https://www.ministrando.org/sitemap.xml.gz

Tegen de globalisering

Het boek ’La France périphérique' van de geograaf Christophe Guilluy bracht grote beroering in het Franse politieke landschap. De linkse krant La Libération heeft er vijf pagina’s aan gewijd. Dit boek heb ik voor u uitgebreid samengevat.  

(ref. La France périphérique (Christophe Guilluy, 17 septembre 2014) ISBN 978-2-0813-1257-9, ook als e-book). 

De auteur is geograaf en schetst op basis van cijfermateriaal hoe het gewone volk het slachtoffer is geworden van de globalisering. De traditionele politieke partijen hebben er geen aandacht voor. Een alternatief politiek, economisch en cultureel model dringt zich op.

Frankrijk heeft in deze periode van de geschiedenis twee gezichten: het Frankrijk van de grote steden en het Frankrijk ver weg van de steden. Het eerste Frankrijk is de schitterende etalage van de globalisering, waar het hoger kader en de immigranten samenwonen. Het tweede Frankrijk is het Frankrijk van de dorpen, de kleine steden en het platteland, waar zestig procent van de bevolking woont, maar waar zelden of nooit wordt over gesproken. Dat deel van de bevolking wordt aan haar lot overgelaten en vaak misprezen. Daar heerst armoede en wordt gestemd op het Front National.

Hoe is het zover kunnen komen, vraagt de auteur zich af. Waarom werd het gewone volk opgeofferd op het altaar van de globalisering, zelfs als dit indruist tegen de waarden waar politici van links of rechts pretenderen voorstander van te zijn? Hoe kan dit tweede Frankrijk terug de plaats krijgen die haar toekomt?


De globalisering van de economie: zegen of vloek? 

De afgelopen vijftig jaar heeft de Franse samenleving zich aangepast aan de globalisering van de economie volgens het Anglo-Amerikaans model. Een droom is werkelijkheid geworden. Nooit eerder is de welvaart zo hoog geweest. De ondernemingen maken enorme winsten. Het aantal miljardairs stijgt. Frankrijk staat op rang 7 van de landen met de hoogste gemiddelde gezinsinkomens. Het zijn vooral de grote steden waar die welvaart zichtbaar is, waar ook het meest werkgelegenheid is, waar de mobiliteit van werknemers en van goederen werkgelegenheid stimuleert en sociale vooruitgang mogelijk maakt. Het nationaal product komt grotendeels tot stand in de grote steden. Het zijn vooral de hoog opgeleiden die hiervan profiteren en de laag opgeleiden of mensen zonder opleiding vinden er ook makkelijk werk. De middenklasse valt meer en meer uit de boot. De ongelijkheid in inkomens, bezit en status neemt catastrofaal toe.

De politieke klasse werkt ijverig mee met deze geglobaliseerde economie en heeft vooral aandacht voor de sociale en culturele problemen van de voorsteden die het gevolg zijn van de massa-immigratie. Ondanks de opstanden die af en toe opduiken in de voorsteden worden de steden goed beheerd en wordt de samenleving aangepast aan de eisen van het Anglo-Amerikaans economisch model. Dit model triomfeert ondanks de problemen rondom de integratie van etnische minderheden. De Franse politieke klasse belijdt met de mond de principes van ’gelijkheid, broederlijkheid en vrijheid’, maar in werkelijkheid wordt zestig procent van de bevolking genegeerd, ook door de media.


De zwijgende meerderheid komt in opstand

De toenemende globalisering ging goed tot het jaar 2000. Het leek alsof de klassenstrijd was gewonnen zonder geweld en zonder conflicten. De middenklasse van gewone Fransen was onzichtbaar geworden. Zelfs linkse politici en de vakbonden hadden geen aandacht meer voor ’het gewone volk’. Het sociaal beleid leek beperkt te kunnen worden tot de voorsteden. Als er een gevaar dreigde dan leek het, volgens de media en de politici, altijd te zullen komen van de voorsteden, waar de immigranten de meerderheid vormen. Maar in die voorsteden komt geen sociale beweging op gang. Daar ligt niet het gevaar voor ’het systeem’.

