https://www.ministrando.org/sitemap.xml.gz

Volwassenenstrafrecht voor jeugdigen of toch niet? 

ref. Reich, W.A., Farlye, E.J. Rempel, M. & Lambson, S.H. (2014). The criminal justice response to 16- and 17-year old defendants in New York. New York: Center for Court Innovation.

In de staat New York kunnen jonge criminelen als volwassenen worden veroordeeld, een gevangenisstraf opgelegd krijgen en een permanent strafblad wat hun kansen op de arbeidsmarkt voor altijd zal reduceren. In 2011 werd besloten een programma te starten dat meer aangepast is aan de jonge leeftijd van de criminelen en dat probeert hen af te leiden van het criminele pad. Dit programma moest wel vallen binnen de wettelijke bepalingen van het strafrecht voor volwassenen. In 2014 werd een eerste evaluatie gemaakt van deze programma’s, met name in welke mate de behandelde jongeren recidiveren en welke factoren het risico voor recidive verhogen.


Achtergrond van de onderzochte 16 tot 17-jarigen (totaal aantal: 4401 jongeren)

  • 77% was man, 60 % werd in de stad New York gearresteerd, 48% was zwart, 26% latino, 23% blank
  • 76% werd gearresteerd voor kleine misdrijven, 12% voor ernstige, maar niet gewelddadige delicten en 12% voor geweldsdelicten. 40% was al eerder gearresteerd geweest


Genomen strafmaatregelen

  • 8% werd veroordeeld en kreeg een permanent strafblad
  • 9% werden veroordeeld tot een gevangenisstraf
  • er werden grote verschillen geconstateerd tussen de verschillende gerechtelijke arrondissementen in de opgelegde maatregelen voor gelijkaardige delicten
  • de strengste straffen werden toegekend aan wie ernstige delicten had gepleegd, aan wie al eerder werd gearresteerd of veroordeeld, aan zwarten en latino’s en meer aan mannen dan aan vrouwen


Risicofactoren voor recidive

  • wat recidive het best voorspelt: aantal voorafgaande arrestaties. van het mannelijk geslacht zijn, niet komen opdagen op de zitting
  • andere minder krachtige risicofactoren: ernst van het misdrijf, van het zwarte ras of latino zijn
  • herhaling van geweldsdelicten: dezelfde risicofactoren als hierboven. Het risico op herhaling is het sterkst bij zwarten. De ernst van het misdrijf was een zwakkere voorspeller van recidive dan het aantal voorafgaande arrestaties en het geslacht.
  • een gevangenisstraf verhoogt in enige mate (niet erg sterk) het risico op recidive op een geweldsdelict. Vanuit het oogpunt van de openbare veiligheid is het, volgens de onderzoekers, geen goed idee om jongeren van 16 of 17 jaar een gevangenisstraf op te leggen.


Interventieprogramma

De jonge crimineel kan op vrijwillige basis deelnemen aan het programma (in het andere geval volgt een traditionele veroordeling). De ouders worden erbij betrokken, Er wordt in de mate van het mogelijke gebruik gemaakt van bestaande programma’s voor gezinsbegeleiding en andere diensten voor jeugdzorg. Per casus wordt bekeken welke soort hulpverlening het meest geschikt is en dit in elk geval in overleg met de ouders. Programma’s variëren van agressie-management, counseling, gezinstherapie, alternatieve straf, afkickprogramma’s, enzovoorts.

Het invoeren van een alternatief interventieprogramma in plaats van een veroordeling volgens het volwassenenstrafrecht was niet nadelig voor de openbare veiligheid: nieuwe arrestaties kwamen ongeveer even frequent voor: namelijk 33% versus 34%.

Jonge criminelen die ernstige delicten hadden gepleegd, recidiveerden minder als zij het alternatief programma hadden gevolgd: 5% nieuwe arrestaties voor ernstige misdrijven in plaats van 7%.

Een voor het beleid interessant onderzoeksresultaat was het volgende: jonge criminelen met een hoog risico voor nieuwe delicten (zie hierboven) werden minder vaak opnieuw gearresteerd als ze het alternatieve programma hadden gevolgd, namelijk 52% tegenover 61%. Maar diegenen die behoorden tot de groep met een laag risico werden vaker opnieuw gearresteerd als ze het alternatieve programma hadden gevolgd: 15% tegenover 9%!

Minderjarigen die ernstige geweldsdelicten hadden gepleegd werden het gunstigst  beīnvloed door het alternatieve programma. De auteurs trekken hieruit de conclusie dat interventies het best werken bij individuen die een hoog risico lopen op recidive en dezelfde programma’s kunnen contraproductief zijn bij jongeren die weinig risico lopen op recidive.

