Orthopedagogiek les 6: ’De behandelingsmethodiek in praktische richtlijnen’
SYNTHESE methodiek: ’Intensieve Multisystemische Orthopedagogische Behandeling’ in de vorm van praktische richtlijnen
Een uitgebreide versie van deze behandelingsmethode in de vorm van een stappenplan, is gepubliceerd, ook als e-book: ’Acker, J.C.A. van (2013). Jeugdzorg en reclassering: harde kern jongeren en Marokkaanse relschoppers. Antwerpen: www.ministrando.org (INFO en BESTELLEN) 2de herziene druk.
In de volgende les (nummer 7) volgt een uitgebreide casusbeschrijving waarin de richtlijnen duidelijk worden toegepast.
6.1 Voorwoord
Het is geenszins de bedoeling dat je je op krampachtige wijze moet conformeren aan bepaalde instructies. Iedereen heeft zijn eigen persoonlijke stijl en manier van omgaan met mensen. Belangrijk is dat elk contact met de cliënt wordt voorbereid: wat moet ik doen volgens de methodiek en hoe zal ik dat in praktijk brengen? en dat na elk contact verslag wordt opgemaakt en het contact wordt geëvalueerd.
Zonder een goed dossier over de jongere is een effectief hulpverleningsproces vrijwel onmogelijk. Zonder goede dossiervorming blijft het meestal bij improviseren zonder kennis van de specifieke noden van de jongere en het systeem waarin hij opgroeit. Zonder een systematische verslaglegging is het onmogelijk de behandeling te evalueren en bij te stellen. Een goed dossier is daarom een professionele plicht. Op de dossiervorming komen we verder terug.
Schematisch:
wat vereist de methodiek? contact met verslaglegging
➜➜➜ ➜➜➜
de cliënt
hoe zal ik dat toepassen? evaluatie
Tijdens het contact met de cliënt ben je dus gewoon jezelf, maar je hebt je wel goed voorbereid om als een expert te handelen. Daarna ben je kritisch over jouw optreden en je evalueert dit om te kijken hoe je in een volgend contact het best verder gaat.
Met cliënt wordt hier bedoeld: de jongere, de gezinsleden, andere personen die dichtbij de jongere staan. De cliënt is in feite het gehele netwerk. Het voornaamste doel van de behandeling is trouwens het tot stand brengen van een ’netwerk van solidariteit’. Dat is een netwerk van mensen die om de jongeren geven en hem standvastig en onvoorwaardelijk kansen blijven bieden.
6.2 De basishouding typeert alle fasen of stappen in het hulpverleningsproces
Wij zijn er voor de cliënten. Dit wil zeggen dat zij samen met ons positieve of succesvolle ervaringen moeten opdoen, kleine stapjes in de goede richting. Alles wat de cliënt dwingt, heeft slechts tijdelijk effect; de cliënt zal zich hoogstens een tijdje conformeren om van ons af te zijn. Wij willen een einde maken aan de steeds terugkerende cyclus van mislukkingen, misprijzen, sancties, verwerping. Om een nieuw proces op gang te brengen moeten we eerst en vooral open staan voor de cliënt: wat hij heeft te zeggen is belangrijk. Wij willen zijn noden en behoeften leren kennen. Wij geven hem alle aandacht. Neem de tijd en forceer niets. Door op de juiste wijze door te vragen, stimuleren we hem om zelf tot inzicht te komen. De cliënt leert op die manier vragen te stellen: Waarom gedraag ik mij op die manier? Wat kan ik ermee bereiken? Zijn er andere manieren om meer succes te behalen?
Dat de cliënt alle prioriteit heeft betekent nog iets heel belangrijk: hij is in zekere zin zijn eigen hulpverlener! Hij moet zelf de diagnose stellen, de behandelingsdoelen bepalen, een plan van aanpak bedenken, het uitvoeren en evalueren. Het is de taak van de hulpverlener om hem hierbij de begeleiden, te ondersteunen, om suggesties te doen, om aan te moedigen en om waardering uit te spreken.