Dit alles is radicaal veranderd. De middenklasse die ver van de grote steden woont, komt in opstand. Boeren en vaklieden verenigen zich in actiegroepen. Men stemt voor het Front National en de Europese Unie wordt meer en meer gehaat en afgewezen. De sociale kwestie is tot schrik van de politici niet meer een zaak van de voorsteden, maar doet zich voor ver van de grote steden, waar de meerderheid van de bevolking woont. Nu pas komen de traditionele partijen er achter dat ze de meerderheid van de bevolking aan haar lot heeft overgelaten en dat die meerderheid nu het echte sociale probleem stelt. Er is daar een contra-cultuur ontstaan die zich verzet tegen de politiek die vanuit de grote steden wordt gevoerd. Het hele politieke bolwerk schudt op haar grondvesten. De politieke klasse denkt nog haar vel te kunnen redden met de klassieke economische middelen, maar vergeet dat de samenleving gemaakt wordt door de meerderheid. De zwijgende meerderheid is nu in opstand gekomen.


De mythe van de middenklasse 

De landelijke politiek wordt traditioneel opgebouwd rondom een stevige en welvarende middenklasse die de meerderheid vormt. Dit is nu een mythe die hardnekkig stand houdt. De politici zien niet dat de middenklasse is geïmplodeerd. We hebben meer en meer een rijke tot superrijke bovenlaag en ver daar onder de onderlaag van laag opgeleiden. Men denkt ten onrechte dat die laatste groep in de voorsteden opstandig zullen worden. Radicale sociale en politieke veranderingen zullen integendeel teweeggebracht worden door het perifere Frankrijk.  Dit wil niet zeggen dat de problemen in de voorsteden ontkend moeten worden, maar de immigranten hebben van de globalisering alleen maar te winnen. Het zijn de jongeren, de werklozen, de kleine boeren, de arbeiders, de lagere ambtenaren en de gepensioneerden in de periferie die de negatieve gevolgen van de globalisering het sterkst ondergaan en die daartegen in opstand komen. Die groep maakt geen deel meer uit van de samenleving zoals die is geconcipieerd vanuit de grote steden overeenkomstig de globalisering. Het is ook deze groep waar de massale werkloosheid is te vinden en die de eigen identiteit niet erkend ziet door de machthebbers en de opiniemakers.

We moeten af van het begrip ’middenklasse’. Die klasse is uit elkaar gevallen. De grote politieke partijen die historisch gezien de middenklasse vertegenwoordigen, houden de mythe van een middenklasse in stand. 


De mythe van de verstedelijking

Twee derde van het bruto nationaal product komt tot stand in de verstedelijkte zones. Hierdoor ontstond de mythe dat slechts de steden er toe doen. Het platteland lijkt een leegte die geïsoleerd is van de machtscentra. Maar kunnen de verschillende steden met hun voorsteden zomaar met elkaar worden gelijkgesteld? Is er wel een principieel verschil tussen het platteland en de verstedelijkte gebieden? De mensen kijken overal naar dezelfde tv-programma’s en gaan winkelen in dezelfde supermarkten.

In plaats van de verstedelijkte gebieden te zien in tegenstelling tot een leeg platteland dat er cultureel en economische nauwelijks toe doet, is het beter de afgrond te zien tussen de meest dynamische gebieden en de gebieden die sociaal zeer kwetsbaar zijn.


Het sociaal kwetsbare Frankrijk

In het onderzoek van Guilluy wordt de kwetsbaarheid van een regio bepaald door een score beneden het gemiddelde op zeven indices, waaronder het percentage arbeiders in de actieve bevolking, het percentage deeltijdwerkers, ambtenaren en werklozen. In het metropolitane Frankrijk is 12,3 procent van de regio’s kwetsbaar en in het perifere Frankrijk 74,8 procent. In het metropolitane Frankrijk woont 38,7 procent van de bevolking en in het perifere 61,3 procent. Het is dus duidelijk dat in het perifere Frankrijk de meerderheid woont en dat de meest kwetsbare groepen onder die meerderheid zijn te vinden.


