https://www.ministrando.org/sitemap.xml.gz

jeugdcriminaliteit in België: cijfers | 

Update april 2023:

De 65.377 MOF-zaken( MOF= als misdrijf omschreven feit) die in 2021 binnenstroomden op de jeugdparketten hadden hoofdzakelijk betrekking op de volgende feiten: 

- eigendomsdelicten (28%), met o.a. diefstal met geweld en afpersing, winkeldiefstal, woninginbraken, informaticacriminaliteit, vandalisme - 

- persoonsdelicten (20%), met o.a. slagen en verwondingen, belaging 

- inbreuken tegen de volksgezondheid (15%), met o.a. COVID-19-zaken

 - inbreuken tegen de openbare veiligheid en openbare orde (12%), met o.a. bedreigingen, wapenbezit, smaad, weerspannigheid 

- drugsdelicten (9%) 

- openbare overlast en verkeersdelicten (7%), met o.a. nachtlawaai, dronkenschap, wildplassen

- inbreuken tegen de familie en publieke moraal (7%), met o.a. aanranding, verspreiden van naaktbeelden (sexting).

De sterkste stijger (+20%) noteren we bij de persoonsdelicten: van 11.180 zaken in 2020 naar 13.379 in 2021. Deze stijging met 20% is grotendeels toe te schrijven aan een toename van dossiers met betrekking tot:  

- opzettelijke slagen en verwondingen (+18%, van 8.435 zaken in 2020 naar 9.933 zaken in 2021);  

- belaging (+24%, van 1.949 zaken in 2020 naar 2.426 zaken in 2021). 

Over een tijdspanne van 10 jaar is het aantal persoonsdelicten in 2021 gestegen met 5% (zie grafiek 4). Na een daling tot en met 2015 namen ze vanaf 2016 toe tot en met 2019. In 2020 was er opnieuw een opvallende daling, gevolgd door een forse stijging in 2021. De meest voorkomende dossiers, nl. de opzettelijke slagen en verwondingen, zijn tussen 2012 en 2021 gedaald met 8% terwijl de dossiers inzake belaging met maar liefst 124% zijn toegenomen.

Familie en publieke moraal In 2021 telden we 4.307 dossiers inzake inbreuken tegen de familie en publieke moraal. Vergeleken met 2020 (3.924 dossiers) is deze groep met 10% toegenomen. De inbreuken die vallen onder familie en publieke moraal worden onderverdeeld in drie subgroepen: 

- aanranding en verkrachting, 

- ontucht en seksuele uitbuiting

-  familiale sfeer. 

We zien in 2021 een stijging bij twee van de drie subgroepen 

(1) aanranding en verkrachting: deze dossiers kennen een stijging van 16%. De toename zien we zowel bij verkrachtingszaken (+20%, van 1.089 zaken in 2020 naar 1.307 in 2021) als bij aanrandingsdossiers (+11%, van 945 in 2020 naar 1.047 in 2021). 

(2) ontucht & seksuele uitbuiting: deze zaken zijn met 4% gestegen, van 1.657 zaken in 2020 naar 1.725 zaken in 2021. De toename manifesteert zich vooral bij dossiers met betrekking tot voyeurisme (+11%, van 320 zaken in 2020 naar 356 zaken in 2021), schunnige films, prenten, voorwerpen of boeken (+8%, van 508 zaken in 2020 naar 551 zaken in 2021) en kinderpornografie (+3%, van 482 in 2020 naar 496 zaken in 2021). 

De derde subgroep – familiale sfeer - kent in 2021 een daling van 10%, van 210 in 2020 naar 188 in 2021. Het gaat hier vooral om dossiers inzake familiaal geschil, die met 15% zijn afgenomen (van 192 in 2020 naar 164 in 2021). Kijken we naar de evolutie van de afgelopen tien jaar, dan zien we bij de inbreuken met betrekking tot familie en publieke moraal een stijging van maar liefst 92%: van 2.244 zaken in 2012 naar 4.307 zaken in 2021. Zoals blijkt uit onderstaande grafiek is deze opvallende toename vooral toe te schrijven aan een stijging van de subgroep ontucht & seksuele uitbuiting (+546%, van 267 zaken in 2012 naar 1.725 zaken in 2021) en aan de subgroep aanranding & verkrachting (+34%, van 1.782 in 2012 naar 2.394 in 2021). Bij de subgroep familiale sfeer zien we daarentegen een daling van 4% (van 195 in 2012 naar 188 zaken in 2021). 