Dit kan allemaal erg utopisch lijken bij cliënten die zwakbegaafd zijn, over weinig verbale vaardigheden beschikken en vol weerstand zijn tegenover bemoeienis van buitenaf. Sommigen zijn al van kleins af eraan gewend dat agressie de beste tactiek is om hun zin te krijgen en dat is heel moeilijk door iets anders te vervangen. Sommigen zitten vol haat, vooral tegenover diegenen die tot de dominante sociale klasse of tot een andere etnische groep behoren.
Toch is het aan de hulpverlener om door zijn inzet en volharding te cliënt te inspireren voor goed gedrag tegenover de anderen en voor het opnemen van verantwoordelijkheid. Liever een heel klein concreet stapje in de goede richting, dan oeverloos gepraat om de ander tot inzicht te brengen.
Respect, samenwerking en solidariteit typeren de juiste hulpverlenende relatie. Zoek steeds naar de positieve mogelijkheden van de cliënt en zorg dat anderen die mogelijkheden en talenten leren te waarderen.
Is er iemand die echt geeft om de cliënt? Alleen zo’n iemand kan positieve invloed uitoefenen.
6.3 Het eerste gesprek
De eerste indruk is o, zo belangrijk. Hoe heb je dat in de hand? Bijvoorbeeld door in jouw voorbereiding niet alleen die crimineel te zien, die verwerpelijke feiten heeft gepleegd, maar hem ook te zien als die jongere die in die en die omstandigheden is opgegroeid, die weinig anders heeft dat zijn criminele vrienden en goed beseft dat hij in de gewone samenleving nauwelijks een kans maakt.
Beschuldiging heeft hier geen zin (dat is de zaak van de rechter en de politie). Onze instelling is vanaf het begin constructief: wat kunnen we er samen met hem van maken? Waar is een kans om een succesje te behalen? Hoe en waar kan de jongere waardering krijgen? Dit heeft niets te maken met een softe aanpak. We weten gewoon, en de feiten bevestigen dit onomstotelijk, dat een harde aanpak alleen vrijwel altijd tot recidivisme leidt. Een harde aanpak moet. Zolang een gevaarlijke jonge crimineel in de gevangenis zit, kan hij geen nieuwe delicten plegen. Maar eenmaal komt hij vrij, want de rechter moet zich houden aan het Wetboek van Strafrecht, die door onze volksvertegenwoordigers is goedgekeurd. Het is de taak van de orthopedagoog om via een goed doordachte aanpak recidivisme te voorkomen.
Niet soft, maar goed doordacht
Zorg vooral voor een sfeer van samenwerking: je hebt de cliënt echt nodig. Niets kan worden opgedrongen of afgedwongen.
Het kan soms heel moeilijk zijn om de cliënt actief te laten zijn, maar iedereen is gevoelig voor aandacht. Zoek naar wat hem interesseert.
Heb je een gesprek met het gezin: zorg dat iedereen aan het woord kan komen; geef iedereen aandacht.
Stel je meteen op als de expert: maak notities en zeg waarom je dat doet. Leg ook de nadruk op de vertrouwelijkheid.
Op de juiste manier doorvragen is een belangrijk tactiek: zonder waarde-oordelen, geen waarom-vragen, gewoon om meer informatie vragen (i.p.v. ‘waarom ben je niet naar school geweest?’, liever: ‘Je bent deze week niet naar school geweest. Kan je daar iets meer over zeggen?’). Dit laatste klinkt niet zo beschuldigend als een waarom-vraag en de cliënt gaat dan niet in de verdediging. Hij zal dan eerder bereid zijn om ook naar jou te luisteren.
stel geen waarom-vragen, maar informatieve vragen
Maak een vervolgafspraak en geef aan wat de volgende stappen zullen zijn (zie verder).