Het metropolitane Frankrijk

Vanuit de grootstedelijke gebieden gezien is protectionisme en regulering van de handel een anachronisme. De vrije markt, het openen van de grenzen, de mobiliteit van kapitalen en van mensen vormen de elementen van een globalisering die de economische groei enorm hebben gestimuleerd. De keerzijde hiervan is dat de polarisatie van de arbeidsmarkt in hoog gekwalificeerde beroepen en werk van ongeschoolden, heeft geleid tot een sociale en demografische herverdeling met grote verschillen in welvaart en welzijn tussen de diverse regio’s, met name tussen het metropolitane Frankrijk en de rest van het land. De sociale en culturele ongelijkheid is nooit eerder zo groot geweest, net zoals de afstand tussen een kleine groep superrijken en de rest van de bevolking. In het metropolitane Frankrijk is die ongelijkheid nog redelijk in de hand te houden, want de overheid doet er alles aan om de immigranten rustig te houden. Hier lijkt de multiculturele samenleving te werken, maar de republikeinse waarden van gelijkheid, broederlijkheid en vrijheid zijn verder weg dan ooit.

De economische crisis sinds 2008 is grotendeels aan de grote steden voorbij gegaan. Dat komt voornamelijk door de doorgedreven specialisatie van de economische bedrijven, waar vooral beroep wordt gedaan op hoog gespecialiseerd personeel. Tussen 2006 en 2011 is in de grootstedelijke gebieden het aantal arbeidsplaatsen toegenomen met 2,6 tot 10,9 procent. In de rest van Frankrijk is de werkloosheid juist fors toegenomen. Doordat de politieke elite en de media vooral aandacht hebben voor de grote steden, ontstaat de indruk dat de globalisering en de vrije markt rijkdom en economische dynamiek creëren. 

Het aandeel van de metropool Parijs in de economie is 30 procent van de totale landelijke productie, terwijl slechts 18 procent van de bevolking er woont. In de meeste geïndustrialiseerde landen zien we dat het leeuwenaandeel van de economische activiteiten in een beperkt aantal grote agglomeraties plaatsvindt. Die gebieden trekken de beste krachten weg uit de andere delen van het land, waardoor de economie er nog meer stagneert. We zouden daarom kunnen concluderen dat de globalisering en het vrije markt-denken alles behalve gunstig is voor de meerderheid van de bevolking en voor de verbondenheid van het land.

Arbeiders en lagere ambtenaren zijn meer en meer weggetrokken uit de grote steden en werken in kleine bedrijven of organisaties. De huizenprijzen in die steden zijn voor hen trouwens onbetaalbaar geworden. Een kwart of meer van de actieve bevolking in het metropolitane Frankrijk bestaat uit hoog gekwalificeerd personeel en hogere ambtenaren. Zij wonen in buurten waar vroeger de arbeiders woonden.

Het resultaat van deze demografische ontwikkeling is dat in de grote steden de bourgeoisie woont, met aan de rand een concentratie van immigranten die in de dienstensector werken of werkloos zijn. De middenklasse is weggetrokken naar het perifere Frankrijk. De immigranten wonen dus niet samen met het gewone Franse volk. In die steden zijn de blanken rijk en de etnische minderheden arm.

In de achterstandswijken van de grote steden is er sprake van grote mobiliteit. Er is niet alleen een continue toestroom van nieuwe immigranten met hun kinderen, maar immigranten die goed geïntegreerd zijn en stijgen op de sociale ladder trekken er weg. Voor die laatsten is de multiculturele samenleving een succes (zij vinden ook hun weg tot in de landelijke politiek), maar de situatie van het gewone Franse volk in het perifere Frankrijk stagneert. Ook in andere Europese landen, zoals België en Nederland, zien we dat allochtonen meer en meer machtsposities innemen in de grote steden en in de landelijke politiek. 