Openbare veiligheid en openbare orde In 2021 werden er 7.621 dossiers inzake inbreuken tegen de openbare orde en openbare veiligheid geregistreerd. Dit is een stijging van 9% ten opzichte van 2020, toen er 6.980 zaken werden geregistreerd. De meest voorkomende delicten hier zijn bedreigingen, het wederrechtelijk dragen of onwettig bezitten van wapens en het onwettig verblijf. In vergelijking met 2020 steeg zowel het aantal zaken m.b.t. het wederrechtelijk dragen of onwettig bezitten van wapens als het aantal bedreigingen (respectievelijk met 17%, van 1.330 in 2020 naar 1.558 in 2021 en met 16%, van 2.022 in 2020 naar 2.345 in 2021) terwijl het aantal zaken met betrekking tot onwettig verblijf daalde met 8% (van 1.319 in 2020 naar 1.215 in 2021). Vermeldenswaard is hier ook de stijging van het aantal zaken met betrekking tot weerspannigheid (+26%, 503 in 2020 naar 634 in 2021) en slagen aan een persoon met een openbare hoedanigheid (+15%, van 78 in 2020 naar 90 in 2021). Dossiers inzake smaad zijn daarentegen afgenomen (-13%, van 231 in 2020 naar 202 in 2021). 

Wanneer we kijken naar de evolutie in de voorbije 10 jaar van de inbreuken tegen de openbare orde en openbare veiligheid, dan zien we een stijging van 16%.  In 2020 was er een forse terugval, gevolgd door een nieuwe stijging in 2021. De toename van de inbreuken tegen de openbare orde en openbare veiligheid in de periode 2012-2021 is grotendeels toe te schrijven aan de toegenomen dossiers inzake: - onwettig verblijf (+238%, van 360 in 2012 naar 1.215 in 2021); - wederrechtelijk dragen of onwettig bezitten van wapens (+55%, van 1.006 in 2012 naar 1.558 in 2021); - bedreigingen (+13%, van 2.079 in 2012 naar 2.345 in 2021). Daarnaast zien we eveneens een stijging bij dossiers met betrekking tot weerspannigheid (+70%, van 372 naar 634 in 2021) en smaad (+4%, van 194 naar 202). Bij dossiers inzake slagen aan een personen.

Eigendomsdelicten In 2021 vormen de zaken met betrekking tot eigendomsdelicten nog steeds de grootste categorie met 18.556 zaken (d.i. 28% van de MOF-zaken). In vergelijking met 2020 zijn de eigendomsdelicten licht gestegen (+3%). Deze toename manifesteert zich  bij twee van de drie subgroepen, nl. vernielingen, beschadigingen en brandstichting (+20%) en bedrog (+3%). Bij de subgroep vernielingen, beschadigingen en brandstichting is de stijging vooral te wijten aan de toename van zaken met betrekking tot beschadigingen – vernielingen in het algemeen (+25%, van 1.904 zaken in 2020 naar 2.385 zaken in 2021). Bij de subgroep bedrog zien we een stijging van zaken met betrekking tot informaticabedrog (+17%, van 714 zaken in 2020 naar 837 zaken in 2021) en van dossiers inzake heling & witwas (+10%, van 515 in 2020 naar 569 zaken in 2021). Bij de derde en grootste subgroep - diefstal en afpersing – blijft het aantal dossiers stabiel ten opzichte van 2020 (-1%). Diefstal en afpersing wordt nog eens onderverdeeld in:  gewone diefstal (+2%, van 7.091 in 2020 naar 7.233 in 2021);  diefstal met geweld (-8%, van 3.118 zaken in 2020 naar 2.872 zaken in 2021);  zware diefstal (-3%, van 2.763 zaken in 2020 naar 2.674 zaken in 2021). Wanneer we kijken naar de evolutie van de afgelopen tien jaar, zijn de eigendomsdelicten met 36% gedaald. Deze daling noteren we bij twee van de drie subgroepen:  diefstal & afpersing (-42%) en vernielingen, beschadigingen & brandstichting (-37%). Bij de subgroep bedrog daarentegen is er een stijging van 36%: hier zien we een forse toename van dossiers inzake informaticabedrog  g (+106%, van 406 in 2012 naar 837 in 2021) en van dossiers m.b.t. heling & witwas (+50%, van 379 in 2012 naar 569 in 2021).