6.4 Je bent iemand die observeert
Doordat je vooral aandacht hebt voor wat de cliënt zelf zegt, denkt en doet en dus voor hem open staat, heb je alle gelegenheid om hem goed te observeren. Je bent echter geen koele waarnemer: je wordt geleid door jouw warme belangstelling voor de ander. Die ander voelt dit aan en krijgt hierdoor meer en meer vertrouwen in jou.
Observeren is meer dan een indruk krijgen: je hebt oog voor wat het gedrag van de ander uitlokt (of je vraagt door om te weten te komen wat de aanleiding was van het gedrag) en je kijkt ook wat de effecten zijn van dat gedrag. Jouw observaties leiden dus tot inzicht in gedragsketens. Als je in het gezin bent bijvoorbeeld krijg je op die manier inzicht in wie welk gedrag uitlokt bij anderen en hoe er wordt gereageerd op dat gedrag. Dit is echt iets om daarna op een precieze manier verslag over te doen.
heb vooral oog voor de interacties: wie lokt wat uit? hoe reageren de anderen op het gedrag? welk effect heeft die reactie?
Aangezien we over verschillende terreinen informatie willen inwinnen, sturen we in de mate van het mogelijke de gesprekken en de gelegenheden om te observeren. Wij hanteren hiervoor het raamwerk van de risicofactoren en protectieve factoren (zie verder).
6.5 Concrete gedragsbeschrijvingen zijn de bouwstenen van de behandeling
De behandeling moet altijd leiden tot gedragsveranderingen, maar dan moeten we wel eerst weten welk gedrag precies we willen veranderen (liever: welk gedrag de cliënt zelf moet willen en leren veranderen).
Let op: zoals bij elke stap doe je dit samen met de cliënt. Je vraagt naar concrete voorbeelden en je vraagt hierop door. Dat is ook een vorm van aandacht geven. We hebben belangstelling voor wat hij zelf dagelijks concreet meemaakt.
Elke uitspraak die je opschrijft over een cliënt moet gebaseerd zijn op concrete voorbeelden
Bij alles wat je over jouw cliënt leest in een ander dossier of in een psychologisch verslag: zelf nagaan of dit wordt bevestigd door jouw eigen concrete observaties
Op die manier leer je de cliënt de problemen in perspectief te zien. Hij leert te relativeren en verkrijgt inzicht in de gedragsketens (dit kan een zeer belangrijk therapeutisch effect hebben!).
Wij doen niet zoals iedereen: onze cliënten labelen of er een stereotype op plakken. Integendeel: we kijken gewoon hoe zijn gedrag in de gewone dagelijkse omgang tot stand komt
De werkzame strategie hierbij is dat de hulpverlener de cliënt leert van op een afstand naar de problemen te kijken. Dat is vaak het begin van de oplossing: leren naar jezelf te kijken en zien waarmee je eigenlijk bezig bent.
6.6 Dossiervorming
rommelig dossier = verwarde hulpverlener
Het dossier kan je het best opbouwen rondom de risicofactoren en de protectieve factoren waarvan op wetenschappelijke wijze is aangetoond dat er een verband is met crimineel gedrag. Dit wil zeggen dat de behandeling gericht moet zijn op deze factoren. Door systematisch hierover informatie te verzamelen en op te schrijven wordt het mogelijk planmatig te werken en jouw interventies regelmatig te evalueren. Gebruik bij de rapportage daarom steeds het onderstaande raamwerk (eerst en vooral win je informatie in over deze factoren, daarna kan je bij elke factor aangeven of het aanwezig is, wat de intensiteit is, hoe je dat wilt aanpakken, wat het resultaat ervan is). Elk contactverslag moet in principe enige informatie bevatten over een of meerdere factoren (bijv. concrete voorbeelden die het illustreren, de invloed ervan op het gedrag van de betrokkenen, hoe je hen inzicht bijbrengt, wat je met hen overlegt om het aan te pakken, welke veranderingen zijn opgetreden,…).
de risicofactoren en protectieve factoren vul je in de loop van de behandeling steeds verder aan: op die manier kan je de focus richten op wat van grote invloed is op crimineel gedrag, kan je de interventie systematisch plannen. Wijzigingen in die factoren maken evaluatie mogelijk.