De paradox is dat de gebieden met de grootste sociale en economische ongelijkheid, economisch en sociaal het meest succesvol zijn. De immigranten leven weliswaar in armoede, maar in de grote steden is voor hen werk te vinden, opleidingsmogelijkheden zijn er voldoende en er zijn goede sociale voorzieningen. De middenklasse in het perifere Frankrijk heeft het in deze tijd van economische recessie veel moeilijker. Dit wordt bevestigd door de werkloosheidscijfers: tussen 2006 en 2010 is de werkloosheid onder Franse autochtonen gestegen en onder de immigranten verminderd. Dit is niet het gevolg van positieve discriminatie, maar van de demografische verschuivingen waardoor immigranten de meerderheid vormen in de economische meest actieve regio’s. Volgens de auteur is het daarom absurd te streven naar een integratie van allochtonen en autochtonen in de achterstandswijken, want de globalisering vereist vrij verkeer en een continue stroom van immigranten zorgt voor een eenzijdige etnische samenstelling van de wijken.


De onrust in het perifere Frankrijk

De politiek en de media hebben zich tot nu toe vooral geconcentreerd op de problemen in de voorsteden. De opstanden daar werden gezien als een nieuwe sociale revolutie. De immigranten werden gezien als een gevaar voor het voortbestaan van de Franse natie. Zoals hierboven gezegd profiteren de bewoners van de voorsteden van de concentratie van de economische activiteiten in de grote steden en er ontstaat een middenklasse van allochtonen. De opstand zal eerder komen van gewone Fransen die in het perifere Frankrijk wonen en die meer en meer geconfronteerd worden met een verlies van banen. Vaak zijn het arbeiders en mensen uit de lagere middenklasse die de grote steden gevlucht zijn omdat het samenwonen met immigranten te veel problemen opleverde. Ver van de steden bevinden zij zich echter in een kwetsbare positie: als ze hun baan verliezen is het daar veel moeilijker om nieuw werk te vinden; de waarde van de huizen is er gezakt en de schulden stapelen zich op. In Picardië bijvoorbeeld leeft 15,3 procent van de mensen onder de armoedegrens.

De recente acties van Bretoenen (Bonnets rouges) is een voorbeeld van de opstand van de autochtonen. In die gebieden is er meer en meer radicalisering. De nationale cohesie staat op het spel.


De falende politiek

De Franse politiek is een ruïne: de verkiezingsopkomst is extreem laag, het Front National is de eerst partij in Frankrijk, de partijen die regeren hebben structureel geen meerderheid, de legitimatie van de volksvertegenwoordiging kan in vraag worden gesteld omdat zij een economische model promoten (de globalisering) waarbij geen rekening wordt gehouden met de noden van de meerderheid van de bevolking. De woede van het volk heeft nog geen politieke vorm gekregen, maar dat komt onvermijdelijk. Het onderscheid ’Links tegenover Rechts’ leeft niet meer onder de mensen. De traditionele politieke partijen spreken mensen die zijn uitgesloten niet meer aan. Er is een algemeen wantrouwen tegenover de politiek: 65 procent van de Fransen zegt dat de politici, mannen en vrouwen gelijk, corrupt zijn en 84 procent zegt dat zij vooral handelen overeenkomstig hun persoonlijke belangen. 78 procent zegt dat de democratie niet meer werkt en dat de eigen ideeën niet worden vertegenwoordigd. De volksvertegenwoordigers komen trouwens allemaal uit de hogere sociale klasse en niet meer uit de meerderheid. Van de burgemeesters van de steden met meer dan 30.000 inwoners kwam 12,8 procent uit de arbeidersklasse of de lagere middenklasse; in 2014 was dit gedaald tot 0,4 procent.

Het gaat niet alleen om een breuk tussen de politieke elite en het gewone volk. Even belangrijk is de breuk tussen diegenen die profiteren van de globalisering en de arbeiders en de lagere middenklasse die er vaak het slachtoffer van zijn. Het zijn de arbeiders en de mensen uit de lagere middenklasse die de multiculturele samenleving maken zoals ze is. De elite kan zich afschermen van de immigranten en kan haar kinderen naar witte scholen sturen. Het gewone volk accepteert niet meer de morele lessen van de elite. Diegenen die profiteren van de globalisering stemmen op de traditionele partijen, want zowel de centrum-democraten als de socialisten verdedigingen de globalisering en het vrije markt-denken. De slachtoffers gaan niet stemmen of zij stemmen op het Front National die de globalisering juist bestrijdt.