Drugs De drugsdelicten zijn tussen 2020 en 2021 gedaald met 7%: van 6.238 in 2020 naar 5.784 in 2021. In iets minder dan driekwart van deze zaken gaat het om drugsbezit, in 24% om het dealen van drugs. Zowel bij het drugsbezit (-7%, van 4.564 in 2020 naar 4.265 in 2021) als bij het dealen van drugs (-10%, van 1.517 in 2020 naar 1.370 in 2021) is er in 2021 een daling ten opzichte van 2020. 

De voorbije 10 jaar zijn de zaken n.a.v. drugsdelicten lichtjes gestegen (+2%), van 5.679 zaken in 2012 naar 5.784 in 2021. Wat opvalt is de forse toename van drugsdelicten in 2013 en 2014, gevolgd door een daling tot en met 2017. In 2018 en 2019 waren er opnieuw stijgingen, om in 2020 en 2021 opnieuw te dalen.

Bron: https://www.om-mp.be/sites/default/files/u159/jstat_jeu_tendensen2012-2021_nl_20220429_0.pdf

Update januari 2019 ( gegevens voor het Vlaams gewest)

Aantal minderjarigen die een als „Misdrijf omschreven feit” hebben gepleegd:

Jongens in 2010: 17.498; in 2011: 16.088; in 2012: 14.369; in 2013: 13.783

meisjes in 2010:    6.303; in 2011:    6236; in 2012:    5097; in 2013:    4610

Uit deze cijfers blijkt dat de criminaliteit bij jongens en meisjes de laatste jaren gevoelig is gedaald. Deze daling wordt in alle westerse landen geconstateerd. Hoe moeten we de sterke daling in de criminaliteit sinds 1990 verklaren?  Het antwoord moeten we niet ver zoeken. De groep die het meest delicten pleegt, tussen 16 en 23 jaar, is in aantal verminderd. Er worden nu eenmaal minder kinderen geboren, een tendens die overal ter wereld zichtbaar is, behalve in enkele shithole countries.

Een tweede verklaring ligt in een sterke daling van het aantal kinderen van tienermoeders, dank zij betere voorlichting en de beschikbaarheid van contraceptiepillen. Tienermoeders zijn namelijk vaker alleenstaand en ze leven van de bijstand; dat is een cocktail die crimineel gedrag bij de kroost aanwakkert.

Uit een Zelfrapportage-onderzoek uit 2013 blijkt dat 29,6% van de jongens tussen 14 en 25 jaar toegeeft minstens één delict gepleegd te hebben (het gaat meestal over kleine misdrijven zoals zwartrijden en winkeldiefstallen). Voor de meisjes lag dit percentage op 17,4%.


Persbericht augustus 2015: „Voor het vijfde jaar op rij is het aantal misdrijven dat door minderjarigen gepleegd werd aanzienlijk gedaald. In 2014 werden er door minderjarigen voor het hele land in totaal 58.914 misdrijven gepleegd, 29 procent minder dan in 2010, zo schrijven Het Laatste Nieuws en De Morgen woensdag.

Er is volgens de statistieken van de parketten een daling voor zowat alle vormen van criminaliteit, met de zware diefstallen, vernielingen, brandstichtingen en onopzettelijke dodingen als sterkste dalers. Ook moord en doodslag namen met bijna een kwart af. De daling is ook in alle gerechtelijke arrondissementen vast te stellen. Zelfs bij absolute koploper Brussel, goed voor 9.405 feiten, daalde de jeugdcriminaliteit met ruim 30 procent”.