In mijn eigen praktijk bleek vaak dat bij behandelingen die dreigen te mislukken of die vastlopen het herlezen van het dossier van begin tot einde meestal tot nieuwe ideeën leidt. Als je de verslagen goed hebt bijgehouden vindt je daarin nieuwe mogelijkheden om de behandeling een nieuwe wending te geven. Bij herlezen zal je vrijwel altijd opmerken dat je belangrijke dingen over het hoofd hebt gezien of dat je een andere invalshoek hebt verwaarloosd. Besteed dus veel aandacht aan een goed dossier: het zal jouw professionaliteit ten goede komen.
Ik ben mij er goed van bewust dat de opdracht een goed dossier bij te houden, kan leiden tot te veel administratief werk. In mijn eigen praktijk werd ik altijd vergezeld door stagiaires die het gespreksverslag opmaakten.
Samenwerking met een universiteit of hogeschool kan een oplossing bieden en voor de studenten is het interessant of van zo nabij een behandeling mee te maken. Is die samenwerking niet mogelijk, probeer dan zo goed mogelijk het dossier bij te houden. Het belang van de cliënt is ermee gediend en je leert er zelf ontzettend veel van.
De onderstaande lijst is ons belangrijkste diagnostisch instrument. Verzamel daarom de informatie om al die factoren goed te omschrijven voor de specifieke casus. Op basis van al deze informatie kan je het plan van aanpak bepalen en kan je de ontwikkeling van de cliënt volgen.
Belangrijkste risicofactoren (van grote invloed op herhaling van crimineel gedrag)
1. persoonlijkheidsfactoren
- hyperactiviteit en impulsiviteit
- een positiever houding ten aanzien van crimineel gedrag
- drug- of alcoholgebruik
- optrekken met delinquente leeftijdgenoten
2. gezinsfactoren
- laag inkomen, slechte behuizing, groot gezin
- gezinsconflicten
- onvoldoende toezicht op de kinderen
- ouders staan passief of tolerant ten aanzien van antisociaal en crimineel gedrag
- ouders of andere kinderen in het gezin zijn crimineel
3. schoolfactoren
- al in de basisschool leerachterstand opgelopen in taal en rekenen
- weinig binding met de opleiding
- zwakke schoolprestaties
- pesten en/of gepest worden
4. samenlevingsfactoren
- gebrek aan binding of sociale cohesie in de buurt
- drugs zijn makkelijk te verkrijgen
- de buurt ziet er armoedig en verwaarloosd uit
- de lokale bevolking wisselt vaak
Belangrijkste protectieve factoren (die helpen recidive te voorkomen)
- veerkracht: goed kunnen reageren op ongunstige omstandigheden. De veerkracht van een kind kan echter beperkt worden als de ongunstige omstandigheden persistent zijn, extreem zijn en niet afnemen
- goed kunnen plannen
- goede ervaringen en prestaties op school
- positieve relaties met leeftijdgenoten
- een behoorlijke vrijetijdsbesteding
- het vinden van werk
6.7 Wat moet je doen om de hulpverlening te doen mislukken?
- het blijft bij praten, proberen te overtuigen, proberen inzicht te bieden
- het dossier blijft beperkt tot een wat rommelige opeenstapeling van notities, in plaats van een systematische inventarisatie van risicofactoren en protectieve factoren, de wijze waarop deze factoren evolueren in de loop van de behandeling en een plan van aanpak dat goed onderbouwd is en regelmatig wordt bijgesteld (zonder goed dossier is planmatig werken onmogelijk).