De toekomst van de Socialistische Partij (PS) ziet er somber uit. De arbeiders en de lagere middenklasse vertegenwoordigt zij niet meer. Haar invloed blijft beperkt tot haar aanhang in het metropolitane Frankrijk. Het Front National die eerst een liberale en conservatieve politiek voorstond, heeft zich gericht op diegenen die oorspronkelijk op de PS stemden en heeft haar programma daaraan aangepast.

Het is te makkelijk om het succes van het Front National toe te schrijven aan populisme. Het gaat eerder om een emancipatie van de vergeten meerderheid die zich wil bevrijden van de politieke elite die slaafs gehoorzaamt aan de wetten van de globalisering. Het verwijt van populisme verwijdert de politieke klasse nog verder van de middenklasse en verhindert hen de oorzaken te zien van de politieke aardverschuiving. De traditionele politieke partijen zijn vervreemd van die middenklasse die de negatieve gevolgen draagt van de globalisering (stagnerende salarissen, werkloosheid, armoede, geringe kans om hogerop te komen) en van de multiculturele samenleving (spanningen tussen de etnische groepen, criminaliteit, slecht onderwijs,…). Christophe Guilluy meent dan ook dat de kiezers van het Front National het gelijk achter zich hebben want zij dragen de negatieve gevolgen van het beleid van de traditionele rechtse en linkse partijen. Het gaat niet om debielen, om racisten of om fascisten, maar om vooral jonge mensen uit het middenkader die zich uitgesloten voelen.

De politieke elite heeft dan ook de neiging om het gewone volk niet meer te raadplegen. Na de negatieve uitslag van het referendum over de Europese Grondwet, werd het verdrag van Lissabon zonder referendum goedgekeurd. Dezelfde elite deed een Zwitsers referendum over de immigratie af als het resultaat van het egoïsme van een rijk land. Het gaat echter om een meerderheid die het slachtoffer is van het beleid van de politieke elite.

Honderdduizenden katholieken hebben meerdere keren betoogd tegen de wet op het huwelijk voor homo’s. Dit heeft niets uitgehaald. Enkele honderden moslims hebben betoogd tegen de plannen om in het onderwijs vooruitstrevende denkbeelden over de rechten van de vrouwen en over het gelijkheidsbeginsel op het programma te plaatsen. De linkse regering heeft dit plan laten varen. Dit verschil komt omdat de katholieken niet vallen onder het electoraat van de PS, terwijl de moslims massaal op die partij stemmen.

Samenvattend kan worden gesteld dat de scheidingslijn tussen links en rechts niet meer opgaat. Het is de etnische afkomst en de eigen identiteit die de echte scheidingslijn trekken tussen de partijprogramma’s.


Het dogma van de mobiliteit

Net zoals er vrij verkeer moet zijn van kapitalen en goederen, moet er mobiliteit zijn van de mensen. Dit betekent niet alleen zich kunnen verplaatsen en wonen al naargelang van de behoeften en geboden kansen, maar ook los staan van een sociale klasse, een geschiedenis, een identiteit. Wie zich daartegen verzet wordt gezien als iemand die zich verzet tegen de vooruitgang, die zich terugtrekt en die vreemdelingen weigert.

De realiteit is echter weerbarstig. Slechts 3 procent van de wereldbevolking emigreert naar een ander land. De rest verplaatst zich slechts binnen de eigen landsgrenzen. De overgrote meerderheid van de mensen woont in het land waar ze zijn geboren. Ondanks deze feiten wordt internationale mobiliteit gezien als onafwendbaar. Emigratie is echter zelden een keuze en meer een noodzaak. Verder zijn het vooral goed opgeleide mensen die emigreren, zowel uit Frankrijk als uit ontwikkelingslanden. Voor jonge werklozen met een lage opleiding biedt mobiliteit, ook binnen de landsgrenzen, geen oplossing.

Het woon-werkverkeer verschilt tussen de hogere kaders en de lagere klassen. De hogere kaders gebruiken veel meer de dure en snelle vervoersmiddelen, terwijl de infrastructuur betaald wordt met het belastinggeld van iedereen. Verhoging van de mobiliteit van de werknemers zou leiden tot een totale verstopping van de wegen en het openbaar vervoer. Ook het internationaal toerisme leidt stilaan tot onhoudbare toestanden en slechts een kleine groep profiteert van de toeristische branche. Kortom, de mobiliteit heeft zijn fysieke en ecologische grenzen bereikt. Op planetaire schaal zou mobiliteit voor iedereen tot een ecologische catastrofe leiden.

