Voorwoord
De scholen in Nederland, Curaçao, Bonaire en België die het basismateriaal hebben geleverd voor deze handleiding wil ik in de eerste plaats hartelijk dank zeggen. Op al deze scholen heb ik enthousiaste leerkrachten ontmoet die met hart en ziel zich inzetten voor hun leerlingen. Gedragsproble- men bij een kleine minderheid van de jongens en meisjes die op deze scholen waren ingeschreven, konden in alle openheid worden besproken. Tijdens mijn observaties in de klassen en de interviews met de leerkrachten die voorafgingen aan mijn trainingen, had ik het voorrecht getuige te mogen zijn van de manier waarop in de klassen de pedagogische opdracht van het onderwijs wordt vervuld.
In de school komen alle kinderen, van alle rangen en standen en van totaal verschillende afkomst. Hier wordt bepaald hoe de toekomstige samenleving eruit zal zien. Er is geen reden om bezorgd te zijn. Ons onderwijssysteem behoort tot het beste van de wereld. De overgrote meerderheid van de leerlingen presteert goed. Hun persoonlijkheid wordt er gevormd zodat zij later verantwoordelijke en solidaire volwassenen zullen zijn. De meesten behalen hun einddiploma en de meer talentvolle leerlingen gaan nieuwe uitdagingen aan totdat zij tot de specialisten, de experts en de leiders gerekend kunnen worden.
Er is echter een klein percentage leerlingen, minder dan vijf procent, dat problematisch is. Afwijkende persoonlijkheidskenmerken in combinatie met ongunstige omgevingsfactoren zijn er oorzaak van dat zij zich niet kunnen aanpassen aan de school. Een paar van hen in de klas zijn in staat de lessen grondig te verstoren en het leven van leerkrachten erg zuur te maken. Soms zijn ze een gevaar voor de andere leerlingen. Anderen worden door hen gepest, bedreigd of geïntimideerd. Hun problematisch gedrag is soms zo hardnekkig dat de leerkrachten ten einde raad zijn.
Deze lastige leerlingen zijn echter ook onze medemensen voor wie we verantwoordelijk zijn. Ook deze kinderen hebben recht op goed onderwijs en moeten hun talenten kunnen ontplooien. In dit boek wordt geen wondermiddel geboden om dit mogelijk te maken. We moeten aan de ene kant rekening houden met wat haalbaar is voor de leerkrachten en aan de andere kant moeten we zoeken naar hoe het gedrag van deze leerlingen veranderd kan worden. De ervaring en het wetenschappelijk onderzoek tonen aan dat probleemgedrag op school effectief kan worden aangepakt, op voorwaarde dat een systematische en goed onderbouwde strategie wordt toegepast. Deze strategie wordt in deze handleiding uiteengezet aan de hand van diverse concrete voorbeelden uit het basisonder- wijs, het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs.
Ik hoop dat deze handleiding voor de leerkrachten en de schooldirecties een steun mag zijn, zodat leerlingen die een groot risico lopen te mislukken toch hun plek kunnen vinden in een solidaire en vreedzame wereld.
Hoofdstuk 1. Professioneel omgaan met probleemgedrag
Het was vrijdagmiddag, tijdens de laatste les van de week. De leerlingen waren rumoerig en de lera- res kon met moeite de orde in de klas handhaven. Plotseling riep een leerling achterin de klas luid- op:’ Mevrouw, hoe vaak heb je deze week al seks gehad?’. Het werd doodstil in de klas. Iedereen was verbouwereerd over de brutaliteit van die leerling. Men wachtte in spanning af. De lerares, een dame die al dertig jaar les gaf op deze school, bleef rustig vooraan de klas staan en zei niets. Na enkele minuten oorverdovende stilte vroeg de leerling: ‘En? Durf je het niet te zeggen?’. Toen keek de lerares hem met twinkelende ogen aan en zei: ‘Wacht even, ik ben nog aan het tellen’.
De hele klas bulderde het uit van het lachen. De spanning was gebroken en die brutale leerling gaf een applausje voor de lerares. Vanaf dat moment kon zij verder les geven en iedereen was vol aan- dacht.
De leerkracht had ook totaal anders kunnen reageren. Het zou heel begrijpelijk zijn dat ze heel boos werd over dit totaal onacceptabele gedrag. De leerling had ze onmiddellijk de klas kunnen uitwijzen. Indien hij weigerde, dan had zij de hulp van collega’s kunnen inroepen. De directie zou terecht deze leerling voor een week kunnen schorsen.
Twee strategieën met totaal verschillende gevolgen. In het eerste geval werd de sfeer in de klas hersteld. De lerares kreeg de aandacht van alle leerlingen. Met de ordeverstoorder bouwde zij een goede relatie op en dit werd een van haar beste en meest gemotiveerde leerlingen.
In het tweede geval is de spanning zo hoog opgelopen door al het gedoe om die leerling uit de klas te krijgen, dat niets meer terecht komt van de les. De lerares is erg geëmotioneerd en heeft daar nog dagen last van. De brutale leerling wordt een week geschorst. Na die week heeft hij een leerachter- stand opgelopen, zodat dit een nieuwe reden is om de lessen te verstoren. Hij haat die lerares en zint op wraak.
Met dit voorbeeld wil ik aantonen dat de manier waarop de leerkracht reageert op storend of zeer problematisch gedrag van een leerling, bepalend is voor de verdere gevolgen. Hoe de leerkracht reageert bepaalt voor een groot gedeelte of de leerlingen zich beter zullen gedragen en gemotiveerd zullen zijn voor hun opleiding.