- er wordt niets gedaan om de jongere te leren beter te presteren op school, om werk te zoeken en om zich te leren aanpassen aan de werksituatie
- er is geen of nauwelijks contact met personen uit de eigen omgeving van de jongere en die jouw betrokkenheid kunnen overnemen en voortzetten
- de jongere en de gezinsleden komen niet onder de indruk van jouw positief, opbouwend en doelgericht handelen en van jouw oprecht geloof in hun talenten en goede eigenschappen
- de diagnose is destructief, dit wil zeggen dat steeds opnieuw het negatieve en de tekorten op de voorgrond worden geplaatst. Er worden diagnostische middelen en labels gebruikt waarbij onze cliënten altijd in het nadeel zijn
- er wordt te snel een appel gedaan op externe deskundigen of de cliënt wordt voor de zoveelste keer doorverwezen
****************
AANDACHTSPUNTEN VOOR DE ORTHOPEDAGOOG
MAAK ALLES CONCREET
Elke uitspraak die je doet over de cliënt moet bewezen kunnen worden met concrete voorbeelden.
“Piet is een agressieve kerel”: wat doet hij dan wel? tegenover wie? hoe vaak komt dat voor? in welke omstandigheden? als reactie op wat? hoe wordt er op gereageerd? Is dat al lang het geval? reageert hij soms op een niet agressieve manier? ... De antwoorden op deze vragen bepalen of de agressie moet behandeld worden en hoe je moet behandelen (als Piet bijvoorbeeld alleen agressief is tegenover zijn vader omdat die laatste zo kwetsend is, dan moet de vader aangepakt worden).
Als Piet ook aardig en niet agressief kan zijn, dan moeten we hem dat niet meer leren, maar moet hij leren beter om te gaan met die situaties die bij hem agressie uitlokken. Maar dan moet je dus eerst weten welke situaties dat zijn.
Veel trainingen is sociale vaardigheden of asserviteitstrainingen zijn overbodig omdat de noden van de cliënt elders liggen.
Huisbezoeken, de cliënt zien in zijn eigen omgeving, doorvragen over hoe hij met anderen omgaat en hoe de anderen hem behandelen: hierop baseren we straks onze diagnose.
Bij alles wat je hoort en observeert voortdurend de vragen stellen:
Wat deed of zei hij precies?
Waar gebeurde het?
Wanneer?
Wat was de aanleiding of de prikkel?
Wie reageerde erop en hoe?
Wat was het effect hiervan op de jongere?
Omdat de cliënt in zijn gewone dagelijkse leven zich anders moet leren gedragen, is dat gewone dagelijkse leven ook datgene waarin we inzicht moeten verkrijgen en waar de behandeling moet plaatsvinden.
Het aardige van deze strategie is dat we waarde-oordelen achterwege kunnen laten. Weerstand wordt dan niet uitgelokt. Samen met de cliënt kijken we naar wat er gaande is, Dit heeft een niet te onderschatten therapeutisch effect:
- zo leren we samen met de cliënt van op een afstand naar de problemen te kijken (het begin van de oplossing)
- zo leren we samen met de cliënt de problemen te relativeren of in perspectief te zien. Let op: de cliënt moet hier zelf achter komen
- je kan de problemen wel duidelijk benoemen, maar het lokt weinig of geen weerstand uit. Een relatie van samenwerking blijft gehandhaafd.
**********************
REGELMATIG SAMENVATTEN EN INVENTARISEREN
Ook dit is een onderdeel van onze systematische en deskundige werkwijze. Door in elk gesprek regelmatig samen te vatten wat er is gezegd, tonen we hoe serieus we de cliënt nemen. Tevens krijgt hij de gelegenheid te controleren of wij hem goed hebben begrepen. Hij kan het verder aanvullen of bijstellen.
Als we voldoende concrete informatie verzameld hebben (raadpleeg de lijst van risicofactoren en protectieve factoren regelmatig) kunnen we een eerste inventarisatie maken: we plaatsen alles op een rijtje, zowel datgene wat er fout gaat, als datgene wat goed gaat. Dit is een noodzakelijk moment om te bepalen waarmee we zullen beginnen en wat de planning zal zijn om de verschillende problemen achtereenvolgens aan te pakken.
