Dit is een uittreksel uit ‚De gerespeerde leerkracht’ hoofdstuk 5 blz. 41-45
Hoofdstuk 5. Te laat komen
Een foute aanpak
Jan komt tien minuten te laat binnen in de klas. De leraar vraagt: ‘Waarom ben je te laat?’. Jan kijkt hem met een vijandige blik aan en zegt: ‘Mensen komen soms te laat, weet je’. De leraar stoort zich aan dit brutale antwoord van Jan en zegt: ‘Praat niet op die manier tegen mij!’. ‘Ja, ik ben gewoon te laat’, antwoordt Jan, ‘laat mij dan met rust. Andere leerlingen zijn ook vaak te laat en hen laat je met rust’. Met opgestoken vinger zegt de leraar op felle toon: ‘Tegen wie denk je dat je spreekt?’. Jan: ‘Wel, je roept naar mij omdat ik een paar minuten te laat ben. Nou zeg’. De leraar wijst naar een plaats achteraan de klas en beveelt Jan daar te gaan zitten. Maar Jan protesteert want hij zit altijd naast Maurice. De leraar dringt aan: ‘Kijk, ik zeg dat je daar moet gaan zitten’. ‘Nee’, zegt Jan en hij blijft staan. De leraar schreeuwt dat hij naar buiten moet en dat hij onmiddellijk naar de directeur moet gaan. Jan trekt de deur open en roept:’Ik ga zeker weg, wat een schijtklas!’.
Bij dit incident gaat ongeveer alles fout wat fout kan gaan. Een banaal voorval escaleert tot een heuse confrontatie. Een machtsstrijd tussen de leraar en de leerling barst los. De sfeer in de klas wordt ernstig verstoord en na de verwijdering van Jan zal het nog minstens een kwartier duren eer de rust is weergekeerd. De leraar zit vol spanning. Jan verliest weeral een hele dag les want hij gaat niet naar de directeur. Hij gaat gewoon de straat op en spijbelt de hele dag.
De analyse van het incident
De analyse van dit incident is vrij simpel. Het probleemgedrag is tien minuten te laat komen. Het tegenovergestelde wenselijk gedrag is uiteraard op tijd binnen komen. De gedragsketen wordt meteen duidelijk bij de letterlijke weergave van de confrontatie tussen deze leraar en Jan: de prikkel voor het brutale antwoord van Jan is de waarom-vraag van de leerkracht. Op de reactie van Jan reageert de leerkracht zeer geprikkeld, maar Jan biedt weerstand en zegt hem met rust te laten. Dit laatste is dan weer de aanleiding voor de leerkracht om op felle toon Jan terecht te wijzen. Jan wordt nu nog brutaler. Als hij daarna weigert om te gaan zitten op de plaats die de leraar aanwijst, escaleert het helemaal en Jan wordt de klas uitgestuurd.
Wil je escalatie van een dergelijk incident voorkomen dat moeten we ontdekken welke prikkels weggenomen moeten worden. Dit is in eerste instantie de waarom-vraag, daarna zijn de bevelende toon van de leerkracht en de brutale antwoorden van Jan prikkels die het incident verder doen escaleren.
Om het probleemgedrag van Jan te doen afnemen moet de leerkracht anders reageren op het te laat komen en op het brutale gedrag. In de volgende paragraaf gaan we na hoe dit kan, hoe de leerkracht het tegenovergestelde wenselijk gedrag kan doen toenemen en welke houding de leerkracht het best aanneemt om de machtsstrijd te voorkomen.
De juiste aanpak
We nemen nu dezelfde situatie en kijken hoe dit incident helemaal anders kan aflopen.
Als Jan tien minuten te laat binnenkomt zegt de leraar: ‘Hallo Jan, kom binnen. Je bent wat te laat’.
Jan kijkt wat onzeker en zegt ‘Ja, sorry’.
De leerkracht: ‘Ga snel daar zitten’ en wijst naar een vrije stoel achteraan de klas.
Jan: ‘Nee, ik zit altijd naast Maurice’.
Leerkracht: ‘Daar zit al iemand. Ga vlug daar zitten, dan kan ik doorgaan met de les. Straks kunnen we terug ruilen’. De leerkracht kijkt Jan eventjes recht in de ogen en gaat op een vanzelfsprekende wijze door met de les.
Jan gaat een beetje stoer doende op de aangewezen plaats zitten. De leerkracht besteedt daar geen aandacht aan. Na de les heeft de leraar met Jan een kort gesprekje over het te laat komen.
Waarom is dit de juiste aanpak?
In een van de trainingen die ik gaf had een leerkracht grote moeite met dit voorbeeld van hoe om te gaan met leerlingen die te laat komen. Volgens haar moesten de leerlingen gewoon op tijd zijn en als ze te laat komen, volgt een straf. Om een leerling die te laat komt ook nog eens te verwelkomen, was voor haar een brug te ver.