Dit wil geenszins zeggen dat op alle probleemgedrag tolerant of met humor gereageerd moet wor- den. De leerlingen zouden gauw doorhebben dat alles kan en dan is het hek van de dam. Dit heeft meteen het dilemma aan waarmee iedereen worstelt die leerkrachten wil instrueren over hoe om te gaan met probleemgedrag: dezelfde techniek die in het ene geval uitstekend werkt, zal in andere situaties een averechts effect hebben.
Het is nooit zo dat een bepaalde techniek of strategie een soort haarlemmerolie is voor alle problemen. Waar het hier om gaat is de houding van deze lerares. Zij blijft kalm en zelfverzekerd. Zij straalt gezag uit. Zij is in staat een humoristische reactie te verzinnen doordat zij er boven staat, een zekere afstand kan bewaren ten aanzien van wat in haar klas gebeurt en zich niet persoonlijk aangevallen voelt. Zij weet dat het gaat om pubergedrag, dat best lastig kan zijn en ongelooflijk kwetsend, maar ze maakt van het incident gebruik om haar leerlingen te tonen hoe we met elkaar horen om te gaan. Agressie leidt bij haar niet tot een agressieve tegenreactie. Wie brutaal is wordt niet vernederd of afgewezen. Deze lerares is een pedagoge in hart en nieren.
In dit boek worden middelen aangereikt om die afstand te bewaren zodat de beste strategie als het ware vanzelf komt bovendrijven. Gezag is natuurlijk voor een groot deel een natuurlijke gave. Per- soonlijkheid win je niet door middel van het toepassen van allerlei trucjes. Waar het in dit boek om gaat is dat de leerkrachten middelen worden aangereikt om hun gezag niet te verliezen en om hun energie ten volle te kunnen wijden aan het bezielen van de leerlingen voor hun vakgebied.
Leerkrachten kunnen het meeste probleemgedrag goed aanpakken
Uit onderzoek blijkt dat zestig procent van de leerkrachten klaagt over disciplineproblemen in de klas. Toch wordt in nagenoeg alle gevallen goed omgegaan met die problemen. In dit opzicht zijn de leerkrachten professioneel bezig. Ik moet het daarom in dit boek niet hebben over de methoden die leerkrachten gebruiken om probleemgedrag bij de meeste leerlingen met succes aan te pakken. De lezer zou niets nieuws vernemen als ik het hier zou hebben over wat leerkrachten al met goed resultaat toepassen. Voor de goede orde zal ik de belangrijkste principes even benoemen. Vooral het eerste principe is belangrijk als klankbord voor de volgende hoofdstukken. In zekere zin zullen we bij leerlingen bij wie het allemaal niet helpt, waarover straks meer, die algemeen bekende principes op een nog systematischer en nog consequentere manier moeten leren toepassen. In de volgende hoofdstukken wordt dit verder verduidelijkt.
De volgende vijf basisregels zijn de belangrijkste om probleemgedrag bij de meeste leerlingen goed aan te pakken:
1. Altijd respect tonen voor de leerling
2. De regels moeten helder zijn en concreet geformuleerd
3. De sancties bij overtreding van de regels moeten vooraf duidelijk zijn
4. De leerkracht moet alle leerlingen gelijk en rechtvaardig behandelen
5. De leerkracht moet een positieve instelling hebben, ook en vooral ten aanzien van de minder makkelijke of minder intelligente leerlingen.
Altijd respect tonen voor de leerling
Als een leerling zich problematisch gedraagt, dan moeten we zijn gedrag veroordelen, maar niet zijn persoon. Dit wil zeggen dat we benoemen welk gedrag we onacceptabel vinden en welk gedrag we van hem verwachten, zonder dat we een uitspraak doen over hem als persoon. Als een leerling bijvoorbeeld voor zijn beurt antwoordt, zeg je dus niet: ‘Doe niet zo onnozel’ of ‘Wat ben jij een vervelend joch’, maar je zegt: ‘Ludo, de regel is dat je pas antwoordt als ik jou aanwijs’. In de tabel 1 worden enkele verschillende manieren beschreven om op dit probleemgedrag te reageren.
Als je zegt: ‘Doe niet zo onnozel’ of ‘Wat ben je een vervelend joch’, dan veroordeel je hem als persoon. Hij deugt niet of hij is een vervelend iemand.
Je kan jouw reactie beperken tot de overtreding: ‘Houd je mond’. Hierbij is de toon waarop je het zegt en jouw houding bepalend voor de verdere gevolgen. Zeg je dit op een vijandige toon, straalt jouw houding uit dat je hem afwijst en zeg je het luidop voor de hele klas, dan zal die leerling hoogstwaarschijnlijk nog brutaler gaan reageren.
Als je je beperkt tot de overtreding en het ook nog eens positief formuleert, is de kans het grootst dat de leerling leert van deze ervaring. Je spreekt hem ook met zijn voornaam aan. Je gaat naar de leerling toe en zegt stilletjes, tot hem alleen, dat de regel is dat hij pas mag antwoorden als je hem aanwijst.
…… lees verder in ‚De gerespecteerde leerkracht’
ANDERE TEKSTEN:
KLIK OP AFBEELDINGEN VOOR MEER INFORMATIE ( mijn twee boeken verschenen in januari 2018):