Bij deze inventarisatie moet je kijken of je nu voldoende weet over:
- het hier en nu waarin de cliënt leeft
- over zijn concrete gedrag in diverse omstandigheden (thuis, op straat, op school, bij zijn vrienden, in de sportclub,...)
- over zijn gezin, zijn vriendenkring, de mensen met wie hij een zekere binding heeft
- zijn schoolprestaties, opleidingsmogelijkheden, perspectief op werk
*******************
INTERACTIES ANALYSEREN
Hulpverlening heeft tot doel het gedrag van de cliënt tegenover anderen te veranderen. Dit wil zeggen dat de gewone dagelijkse omgang met anderen moet veranderen. Wil dit lukken, dan moeten we eerst weten hoe hij concreet met anderen omgaat en de behandeling moet gericht worden op de dagdagelijkse interacties. Meestal zal hieruit blijken dat ook de anderen hun houding tegenover de jongere moet veranderen.
Heb je in deze fase voldoende concrete informatie om inzicht te krijgen in het volgende:
- hoe wordt het gedrag van de cliënt beïnvloed door anderen?
- hoe wordt het gedrag van de anderen beïnvloed door de cliënt?
- wat levert zijn gedrag voor hem op?
Het antwoord op deze vragen geeft inzicht in hoe het gedrag werd aangeleerd en wat het gedrag in stand houdt.
Inzicht in hoe de cliënt en andere personen in zijn omgeving elkaars gedrag beïnvloeden biedt inzicht in wat veranderd moet worden en hoe dat veranderd kan worden
In de volgende stap kunnen we op basis hiervan bepalen hoe we het tegenovergestelde wenselijk gedrag kunnen aanleren (in samenwerking met de cliënt èn de anderen die een invloed uitoefenen) en hoe we dat sociaal aangepaste gedrag in stand kunnen houden, zodat duurzame resultaten worden bereikt. Ook bij dit laatste spelen de anderen met wie de cliënt een binding heeft een sleutelrol.
Het is niet de hulpverlener die echte invloed heeft op het gedrag van de cliënt: het zijn de anderen uit zijn eigen omgeving met wie hij een binding heeft
De hulpverlener speelt natuurlijk ook een zeer belangrijke rol, maar dan meer op indirecte wijze: hij zet de anderen aan een andere houding tegenover zijn cliënt aan te nemen en hij ondersteunt zijn cliënt. Hij is een model van iemand die om de anderen geeft, die zich onvoorwaardelijk voor hen inzet en hen daardoor inspireert voor het goede in de omgang met de anderen.
In deze fase helpt hij in eerste instantie de cliënt en de anderen om inzicht te verkrijgen. Dat gebeurt via het diagnostisch gesprek en zo mogelijk via de adviesbrief die daarop volgt. In de volgende fase zal de hulpverlener laten blijken hoe hard hij zich wil inzetten om resultaat te behalen.
Een zinvolle diagnose is een diagnose die begrepen en geaccepteerd wordt door de cliënt. Deze diagnose is het resultaat van het samen onderzoeken van wat er gaande is. Het diagnostisch gesprek (zie handleiding blz. 71-74) en de adviesbrief (blz. 74-77) die daarop volgt moeten daarom het resultaat zijn van goed overleg met de cliënt die het met de diagnose eens is.
Een diagnose kan meer kwaad dan goed doen
- een diagnose is altijd in zekere mate subjectief (wat waar is voor jou, is het daarom niet voor de cliënt)
- er ligt te veel nadruk op het negatieve
- de informatie is niet altijd volledig en betrouwbaar
- er is onvoldoend update (de cliënt kan veranderd zijn; hij moet niet eeuwig het etiket meedragen)
- er is in de diagnose te weinig aandacht voor de eigen behoeften van de jongere
- de voorspelling heeft een stigmatiserende werking, waardoor het een selffulfilling prophecy wordt
- er wordt te weinig rekening gehouden met de complexiteit van gedrag en van de oorzaken
- de diagnose is een product van een controle-cultuur
Daarom moet de diagnose altijd een proces zijn dat je samen met de cliënt doorloopt, waarbij je altijd open blijft staan voor nieuwe informatie en de diagnose eindigt pas als de behandeling is beëindigd.