In het perifere Frankrijk zitten de mensen in de val. Ze worden gedwongen tot een sedentair leven waardoor perspectief op een hoger salaris of op werk vrijwel onbestaand is. Mobiliteit is voor hen onmogelijk wegens de hoge kosten van de brandstof en de gebrekkige verbindingen met het openbaar vervoer, omdat hun huizen weinig waard zijn en de huizen in de betere economische zones onbetaalbaar zijn. Hen huisvesten in sociale woningen stuit op hun onwil om samen te wonen met immigranten. De politiek staat hier machteloos zodat het sedentair leven in het perifere Frankrijk een onwrikbaar gegeven is geworden.

Deze impasse wordt nog versterkt doordat in het perifere Frankrijk jongeren uit de arbeidersklasse meestal geen hogere opleiding volgen, zodat voor hen sociale mobiliteit onmogelijk is. In het Verenigd Koninkrijk gaan er stemmen op voor positieve discriminatie van blanke jongeren uit de lagere sociale klasse omdat zij lager opgeleid zijn dan allochtone jongeren. Deze laatsten wonen meestal in de grootstedelijke gebieden en dus dichter bij de onderwijsinstellingen.

Samengevat ontstaan er twee soorten Frankrijk. Een hypermobiel Frankrijk in de grootstedelijke agglomeraties en een immobiel perifeer Frankrijk waar de mensen gedwongen worden tot een sedentair leven. In dit perifere Frankrijk zal een alternatief economisch en politiek model verrijzen waar de traditionele politieke klasse geen deel van zal uitmaken omdat deze klasse gefixeerd is op de economische en politieke machtscentra die zich bevinden in het metropolitane Frankrijk met een andere bevolkingssamenstelling.


Het dorp 

We zijn terecht gekomen in een situatie waarin de elite steeds rijker en machtiger is geworden. De elite woont in de grote steden met in hun nabijheid een concentratie van immigranten in de voorsteden. De meerderheid woont in de periferie waar steeds meer armoede en werkloosheid is. Voor de meerderheid lijkt er geen perspectief tot verbetering. Volgens Guilly zal dit niet leiden tot een revolutie in de klassieke zin van het woord. Er ontstaat echter een alternatieve samenleving met nieuwe vormen van solidariteit. Net als in de dorpen van vroeger investeren de mensen op lokaal niveau.

Die alternatieve samenleving is een antwoord op het gevoel van de mensen niet meer thuis te zijn in hun eigen land. 75 procent van de Fransen vindt dat er teveel immigranten zijn en 60 procent voelt zich niet meer thuis. Dit is trouwens een verschijnsel dat zich voordoet in alle westerse landen met veel immigranten (71 procent van de Britten en 67 procent van de Italianen bijvoorbeeld denken er ook zo over). Vooral de moslims worden afgewezen. 63 procent van de Fransen vindt dat de islam niet verenigbaar is met de Franse waarden. Dit is dus niet alleen een zaak van de aanhangers van het Front National.

Tegenover de multiculturele samenleving ontwikkelt zich een samenleving waar de nadruk opnieuw ligt op de eigen identiteit, cultuur en religie. De belangrijkste beweegreden voor die ontwikkeling is de angst van de mensen om een minderheid te worden. In de multiculturele samenleving is geen wij-gevoel ontstaan, vandaar de angst en het gevoel van onveiligheid ten aanzien van ’de ander’. Behoren tot een minderheid betekent dat men afhankelijk is van de goedwillendheid van de meerderheid. Die angst geldt trouwens ook voor de immigranten die om die reden elkaar opzoeken in getto’s. Voor de autochtone bevolking in het perifere Frankrijk worden de dorpen de nieuwe getto’s.