Dit was een heel betrokken lerares en een heel goede docente. Zij stond echter bekend als streng en nogal star in haar opvattingen. Ook schreeuwde ze vaak in de klas. Ik vind het altijd moeilijk om passend te reageren op een leerkracht die het helemaal anders ziet. Aan de ene kant wil ik proberen te wijzen op meer constructieve manieren om met probleemleerlingen om te gaan. Aan de andere kant wil ik de leerkracht niet voor de voeten stoten, want zij staat tenslotte elke dag in de klas en zij moet een groep van een dertigtal leerlingen in toom weten te houden. Gelukkig verlopen de trainingen altijd in groepsverband zodat collega’s van deze leerkracht mij spontaan helpen om een discussie op gang te brengen. Het gaat niet om het per se willen overtuigen van alle leerkrachten, maar om het op gang brengen van een proces waarin elke leerkracht bereid is na te denken over hoe gedrag wordt uitgelokt en hoe de leerkracht escalaties kan voorkomen. Ik ben er bijna zeker van dat diezelfde lerares na de training anders is gaan denken over hoe te reageren op leerlingen die regels overtreden.
Waarin verschilt de tweede aanpak van de vorige? De leerkracht reageert helemaal anders op het te laat komen. Jan is zelf verbouwereerd dat zijn leraar hem welkom heet. Hier is geen prikkel om agressief of brutaal te reageren. Als Jan protesteert om op de aangewezen plaats te gaan zitten, geeft de leerkracht heel kort aan waarom Jan daar moet gaan zitten, hij kijkt Jan eventjes recht in de ogen en gaat gewoon door met de les. Jan hoeft geen gezichtsverlies te lijden. Hij wordt persoonlijk aangesproken. De les wordt minimaal verstoort en de leerkracht gaat gewoon door. Het probleemge drag van Jan, namelijk het protesteren tegen het verzoek om op een andere plaats te gaan zitten, neemt af omdat de leerkracht het verzoek een positieve wending heeft. Jan wordt serieus genomen, want hij krijgt een verklaring voor dit verzoek. Verder wordt mogelijk nieuw protest genegeerd, want de leerkracht gaat op een vanzelfsprekende wijze door met de les. Het korte gesprekje na de les zal het wenselijk gedrag, de volgende keer op tijd binnenkomen, hopelijk doen toenemen.
Jan doet een beetje stoer als hij naar de aangewezen plaats gaat. Misschien mompelt hij iets binnensmonds, hij haalt zijn schouders op of hij maakt een wegwerpgebaar. Dit noemen we het secondaire gedrag. De leerkracht gaat hier wijselijk niet op in. Door het te negeren escaleert het niet verder. Jan mag eventjes zijn eigen willetje bewijzen, maar uiteindelijk doet hij wat de leerkracht heeft gevraagd.
Een belangrijk advies voor leerkrachten is om dergelijk secondair gedrag te negeren. Het komt er op aan dat de leerling doet wat wordt gevraagd. Als dit gepaard gaat met wat onschuldig protest of als de leerling doet alsof ‘jij kunt mij wat’ en uiteindelijk toch ingaat op het verzoek, kunnen we beter tevreden zijn met het resultaat en de rest negeren.
Een anekdote van 110 jaar geleden
In de buurt waar ik in de jaren 1940-50 opgroeide was er een vrouw die de bijnaam had ’Martha Poepenol’. In die tijd was er weinig mobiliteit. De mensen bleven wonen waar ze geboren waren en velen hadden nooit de stad verlaten. Veel mensen hadden een bijnaam, zoals een grote vrouw die ’Lange Elza' noemde; of '’t Krom Voetje’, een vrouw met een klompvoet en ’Dikke Meene’, een zwaarlijvige groentenverkoopster. Een tante van mij, geboren in 1903, vertelde hoe die Martha aan haar bijnaam was gekomen. Mijn tante zat samen met haar in de klas in de lagere school van de Zusters Apostelinnen gelegen naast de Jeruzalemkerk te Brugge. Martha kwam vaak te laat op school. Op een keer zag de non haar aankomen en toen gaf ze aan de hele klas het bevel om luid te roepen: ’Martha Poepenol, Martha Poepenol, Martha Poepenol,…’* en daarbij moesten ze in de handen klappen. Ik weet niet of dit heeft geholpen, maar Martha heeft die bijnaam haar hele leven behouden. Dankzij internet zal die naam nu de eeuwigheid meegaan.
Martha had ook een spraakgebrek. Als op straat een kwajongen achter haar rug ’Martha Poepenol’ riep, draaide ze zich kwaad om en riep: ’Poffeblomme Mèelap’, daarmee bedoelde ze ’Potverdomme smeerlap'. Mijn tante Godelieve die 93 jaar oud geworden is kon er op hoge leeftijd nog steeds smakelijk om lachen. Hoeveel gezellige avonden heb ik bij haar doorgebracht en ik kon niet genoeg krijgen van haar verhalen. Kon zo’n tijd maar terugkomen.