Mijn commentaar: Ik werk al meer dan veertig jaar op dit terrein en weet dus dat niets onbetrouwbaarder is dan statistieken over criminaliteit. Jeugdcriminaliteit daalt niet en stijgt niet, wel de statistieken. Als de politie ziet dat er toch geen plaats is in de jeugdgevangenissen of dat er nauwelijks een vervolg komt na de aanhouding, dan wordt vaker in der minne geregeld of na een berisping wordt de jongere weggestuurd. Dat Brussel het zo goed zou doen, is een lachertje. De criminaliteit is daar de laatste jaren zo uit de hand gelopen in wijken met niet-westerse immigranten, dat er no-go areas zijn, dus daar worden geen pv’s gemaakt. In bepaalde wijken is het beter geen aangifte te doen om repressailles van de dader en zijn familie te voorkomen. Ook doen veel burgers geen aangifte omdat het toch geen zoden aan de dijk zet.

Wat de moorden betreft: als er 8 moorden gepleegd worden in plaats van 10 een jaar eerder, dan is er een daling met 20 procent. Maar goed, de criminologen hebben weer wat te doen.

Of er in een land nu veel of weinig geld wordt besteed aan jeugdbescherming en reclassering,  het maakt weinig of niets uit. Het is beter vooral aandacht te besteden aan goed en aangepast onderwijs voor risico-kinderen, zodat alle kinderen hun specifieke talenten kunnen ontplooien, en aan deskundige orthopedagogische hulpverlening in de scholen.


Jeugdcriminaliteit in België, jaar 2005

ref. Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie: Onderzoek met betrekking tot de productie en wetenschappelijke exploitatie van cijfergegevens aangaande jeugddelinquentie en jeugdbescherming (Eerste onderzoeksrapport: Analyse van de instroom op de jeugdparketten voor het jaar 2005). Brussel: Juli 2007

Deze studie werd gemaakt op basis van een uniform registratiesysteem van de jeugdparketten over het jaar 2005:

In 2005 werden 82305 protectionele zaken bij de jeugdparketten aangemeld waarbij 66342 minderjarigen tussen 12 en 18 jaar waren betrokken. Dat is per 1000 minderjarigen tussen 0 en 18 jaar gemiddeld 41,4 zaken. Er zijn grote verschillen tussen de verschillende parketten: het meest in Luik (60,3), het minst in Turnhout (22,9). De onderzoekers konden op grond van hun gegevens geen verklaringen hiervoor vinden. Er is ook een groot verschil tussen de Frantalige en de Nederlandstalige parketten, respectievelijk 48,3 en 32,3 zaken per 1000 minderjarigen werden aangemeld.

Niet alle aangemeide zaken betreffen een misdrijf, slechts 55,1 %; de rest betreft problematische opvoedingssituaties. In 2005 werden in totaal 45722 misdrijven gepleegd door minderjarigen aangemeld. 5,5 % van de minderjarigen tussen 12 en 18 jaar werden voor minstens één misdrijf aangemeld. Ook hier zijn er grote verschillen tussen de jeugdparketten, maar niet significant tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel.

Voor ongeveer 1,6% van de minderjarigen werd er in 2005 minstens één zaak in het kader van een problematische opvoedingssituatie aangemeld, dat is in totaal 37193 zaken. Merkwaardig is dat dit aantal in de Franstalige gewesten het dubbele is van het aantal in Vlaanderen. Bij deze zaken gaat het bijvoorbeeld om weglopen, onbuigzaamheid en schoolverzuim. Wellicht wordt in Vlaanderen bij deze zaken vaker beroep gedaan op het buitenrechterlijk circuit. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat in sommige Franstalige jeugdparketten bij een problematische opvoedingssituatie alle kinderen uit het gezin worden opgeroepen. Verder zou de minder gunstige sociaal-economische situatie in Wallonië van invloed kunnen zijn (door de stress op het gezinsleven zijn er dan ook meer opvoedingsproblemen).