De elite heeft de neiging om de ontstane scheiding tussen de autochtone Fransen en de immigranten te zien als een morele fout is en als het bewijs van het inherente racisme onder het gewone volk. Die scheiding is volgens Guilluy in werkelijkheid een pragmatisch antwoord op de demografische ontwikkelingen. Dank zij de scheiding kunnen conflicten worden vermeden, waardoor in Frankrijk racistisch geweld nauwelijks voorkomt. In 2013 werden in heel Frankrijk slechts vijftig gevallen van racistisch geweld tegen moslims gemeld. Men wil gewoon geen spanningen.

De elite, die in hun wijken probleemloos is afgescheiden van immigranten, verzet zich niettemin tegen de scheiding tussen de autochtonen en de allochtonen. De elite wil vermenging van de etnische groepen opleggen. Het gewone volk verzet zich daartegen en de scheiding is gewoon een feit geworden (vergelijk met de Tuinwijk in Scheveningen waar de autochtone bewoners zich met succes verzetten tegen de komst van allochtonen ondanks de dreigementen van de regenten).

Het zich niet willen vermengen met mensen uit andere culturen is niet alleen een kwestie van het vermijden van conflicten. De mensen willen in hun eigen cultuur wonen. Uit een onderzoek bleek dat in sociale woonwijken met veel immigranten de autochtone gepensioneerden het liefst wilden vertrekken, ondanks het feit dat het er veilig was en zij vaak goede betrekkingen hadden met hun allochtone buren. Niemand wil tot een culturele minderheid behoren in de eigen woonwijk. Ook immigranten willen het liefst wonen in wijken waar zij de meerderheid vormen. De afscheiding en zich terugtrekken in wijken zonder etnische diversiteit is absoluut geen monopolie van de domme, laag opgeleide blanke. De elite houdt deze mythe in stand en verwijt het Front National haar populisme waar het ’domme volk’ zich door laat manipuleren. Het electoraat van het Front National bestaat echter meer en meer uit goed opgeleide jongeren.

De politiek probeert nu al twintig jaar diversiteit op te leggen. Het gewone volk slaagt erin om dit te vermijden in de scholen en in de wijken. De wetgeving of de bevelen van hogerhand falen. Het volk vecht om te overleven en vindt de onderlinge solidariteit terug. Hiervoor is de heersende elite doodsbang, want dit gaat in tegen de principes van de globalisering.

Een sterke aanwijzing voor het verzet tegen de multiculturele samenleving is de toename van het aantal, vooral jonge Franse joden dat jaarlijks emigreert naar Israël. Ook deze groep heeft haar eigen ’dorp’ nodig, in dit geval buiten de landsgrenzen.

De onzichtbare grenzen die zijn gelegd tussen de autochtone en allochtone bevolking betekenen niet per se dat er sprake is van een burgeroorlog. Het gaat erom dat spanningen worden vermeden en dat kan als elke bevolkingsgroep zich veilig voelt in haar eigen wijk of dorp. De politiek kan hier een handje helpen door de immigratie aan banden te leggen en ervoor te zorgen dat niemand tegen zijn zin gaat behoren tot een minderheid in het eigen woongebied. Het perifere Frankrijk biedt aan de autochtonen de kans om in vrede en veiligheid te leven. Dit geldt ook voor de allochtonen in de voorsteden en voor de elite die zich heeft teruggetrokken in de beste wijken van de grote steden.

Het probleem is echter dat het perifere Frankrijk het meest lijdt onder de economische crisis en de gevolgen van de globalisering. Aangezien de meerderheid van de Fransen hier woont zal een sterk politiek beleid nodig zijn om een alternatieve economie te stimuleren.

In de voorsteden van de grote steden met meer dan 200.000 inwoners woont 66 procent van de immigranten en in de steden zelf 60 procent van het hoger kader. De immigranten profiteren hier van de economische dynamiek van de grootstad. Het probleem dat zich hier stelt betreft het beheren van de multiculturele samenleving. Spanningen ontstaan doordat de islamitische waarden haaks staan op de waarden van een westerse democratie en de ontwikkeling tegenhouden.


Conclusie

Tot het jaar 2000 leek het alsof de globalisering niet te stoppen was. De macht en de economische dynamiek lagen in de grootstedelijke agglomeraties. Dit bolwerk brokkelt geleidelijk aan af, niet door opstanden in de voorsteden waar de immigranten in de meerderheid zijn, maar dank zij het perifere Frankrijk. Het gaat niet om een strijd tussen links en rechts, tussen progressieven en populisten of tussen de goeden en de slechten, maar over het ontstaan van een alternatieve samenleving waar het gewone volk, de meerderheid van de autochtonen, hun economische, politieke en culturele rol kunnen hernemen.