*(voor de liefhebbers: ’Poepenol’ is Brugs dialect; poep staat voor achterste en nol voor holte)
De acht vuistregels om met probleemgedrag om te gaan
In de twee voorbeelden dit we tot nog toe hebben besproken, de saaie les en het te laat komen, komen enkele strategieën naar voren die we in acht vuistregels kunnen samenvatten.
1. Reageer op een positieve en constaterende manier op het probleemgedrag. Spreek de leerling persoonlijk aan, het liefst op een vriendelijke en verwelkomende wijze, en benoem het gedrag dat je niet wenst.
2. Reageer op de minst storende manier: bijvoorbeeld door naar de leerling toe te gaan om stilletjes te zeggen wat je verwacht. Het kan voldoende zijn eventjes de wenkbrauwen fronsen of kort de regel herhalen zonder sarcasme.
Op agressieve, vijandige of ernstige verstoringen moet wel direct en krachtdadig gereageerd worden. Wij gaan hier dieper op in bij enkele voorbeelden die later aan bod komen.
3. Reageer altijd met respect op de leerling. Ook de meest vervelende leerling heeft recht op passend onderwijs. Uit jouw houding moet blijken dat je het beste wil voor zijn persoonlijke ontwikkeling. Veroordeel het gedrag, maar nooit de persoon.
4. Gebruik een meer uitnodigende taal in plaats van autoritair bevelen of terecht te wijzen. In plaats van ‘Je mag dit of je mag dat niet’, liever: ‘Als ik een vraag stel en je weet het antwoord, dan kan je je hand opsteken’. In plaats van ‘Waarom ben je weeral te laat!’, liever: ‘Jan. je bent wat laat’. Het gaat om de toon waarin je de probleemleerling toespreekt en om de positieve formulering zodat de leerling precies weet wat van hem wordt verwacht. Blijft het bij verbieden, dan weet de leerling nog niet hoe hij zich hoort te gedragen.
5. Vermijd overbodige confrontatie. Waarom-vragen lokken vaak een negatieve reactie uit. Laat de leerling geen gezichtsverlies lijden ten aanzien van de hele klas. Gebruik humor zonder sarcastisch te zijn.
6. Herstel zo snel mogelijk de werkrelatie. Na de korte interactie met de leerling ga je op vanzelfsprekende wijze door met de les. Je houdt hem wel ongemerkt in de gaten en na een paar minuten ga je naar hem toe om te zien of hij werkt aan zijn opdracht.
7. Kanaliseer je eigen frustraties als leerkracht. Ga dus niet in op het secondair gedrag. Laat toe dat de leerling eventjes stoer doet, zolang hij maar doet wat wordt gevraagd.
8. Neem zo nodig de leerling eventjes apart na de les.
Mag ik nog even uw aandacht vragen voor het volgende:
Christelijk onderwijs: Ik heb eens gekeken naar de website van het katholiek college waar ik lang geleden leerling was. Het is nu een gemengde school, wat ik een goede zaak vind. Destijds was het streng verboden contact te hebben met meisjes. Wie verkering had, werd onverbiddellijk uit school gezet. Achteraf gezien een krankzinnige situatie, maar enigszins begrijpelijk want de pil was toen nog niet uitgevonden en condooms waren zeer moeilijk verkrijgbaar :-). Met de pil kwam de grote vrijheid en de hippie-tijd.
Er is echter nog een groot verschil. De activiteiten die op de website van dit oorspronkelijk katholiek college staan vermeld zijn dansfeesten, leuke reizen, sportevenementen en dergelijke. Absoluut niets over christelijke vieringen. God wordt niet meer aanbeden. Er is geen gemeenschappelijke eredienst meer. Er wordt niet in gemeenschap gebeden. Er zijn nu geen priester-leraren meer; dat waren mensen die soms niet erg bevoegd waren om les te geven, maar ze waren een voorbeeld van offervaardigheid, dienstbaarheid, onvoorwaardelijke inzet. Het waren goede mensen die de jeugd inspireerden.
Kortom, het is geen christelijke school meer. Het is eerder een pretpark, dat het materialisme en het individueel genieten promoot. De christelijke scholen kunnen beter het predikaat christelijk laten vallen. Dat zou eerlijker zijn. Dan zou het goed zijn dat er echte christelijke scholen worden opgericht, waar God wordt aanbeden en dagelijks gezamenlijk wordt gebeden.
Dit is geen oproep tot bekering. Ik ben zelf niet kerkelijk, maar ik neem de wijsheid van de bijbel als maatstaf. Als God op zo’n manier zoals nu in het onderwijs totaal wordt genegeerd, dan is er voor Europa geen toekomst meer. „Als het christendom verdwijnt, dan komt de islam in de plaats”: we zijn goed op weg. In de grote steden zijn de moslims in de christelijke scholen al in de meerderheid.
Volgens Kierkegaard heeft de religieuze mens een absolute verhouding tot God. De moslims hebben dit goed begrepen.
lees verder in ‚De gerespecteerde leerkracht’
andere teksten:
KLIK OP AFBEELDINGEN VOOR MEER INFORMATIE ( mijn twee boeken verschenen in januari 2018):