Wat de ernst van de criminaliteit betreft vallen de cijfers mee. 42,7% van de aangemelde misdrijven zijn vermogensmisdrijven, 17,8% misdrijven tegen personen en 14,4% verkeersmisdrijven. Verdovende middelen maken 10% van de misdrijven uit. Ernstige geweldsmisdrijven zoals moord, doodslag of poging tot moord of doodslag kwam in totaal 39 keer voor; het gaat om 0,08% van alle aangemelde misdrijven gepleegd door minderjarigen. De gemeenschappen verschillen in het aantal misdrijven gepleegd tegen personen: 15,3% voor de Franstalige jeugdparketten, 10,7% in Brussen el 8,7% voor Vlaanderen. Het is gissen naar de oorzaak hiervan (meer aangiftebereid in het Zuiden van België of sneller verwezen naar het buitengerechtelijk circuit in Vlaanderen?). De drugsmisdrijven gaan in hoofdzaak over het bezit en gebruik van softdrugs. De 10% misdrijven tegen de openbare veiligheid of de ‘urban crimes’ zoals wapendracht, bedreigingen en misdrijven tegen het gezag van de overheid komen vooral voor in de grote steden Brussel, Charleroi, Luik en Antwerpen, maar het gaat meestal om bedreigingen.


Welk profiel hebben de aangemelde minderjarigen? 76,7% zijn jongens. Meisjes zijn het sterkst vertegenwoordigd bij verkeersmisdrijven en het minst bij misdrijven tegen de openbare veiligheid en drugsmisdrijven. De piek ligt rond 16 jaar. Van de meer ernstige misdrijven nemen de jongens 90,2% voor hun rekening. Meisjes worden vooral aangemeld voor winkeldiefstal; jongens voor fiets- of motodiefstal.

Wat de problematische opvoedingssituaties betreft ligt de aanmeldingsgraad op 4,8 voor de jongens en 4,0 voor de meisjes. Meisjes worden meer aangemeld voor weglopen. Jongens meer voor onbuigzaamheid en schoolverzuim.


Mijn persoonlijke commentaar: Jeugdcriminaliteit: Een beperkt probleem

Met een halve eeuw vertraging op de andere westerse landen is in België eindelijk door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie een statistisch onderzoeksrapport verschenen over de jeugdcriminaliteit. Het rapport heeft weliswaar een onmogelijke titel (Onderzoek met betrekking tot de productie en wetenschappelijke exploitatie van cijfergegevens aangaande jeugddelinquentie en jeugdbescherming), maar het geeft een aardig beeld van de in 2005 door minderjarigen gepleegde misdrijven. Het gaat om in totaal 45722 misdrijven, wat betekent dat 5,5% van de minderjarigen tussen 12 en 18 jaar voor minstens één misdrijf werd aangemeld bij de jeugdparketten. Er zijn volgens de onderzoekers in het algemeen geen sterke verschillen tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Tegen de verwachting in is er geen concentratie van jeugdcriminaliteit in de grote, meer verstedelijkte gerechtelijke arrondissementen.

Als we echter kijken naar de aard van de delicten, dan komen misdrijven tegen personen (zoals opzettelijke slagen en verwondingen, seksuele misdrijven) meer voor in Wallonië (15,3%) en Brussel (10,7%) dan in Vlaanderen (8,7%). Op basis van de beschikbare gegevens is het gissen naar de oorzaken. Misschien is er meer aangiftebereidheid in het Zuiden van het land omdat daar de gevoelens van onveiligheid sterker zijn. De 10% misdrijven tegen de openbare veiligheid of de ‘urban crimes’ zoals wapendracht, bedreigingen en misdrijven tegen het gezag van de overheid komen vooral voor in de grote steden Brussel, Charleroi, Luik en Antwerpen. Het gaat meestal om bedreigingen.