*****************************
EEN GOED DOORDACHT PLAN VAN AANPAK
De tabel van risicofactoren en protectieve factoren geeft al aan hoe gevarieerd het plan van aanpak voor onze cliënten moet zijn. Er is meestal een cumulatie van risicofactoren die allemaal aangepakt moeten worden willen we een goed resultaat bereiken.
Voor elke cliënt moet een specifiek plan van aanpak opgesteld worden. In ons project zijn er echter vier therapeutische middelen die meestal gebruikt zullen worden:
- het gedragscontract
- training in sociale vaardigheden
- een activiteitenprogramma om leerachterstanden in te halen, om beter te presteren op school, om beroepsvaardigheden aan te leren
- het opbouwen van een netwerk van solidariteit
We verwijzen hier naar hoofdstuk 5 van de handleiding. Een bijzonder belangrijk punt betreft het maken van goede afspraken. Het gaat hier om afspraken met de cliënt betreffende zijn gedrag dat moet veranderen. Hij zal slechts gemotiveerd zijn om zich te houden aan de afspraak als die afspraken met hem samen tot stand zijn gekomen. Hij zal zich slechts kunnen houden aan die afspraken als ze voor hem duidelijk zijn en haalbaar. Kortom, de principes van onze behandelingsmethodiek moeten gerespecteerd worden. Dit blijkt uit de criteria voor een goede afspraak, die we hier nog eens kort samenvatten (volledige lijst, handleiding blz. 85-86):
- de afspraak moet gaan over concreet, waarneembaar gedrag
- niet alles tegelijkertijd willen veranderen of meteen een heel grote stap. Liever: verdeel de afspraak in kleine, haalbare stappen
- de relevante anderen erbij betrekken, want een afspraak is vooral bedoeld om de interacties te veranderen: voor elke betrokkene moet precies duidelijk zijn wat van hem wordt verwacht.
- zodra de cliënt zich heeft gehouden aan de afspraak moet onmiddellijk een beloning of positieve reactie volgen
- de afspraken zijn positief opgesteld
- hoe de afspraak tot stand komt is in zekere zin belangrijker dan de afspraak zelf
- de hulpverlener biedt ondersteuning waar nodig
Een ander wezenlijk punt is de vorming van een netwerk van solidariteit rondom de cliënt. Als zo’n netwerk niet tot stand komt is de interventie gedoemd te mislukken: we gedragen ons slechts sociaal aangepast als we ons verbonden weten met onze medemensen.
Een punt dat niet expliciet werd besproken is het belang van de gedachten, gevoelens en verwachtingen van de cliënt. Cognitieve gedragstherapie, waarbij die cognities worden veranderd, behoort bij de evidence-based interventies. In onze behandelingsmethodiek zullen veranderingen in de cognities een centrale plaats krijgen. De hulpverleningsrelatie zien we vooral als een pedagogische relatie; dit wil zeggen dat de hulpverlener door zijn optreden de anderen inspireert voor goed, verantwoordelijk en sociaal aangepast gedrag. De betrokkenheid die altijd de kern vormt van de pedagogische relatie raakt de cliënt in zijn diepste gevoelens: dat maakt een fundamentele wijziging in zijn houding en gedrag mogelijk. In mijn visie worden verkeerde cognities het best veranderd als de jongere en zijn opvoeders op een of andere manier geraakt worden door de hulpverlener. Gedragstherapie zonder pedagogisch engagement is inhoudsloos.