Als we op lange termijn gunstige resultaten willen bereiken, zodat criminelen meer kans hebben op de arbeidsmarkt en ook op andere terreinen beter functioneren, dan is het beter programma’s in te voeren voor criminelen die ernstige misdrijven hebben gepleegd.

Bij de beslissing of de jonge crimineel al of niet een alternatief programma moet volgen, moet het risicoprofiel een beslissende factor zijn.

Veroordeling van 16- of 17-jarigen en detentie leiden hen niet af van een criminele carrière.

Intensieve interventieprogramma’s mogen niet bedoeld zijn voor jonge criminelen die minder ernstige delicten plegen of die behoren tot de lage-risico-groep. Bij hen kunnen die programma’s een ongunstig effect hebben.


Persoonlijke commentaar

De vraag of volwassenenstrafrecht moet gelden voor minderjarige criminelen die ernstige delicten hebben gepleegd, is niet eenduidig te beantwoorden. We vragen ons zelfs af of deze vraag wel zinvol is. Het lijkt ons beter per casus te bekijken welk strafrecht moet worden toegepast. Daar ligt trouwens ook de taak van de onafhankelijke rechter.

Alternatieve programma’s kunnen betere resultaten hebben dan een gewone veroordeling, maar uit bovenstaande cijfers blijkt wel dat 52% van de hoge risico-groep toch nog recidiveert.

Een jongere die een zeer ernstig gewelddelict heeft gepleegd, kunnen we niet zomaar op vrije voeten laten. Toch dient hier rekening gehouden te worden met het risico op herhaling:

Neem bijvoorbeeld de casus van een gewelddadige crimineel die al op jonge leeftijd veel geweldsdelicten heeft gepleegd en bij wie tot nog toe niets heeft geholpen. Als het geweldsdelict zo ernstig is, dat hij volgens het volwassenenstrafrecht tien jaar of langer in de gevangenis zou verblijven, dan lijkt mij dat met het oog op de openbare veiligheid een goede zaak.

Een jongere die eenmalig een zeer ernstig delict heeft gepleegd (denk aan een ’kopschopper’), heeft weinig baat met een langdurige detentie. Hier moet direct na de veroordeling hard gewerkt worden aan reïntegratie in de samenleving en moet de detentie niet langer dan noodzakelijk zijn.


De illusie van evidence-based interventies

Het lijkt heel terecht dat alleen programma’s worden gesubsidieerd waarvan bewezen is dat ze tot goede resultaten leiden. Dit wordt aangetoond door een bepaalde interventiemethode te vergelijken met de traditionele aanpak of met een controlegroep waarmee niets wordt gedaan. In het hierboven beschreven onderzoek worden de effecten van strafrechtelijke maatregelen vergeleken met interventies in en met de omgeving van de jonge delinquent.

Maar hoe effectiever zijn die interventies? Bij de hoge risico-groep was in plaats van 61% recidive, bij de met alternatieve interventies geholpen groep de recidive 52% en bij ernstige delicten daalde de recidive van 9 tot 7 %. Bij de totale groep (hoog-risico plus laag-risico) was er nauwelijks verschil in recidive (33 versus 34%).

We vragen ons af of al de kosten van jeugdzorg en jeugdbescherming wel opwegen tegen die verschillen van enkele procenten. Bovendien kunnen de iets betere resultaten bij de groep die met alternatieve interventies wordt geholpen ook verklaard worden door de extra aandacht en meer toezicht. Het lijkt ons beter dat al dat geld besteed zou worden aan een gerichte inspanning om uitval in het onderwijs te voorkomen en om drop-outs een praktijkgerichte opleiding aan te bieden. Dit zou dan vooral moeten gebeuren in achterstandswijken bij allochtone kinderen die grote kans lopen te mislukken op school.

De mensen die nu werken in de jeugdzorg worden in ons voorstel, aangesteld in die scholen en kunnen op die manier concreet bijdragen aan de opvoeding en de opleiding.

In elk geval moet het beleid erop gericht zijn geen programma’s te subsidiëren voor groepen met laag risico op recidive, maar dit zijn nu precies de programma’s die prioriteit krijgen!  Een ander nadeel van de hype van evidence-based interventies is dat nieuwe initiatieven, die zich nog moeten bewijzen, geen of minder kans krijgen.


ZIE OOK:

Jeugdstrafrecht of wassenenstrafrecht voor jonge criminelen?


de uitzichtloze situatie van een Marokkaanse crimineel


MEER OVER JEUGDCRIMINALITEIT


Overzicht:


KLIK OP AFBEELDINGEN VOOR MEER INFORMATIE ( mijn twee boeken verschenen in januari 2018):


STARTPAGINA



   © Juliaan Van Acker 2024