Niet aangehouden minderjarigen komen uiteraard niet in deze statistieken voor, maar het rapport geeft wel een beeld van de criminaliteit onder jeugdigen. De meeste misdrijven zijn kruimeldelicten, diefstallen en verkeersmisdrijven. Verdovende middelen maken 10% van de misdrijven uit. Hierbij gaat het voornamelijk om het bezit en verhandelen van softdrugs. Zeer ernstige geweldsdelicten komen zelden voor: moord of poging tot moord door een minderjarige kwam in 2005 39 keer voor, dat is 0,08% van het totaal aantal misdrijven gepleegd door jeugdigen.

Al met al biedt dit onderzoeksrapport een duidelijk bewijs dat het met de jeugdcriminaliteit best meevalt: 94,5% van de minderjarigen wordt niet aangehouden door de politie en de 5,5% die wordt aangemeld bij de jeugdparketten pleegt hoofdzakelijk kleine delicten die geen gevaar vormen voor de burgers.

Bij het profiel van de daders wordt een onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes. 76,7% zijn jongens. Meisjes zijn het sterkst vertegenwoordigd bij verkeersmisdrijven en het minst bij misdrijven tegen de openbare veiligheid en drugsmisdrijven. De piek ligt rond 16 jaar, daarna begint het af te nemen. Van de meer ernstige misdrijven nemen de jongens 90,2% voor hun rekening. Meisjes worden vooral aangemeld voor winkeldiefstal; jongens voor fiets- of motodiefstal.

De begrippen allochtoon of etnische achtergrond komen in het onderzoeksrapport niet voor. Dit wijst op een taboe en dat is om drie redenen jammer. Ten eerste weten we niet naar welke groepen de beleidsprioriteiten moeten uitgaan. Ten tweede kan op dit onderzoek de verdenking rusten dat het Instituut voor Criminologie niet onafhankelijk van de politiek opereert. Ten derde, en dit is gevaarlijk, is het koren op de molen van extreem-rechts die kan beweren dat de criminaliteit onder jonge allochtonen zo hoog is dat de overheid met de cijfers niet naar buiten durft te komen. Als we kijken naar Nederland, waar 17 jaar geleden dit taboe werd doorbroken, dan valt het nog redelijk mee met de criminaliteit onder allochtonen. Alhoewel sommige groepen vijf keer meer misdrijven plegen, komt 85% van bijvoorbeeld de Marokkaanse jongens niet in aanraking met de politie. De minister van justitie mag dit taboe rustig opheffen.

In het rapport wordt ook ruim aandacht besteed aan minderjarigen die omwille van problematische opvoedingssituaties (weglopen, onbuigzaamheid, schoolverzuim) bij de jeugdparketten worden aangemeld. Het gaat in totaal om 37193 zaken in 2005. Merkwaardig is dat dit aantal in de Franstalige gewesten het dubbele is van het aantal in Vlaanderen. Wellicht wordt in Vlaanderen bij deze zaken vaker beroep gedaan op het buitenrechterlijk circuit omdat dit circuit beter wordt gesubsidieerd.

Tot slot is het jammer dat het rapport niet eindigt met een aantal inhoudelijke beleidsconsequenties. Beleid inzake jeugdcriminaliteit is niet alleen een juridische en statistische kwestie. Vanuit pedagogisch oogpunt zou bijvoorbeeld gewezen kunnen worden op de noodzaak de meeste aangehouden minderjarigen buiten het rechterlijke circuit te houden. De jeugdparketten houden zich voornamelijk bezig met kattenkwaad en probleemgedrag dat vanzelf zal verdwijnen. Gerechtelijke interventies en hulpverlening voor deze jongeren is geld over de balk gooien, wat in Wallonië sterker het geval is dan in Vlaanderen. We kunnen hen beter uit deze circuits houden zodat de jeugdrechters minder belast worden en zich kunnen concentreren op de beperkte groep jonge criminelen, met groot risico op recidive, die een gevaar zijn voor de samenleving. Door een betere prioriteitenstelling in de jeugdbescherming komen financiële middelen vrij voor instellingen die ouders en leerkrachten ondersteunen in de opvoeding van jongeren die dreigen gemarginaliseerd te raken.


 KLIK OP AFBEELDINGEN VOOR MEER INFORMATIE ( mijn twee boeken verschenen in januari 2018):


STARTPAGINA