Misschien is de methodiek als zodanig niet zo belangrijk en is het vooral onze betrokkenheid met het wel en wee van de cliënt die hem inspireert voor het goede. Onze betrokkenheid is echter tijdelijk en moet overgenomen worden door het netwerk van solidariteit.
**********************
AFBOUWEN EN BEËINDIGEN
Elke behandeling moet eens beëindigd worden, liefst binnen een redelijke termijn want andere cliënten wachten en te veel hulpverlening kan de cliënt afhankelijk maken van de hulpverlener. Op tijd beëindigen met redelijke zekerheid op een goed vervolg wordt het best vanaf de start van de interventie voorbereid. Ook moeten we objectief kunnen vaststellen of de doelen zijn bereikt.
Voorbereiden van af de start van de interventie:
- het accent leggen op samenwerking
- de cliënt helpen zelf de diagnose te stellen
- de cliënt helpen zelf de behandelingsdoelen vast te stellen
- continu er op letten waar de cliënt zelf zijn verantwoordelijkheid kan opnemen
- zijn zelfvertrouwen stimuleren door een continue stroom van succeservaringen
Objectief kunnen vaststellen of de behandelingsdoelen zijn bereikt:
Een eerste vereiste is uiteraard dat de behandelingsdoelen concreet zijn en dus waarneembaar. Onze methodiek schrijft dit duidelijk voor. Vervolgens kunnen het bereiken van de doelen in twee vragen formuleren:
1. Zijn de doelen bereikt?
- het gaat altijd om gedragsveranderingen (bijv. geen delicten meer plegen)
- functioneert de cliënt nu beter op belangrijke leefgebieden: gezin, wonen, school, werk, vrijetijdsbesteding, sociale contacten,...)
- neemt het netwerk van solidariteit het over van de hulpverlener?
2. Kan de cliënt bij nieuwe conflicten of problemen:
- zelf tot inzicht en verklaring komen?
- zelf steun zoeken bij zijn netwerk?
- met zelfvertrouwen die conflicten of problemen aanpakken?
- zelf bepalen hoe je dit goed en planmatig kunt aanpakken?
Kortom: de cliënt is deskundig geworden in onze methodiek!
**************************
EVALUEREN
Evalueren van onze behandelingen is een ethische plicht. We moeten voorkomen dat we steeds dezelfde fouten maken, maar vooral: als we effectief werken, moeten wij en anderen ervan leren.
Het gaat er zeker niet alleen om dat we na de behandeling onderzoeken of het nu beter gaat met de jongere; we moeten vanaf de start ‘metingen’ kunnen uitvoeren, zodat we de behandeling steeds kunnen bijstellen.
Criteria om te evalueren:
- afname ernst en frequentie van de misdrijven
bron: strafregister, politiedossiers
- vermindering kracht van de risicofactoren
bron: informatie bij ons diagnostisch instrument, de lijst van risicofactoren
bij risicofactoren denken we voornamelijk aan:
# gebrek aan sociale vaardigheden
# leerachterstanden
# drug- en alcoholgebruik
# slechte, criminele vrienden
# gebrek aan motivatie om te veranderen
- versterken protectieve factoren
bron: informatie bij lijst protectieve factoren
- vorming van een netwerk van solidariteit
bron: dossier
In de volgende les illustreren we de toepassing van deze behandelingsmethodiek aan de hand van een uitgebreide casus.
==========================================================
Overzicht 7 lessen:
- Orthopedagogiek: definitie en visie
- Orthopedagogiek: basishouding hulpverlener
- Orthopedagogiek: een kwestie van solidariteit en verantwoordelijkheid
- Orthopedagogiek: een onhandelbare adolescent
- Orthopedagogiek: repressie tegenover zorg?
- Orthopedagogiek: multisystemische behandeling
- Orthopedagogiek: een ernstig geweldsdelict
- Nobelprijs Orthopedagogiek
KLIK OP AFBEELDINGEN VOOR MEER INFORMATIE ( mijn twee boeken verschenen in januari 2018):