Deze strijd tussen de winnaars en de verliezers van de globalisering speelt zich af overal in Europa. De elite vindt dit een catastrofe, maar dank zij de gewone Fransman die terug in het centrum van het debat is komen te staan, dringt het besef door dat een nieuw economisch model noodzakelijk is, zonder dat het daarom om protectionisme moet gaan. Onder druk van de nieuwe volksbeweging worden de politieke partijen herschikt en zullen de instellingen zich moet reorganiseren. Wordt de politiek niet aangepast aan deze nieuwe realiteit, dan valt het ergste te vrezen, zoals het uiteenspatten van de samenleving. Hetzelfde geldt evenzeer voor de Europese en internationale politiek.

In zijn eindconclusie legt Guilluy er sterk de nadruk op dat de angst om een minderheid in eigen land, wijk of dorp te worden universeel is. In bijeenkomsten met allochtonen illustreert hij dit met het volgende verhaal: ’In een bepaald dorp werd een immigrantengezin verwelkomd. Het onthaal was positief. Ze vonden huisvesting. De ouders vonden werk, De kinderen gingen naar school. Dit gezin liet ook neven en nichten overkomen. Ook dit ging goed en de nieuwe immigranten integreerden zich in de nieuwe context. Maar dan lieten die neven en nichten ook hun vrienden overkomen die op hun beurt andere immigranten uitnodigden. Toen kwamen er spanningen in het dorp’. Guilluy vroeg dan waar dit dorp zou kunnen liggen. De toehoorders antwoordden: ’Ergens in Zuid-Frankrijk’. In werkelijkheid gaat het om een Algerijns dorp waar Chinezen zich kwamen vestigen. Toen zagen de toehoorders in dat nergens ter wereld, ook niet in hun landen van herkomst, de mensen massa-immigratie wensen. De angst een minderheid te worden speelt overal.


Persoonlijke commentaar

Wat nog ontbreekt in dit boek zijn concrete voorstellen over hoe nu verder. Dat de oplossing moet komen vanuit het gewone volk is duidelijk. Er moeten meer economische activiteiten buiten de grootstedelijke agglomeraties opgestart worden. De politieke macht moet over het gehele land worden verdeeld. Lokale initiatieven moeten een kans krijgen.

De hoofddoelen van de ommekeer in het landsbeleid moeten zijn: eerlijke verdeling van werk en inkomen en zich verantwoordelijk gedragen op ecologisch gebied. Het eerste betekent dat er een maximum inkomen moet zijn (ik stel voor 15.000 euro bruto per maand) en dat iemand die werkloos wordt altijd aan de slag kan binnen de ’netwerken van solidariteit’ (zie verder). Het tweede betekent voorrang aan lokale productie, vermijden van milieuvervuiling en -vernietiging en kansen bieden aan vakmanschap.

De mensen moeten in hun eigen wijken of woongebieden meer en meer kiezen voor een ’communautair leven’ in ’netwerken van solidariteit’. Onderlinge solidariteit en dienstbaarheid moeten een tegenwicht bieden aan de hebzucht en het egoïsme. Overal zien we dergelijke initiatieven opduiken. Het onderwijs, de maatschappelijke organisaties en de lokale politiek moeten deze initiatieven waar mogelijk ondersteunen en uitbreiden. Netwerken van solidariteit zijn bedoeld om alle mensen het gevoel te geven dat zij er bij horen: jonge criminelen worden intensief begeleid en hulpverleners werken samen met scholen en het bedrijfsleven om deze jongeren nieuwe kansen te geven. Hulpbehoevende zieken en ouderen kunnen altijd rekenen op hulp vanuit het lokale netwerk van solidariteit. Jongeren vervullen na hun studies twee jaar stage bij die netwerken van solidariteit.


Zie ook mijn boeken (klik op afbeeldingen): 


991516037116248
DIGITAL BOOK THUMBNAIL



HOME