Voor het misdrijf was hij begaan met zijn twee kinderen. Nu wil hij graag regelmatig contact met hen.
Stel nu eens voor dat de moeder wel ervoor zorgt dat haar kinderen hun vader twee keer per maand gaan bezoeken. Dat rekening houdend met het ontwikkelingsniveau van deze kinderen weliswaar wordt gezegd dat hij iets heel slecht heeft gedaan en dat hij daarvoor gestraft is. Niettemin zullen zijn kinderen ontdekken dat het best een aardige vader kan zijn. Die in de gevangenis leuke dingetjes voor hem maakt. Dit hen opbelt als ze jarig zijn. Die leuke spelletjes bedenkt als ze op bezoek zijn, en dergelijke.
Als zoiets gebeurt, dan zullen zij later er geen trauma aan overhouden, maar bewust worden dat hun vader uit de gevangenis komt als een beter mens en als een vader die begaan is met zijn kinderen. Honderden onderzoeken tonen namelijk aan dat het psychisch evenwicht van langdurig gevangenen veel beter is als er contact is met de kinderen en ook de kans op herhaling vermindert heel fors.
Ik heb mijn overtuiging niet kunnen overbrengen naar deze moeder. Ze sluit zich af voor andere opvattingen. Dat is jammer en ik hoop dat zij uiteindelijk gelijk krijgt en haar kinderen in welzijn ziet opgroeien.
P.S. Een ander argument is dat het recht op contact met de kinderen een fundamenteel mensenrecht is; idem voor het recht van de kinderen om contact te hebben met hun vader. Maar als de moeder de vader niet meer als een mens ziet, kom ik met dit argument geen stap verder.
Boek over mijn online adviezen: ’Gek van kinderen’
- kinderen van LGBTI-ouders
- Een radeloze moeder van een zoon van 15
- Online adviezen voor ouders: een inleiding
- Dochtertje van vier dat niet luistert
- Een jongen van zeven met ADHD
- een puber van vijftien die zijn moeder uitdaagt
- Ruzie tussen moeder en dochter van zestien
- Zoon van zeventien die het gezin terroriseert
- Kinderen en echtscheiding
- Vader in de gevangenis
- boek voor ouders
- HELP, WORDT MIJN ZOON EEN CRIMINEEL?
- HELP, MIJN DOCHTER VAN 14 HEEFT AL SEKS
- Dragqueens, LGBT-ers en kinderen
KLIK OP AFBEELDINGEN VOOR MEER INFORMATIE ( mijn twee boeken verschenen in januari 2018):